Ik ben de kleine dochter van Jaïrus (Ed Hoornik)

Bij de 6e zondag na Pinksteren

 

 
Die Erweckung der Tochter des Jairus door Albert von Keller, 1886

 

Ik ben de kleine dochter van Jaïrus

Ik ben de kleine dochter van Jaïrus.
Ik lig hier op een veel te grote baar.
De dood zit in mijn ogen en mijn haar,
dat, nu de krul eruit is, zonder zwier is.

Ik mis mijn pop, die nu zij niet meer hier is,
slaapt als ik slaap, de vingers in elkaar.
Ik weet dat twee en twee te zamen vier is,
maar nu ik dood ben, is dat niet meer waar.

Waarom had ik daarstraks ook weer verdriet?
Er zou een man die toveren kon, komen,
mij beter maken, maar toen kwam hij niet.

De mensen op het dak en in de bomen
gingen naar huis, maar ik blijf van hem dromen.
Morgen ben ik de eerste die hem ziet.

 

 
Ed Hoornik (9 maart 1910 – 1 maart 1970)
De Nieuwe Kerk in Den Haag, de geboorteplaats van Ed Hoornik

 

Zie voor de schrijvers van de 1e juli ook mijn vorige blog van vandaag.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *