In Memoriam Willem Brakman

In Memoriam Willem Brakman

 

De Nederlandse schrijver Willem Brakman is donderdag op vijfentachtig jarige leeftijd overleden. Dat heeft zijn uitgeverij Querido laten weten. Zie ook mijn blog van 13 juni 2007.

Uit: De reis van de douanier naar Bentheim

“Toen de douanier zich echter bukte merkte hij dat het zware tralieluik van het zwarte gat was weggeklapt en ernaast plat op de vloer lag. Dat was ongetwijfeld een heel karwei geweest, want de hoed was de parelgrijze erbij van het hoofd gevallen en lag daar nog van te getuigen in een schemerige streep schietgatlicht. De douanier schudde het hoofd om deze levensgevaarlijke toestand, hij legde de poot op de vloer en wilde het luik weer terugklappen, maar behalve dat het loodzwaar was zat het op de een of andere manier ook muurvast. Het zweet parelde de douanebeambte buiten dienst op het voorhoofd, maar hoe hij ook rukte en trok, meer beweging dan een paar knarsende centimeters kon hij niet voor elkaar brengen. Bezorgd krabbelde hij overeind en draafde de toren uit om te waarschuwen: kasteeltuin, folterkamer, ergens moest dat onmogelijke paar toch te vinden zijn. Maar dat viel tegen, alle trappen, portalen en binnenplaatsen waren luguber leeg, het enige geluid dat hij hoorde was de muziek van beneden uit het stadje. Met de bedoeling dan maar iedereen te waarschuwen dribbelde hij haastig richting feest en was de eerste lampionnen net gepasseerd toen een abnormale rauwe gil weerklonk. Iedereen keek omhoog naar de toren en naar de heer Van Kol die daar op de borstwering was verschenen. Jasje en vest had de leraar uitgedaan en in zijn witte overhemd en met zijn geheven armen zag hij er uit als een figuur uit een schilderij van Goya.
Ontsteld liep de douanier met de feestgangers mee om te zien wat er allemaal was gebeurd, maar hij koos om niet voortdurend te worden geduwd en aangestoten een zijpoortje en werd daar onverwacht tegengehouden door de parelgrijze.
‘Ze is in het gat geduveld,’ zei ik, ‘in één klap hasjewijne.’
‘Was dat nou nodig?’ riep de douanier verbolgen, ‘zo’n mooie, gevulde vrouw.’
‘Dat viel aardig tegen,’ zei ik, ‘van buiten bol, van binnen hol.’
‘De arme man,’ riep de douanier stampvoetend.
‘Denk toch eens aan dat hoofd,’ zei ik, ‘dat lijdende bekje, die man wil niet anders, heus, daar liggen zijn talenten. Héé, waar is mijn hoed?’
‘Die ligt naast het gat,’ zei de douanier, ‘en naast mijn paardepoot.’
‘Ach,’ zei ik glimlachend, ‘wat een aardige combinatie, hoe komt u overigens op een paardepoot?’
‘Ik denk door Lochem,’ zei de douanier, ‘Staring en al die dingen.’
‘Luister,’ zei ik.
Uit het kasteel, uit het stadje, ja voor mijn gevoel ook uit de lucht klonk een zacht stompend geluid: wom, wom, wom… bom, bom, bom… drom, drom, drom…
‘Ze weten toch niet dat ik hier ben?’ vroeg ik.
‘Ik denk het wel,’ zei de douanier en ja hoor, daar waren ze weer, ik ken ze, o ik ken ze die koppen. Even later was het weer zo ver: paardekopers, stamineebazen, kleine neringdoenden, natuurlijk weer een antiekhandelaar, de hele troep.
Daar ging ik: in mijn gat getrapt, aan mijn haren gerukt, om de oren geslagen, maar één moedige daad wil ik hier toch niet onvermeld laten, met uiterste krachtsinspanning draaide ik mijn hoofd om en schalde achter mij: ‘Heer tollenaar!… wij zien elkander weder!!…”

Brakman2

Willem Brakman (13 juni 1922 – 8 mei 2008)

 

 

Zie ook voor de schrijvers van vandaag, 8 mei 2008, mijn vorige blog van vandaag.