Ingo Schulze, Klaus Rifbjerg, Jan Greshoff, Simone van der Vlugt, Edna O’Brien, Hans Carossa

De Duitse schrijver Ingo Schulze werd geboren in Dresden op 15 december 1962. Zie ook alle tags voor Ingo Schulze op dit blog.

Uit: Simple storys

„Der Zug hielt in jedem Nest. Außer Schnee, beleuchteten Straßen, Autos und Bahnhöfen sah ich nicht viel. Wir saßen zwischen Männern, die zur Arbeit fuhren. Als Ernst eine Apfelsine schälte, dachte ich zum ersten Mal wirklich an Italien.
Auf dem Münchner Bahnhof werden Ernst und er sich erkannt haben. Ich bekam davon nichts mit. Woher sollte ich wissen, wie er aussieht? Nicht mal seinen richtigen Namen hätte ich angeben können.
Ab Venedig erinnere ich mich an ihn. Ein mittelgroßer Mann mit hastigen Bewegungen und einem schlechtsitzenden Glasauge ohne Lidschlag. Er schleppte so einen Wälzer mit sich herum, einen Finger zwischen den Seiten, um immer, wenn Gabriela, unsere italienische Reiseleiterin, etwas erklärte, seinen Senf dazugeben zu können. Ein richtiger Besserwisser eben. Andauernd strich er sein schwarzgraues Haar zurück, das ihm im nächsten Augenblick wieder über Stirn und Augenbrauen fiel.
Den Dogenpalast und die Säule mit dem Löwen kannte ich aus dem Fernsehen. Die Venezianerinnen – selbst die in meinem Alter – trugen kurze Röcke und schöne, altertümliche Käppchen. Wir waren viel zu dick angezogen.
Um unabhängig zu sein, nahmen wir tagsüber in der Provianttasche ein paar Konserven, Brot und Äpfel mit. Abends aßen wir auf dem Zimmer. Ernst und ich sprachen nicht viel, aber immerhin mehr als in den letzten Monaten. »Una gondola, per favore«, rief er mal morgens beim Waschen. Überhaupt machte Ernst den Eindruck, als ob ihm Italien gefiel.
Einmal griff er sogar nach meiner Hand und hielt sie fest.“

 

 
Ingo Schulze (Dresden, 15 december 1962

 

De Deense dichter en schrijver Klaus Rifbjerg werd geboren op 15 december 1931 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Klaus Rifbjerg op dit blog.

 

Finale

Nun singen die Vögel in sich gekehrt
die letzten langen Lautgirlanden
werden aufgerollt und aus dem Weg geräumt
alles kann warten

Die Schüchternheit breitet sich aus
die Amsel zeigt sich nur
gegen Abend und hüpft auf der Jagd
nach einem verlorenen Korn beinah seitwärts

die Bachstelze ist seit langem fort
und die kleinen Sänger nicken einander
entschuldigend zu und entschwinden
ohne einen Laut zwischen den Rugosarosen.

Die Energie der Schwalbe ist nur Schein
sie fliegt mit offenem Schnabel weiter
ohne auch nur das Geringste zu fangen

auf halbe Ration ist man gesetzt
die Bescheidenheit triumphiert
die Tonlosigkeit konkurriert
mit Kalorienarmut

der Wetterhahn kräht nicht mehr
er bringt nur ein trockenes Knirschen hervor
wenn er sich dreht
beim ersten besten Wind.

 

Vertaald door Peter Urban-Halle

 

 
Klaus Rifbjerg (Kopenhagen, 15 december 1931)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Jan Greshoff werd geboren op 15 december 1888 in Nieuw Helvoet. Zie ook alle tags voor Jan Greshoff op dit blog.

 

Winterdienst

Ach, alles wat ik heb bemind
Is weggeblazen door de wind:
De bloemen en het helder groen,
Mijn klein plezier, dit stadsplantsoen;
En dan de zon, de zon vooral!
Ik tref het niet, míjn eenig part
Van de aardsche goedren is de gart.
Ik voel mij eenzaam en misdeeld,
Mijn huid is, als het loof, vergeeld.
Wie weet wat er nog volgen zal?
Wanneer men jong is gaat het wel,
Dan is de winter vol met spel;
Maar ik ben meer dan halverwegen,
Dus heb ik er bezwaren tegen….
Ik ruik, tot mijn verdriet, de stal.
Memento mori gilt de wind
Die alles wat ik heb bemind
Wreed heeft verstoord en weggevaagd.
Het is een arme bloed die klaagt,
Ik vloek eens hartig en doe mal.

 

Meiregen

Zoo half verborgen en geheel vergeten
Bestaan wij als het onaanzienlijkst kruid,
Onvindbaar onder de gebogen breedten
Waar ’t land voorzichtig aan den hemel sluit.
De drift om te gedijen en te stijgen,
Om, sterker dan de wezenlooze tijd,
Ons eigen deel van de eeuwigheid te krijgen
Is heel den zin van onze aanwezigheid:
Een kort verlangen en een traag vergaan
Waarmee wij de aarde warm en vruchtbaar maken
Voor ’t nieuw gewas dat op ons veld zal staan
Trillend van lust om aan het licht te raken.
Wij zijn de kern van duizend verre vormen
Niets gaat verloren en niets is gering….
O ziel, in deze lauwe lentestormen
Kent gij een lied, houd goeden moed en zing:
Meiregen maak dat ik grooter word,
Grooter word;
Groot worden wensch ik zoozeer!

 

 
Jan Greshoff (15 december 1888 – 19 maart 1971)

 

De Nederlandse schrijfster Simone van der Vlugt werd geboren in Hoorn op 15 december 1966. Zie ook alle tags voor Simone van der Vlugt op dit blog.

Uit: De guillotine

“Het is september en warm. Sandrine zit in de schaduw van een kastanjeboom in de tuin en waait zich koelte toe met haar waaier. Uit de hete, stinkende stad dringt een onheilspellend geruis tot haar door. De hele zomer heeft de oorlogsdreiging boven Parijs gehangen, maar nu wordt de stad zelf bedreigd en bereikt de spanning het kookpunt.
Ook Sandrine is bang. Twee weken geleden zijn de Pruisen onder leiding van de hertog van Brunswijk Frankrijk binnengevallen. Deze week hebben ze Verdun ingenomen en nu trekken ze op naar Parijs om een einde aan de Revolutie te maken.
Sandrine durft zich niet meer op straat te vertonen. De haat ten opzichte van de adel neemt de laatste weken weer sterk toe. De mensen geloven dat de hertog van Brunswijk spionnen heeft onder de edelen die nog in Parijs wonen, en dat ze van plan zijn de koning uit de Tuilerieën te bevrijden en hem weer op zijn troon te zetten.
Die avond zit de familie De Billancourt zwijgend aan het diner. Buiten liggen de straten er stil en verlaten bij. Het is juist die stilte die Sandrine niet bevalt. Ze prikt wat rond op haar bord en spitst haar oren bij ieder geluid. Heel in de verte wordt de stilte verstoord door tromgeroffel.
‘Wat is dat?’ Michelle kijkt op.
Sandrine onderschept de verontruste blik die haar ouders wisselen. In de verte klinken schelle kreten.
‘Ik ga eens kijken.’ Haar vader gooit zijn servet op tafel en loopt de eetkamer uit. Hij blijft lang weg.
Buiten wordt er weer geschreeuwd,
steeds luider en steeds dichterbij.
De barones schuift haar stoel naar achteren en verlaat haastig de eetkamer. Michelle volgt haar.
Op dat moment beginnen er stormklokken te luiden.”

 

 
Simone van der Vlugt (Hoorn,15 december 1966)
Cover 

 

De Ierse schrijfster Edna O’Brien werd geboren op 15 december 1930 in Tuamgraney (County Clare). Zie ook alle tags voor Edna O’Brien op dit blog.

Uit: Een meisje van buiten (Vertaald door Molly van Gelder)

“In Londen voelde ik me weer vrij en gedreven om te schrijven. In november 1958 verhuisden we erheen. Ik had nu twee kinderen, Carlo en Sasha, die net als de geliefde schapendoezen van hun grootmoeder eindeloos met elkaar vochten, maar altijd één blok vormden tegen de onbegrijpelijke grotemensenwereld.
Nadat ik de kinderen naar school had gebracht, snelde ik naar huis en ging aan de brede, diepe vensterbank in hun slaapkamer zitten schrijven in speciaal uit Ierland meegebrachte blocnootjes van het merk Aisling, wat ‘droom’ of ‘visioen’ betekent. Op een keer kroop er een insect, een mug, uit het middenbandje en ik schoot in paniek overeind, zo sterk deed het me denken aan Drewsboro en omgeving. Overspoeld door herinneringen, en iets wat nog indringender was dan herinneringen, vergat ik dat ik in een halfvrijstaand huis in Londen was, met een achtertuintje dat uitkeek op een ander achtertuintje en identieke rijtjeshuizen met rode pannendaken. Een sombere buitenwijk.
De woorden tuimelden naar buiten, zoals de haver bij het dorsen door de korf omlaag tuimelt, de harde korrels in zakken worden opgevangen en het rondvliegende kaf in de ogen van de mannen komt, die moeten schreeuwen om boven het lawaai van de machine uit te komen.
In de eerste maand in Londen zat ik bij een universitaire lezing van Arthur Mizener over Hemingway. Toen hij de eerste alinea voorlas uit A Farewell to Arms, soldaten die over een weg lopen en met hun laarzen het stof doen opwervelen, en bladeren die al vroeg zijn gevallen, doorzag ik in een flits hoe Hemingway het kaf van het koren scheidde.”

 

 
Edna O’Brien (Tuamgraney, 15 december 1930)

 

De Duitse dichter en schrijver Hans Carossa werd geboren op 15 december 1878 in Bad Tölz. Zie ook alle tags voor Hans Carossa op dit blog.

 

Geist und Schmetterling am Ufer (Fragment)

Ich bin ein Geist, für kurze Frist gebannt
An dieses Flusses klüftereichen Strand,
Wo Schilfrohr bräunlich blüht, wo die Libellen
Wie heisse blaue Nadeln mich durchschnellen
Und manchmal mit unwirksamer Gewalt
Ein menschlich Lied mich Schauenden umhallt.

Urseele, die nicht endet, nicht beginnt,
Selbst formlos, nur in Formen lebt und sinnt,
Sie hat mich in die Luft hervorgerufen;
Sie weiss für mich noch viele, viele Stufen,
Und jede macht mich lauterer und neuer.
Am Ende werd ich wohl als reines Feuer
Der alten Flamme wieder zugezündet,
Mein Glück erfüllt, mein heiliger Lauf gegründet.

O Stundengang! o Segen irdischer Haft!
Wie fühl ich meine lichtgeborene Kraft
So gross und leidlos über Fisch und Welle!
Was aber bricht an jener Uferstelle
Den gelben Ton der grauen Weidenrinde?-
Zwei Flügel sinds, goldblau mit Purpurbinde,
Die manchmal sich gedankenstill bewegen,
Als ob die Freudenwoge drüber ging

Ich kenne dies; es ist ein Schmetterling,
Ein Wesen mit verwandt, vom Strahl begnadet,
Das trunken lebt und keinem andern schadet.
O wie’s den Äther saugt! Mit starkem Duft
Wie reife Beeren würzt es rings die Luft –

 

 
Hans Carossa (15 december 1878 – 13 september 1956)
Monument in Seestetten

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e december ook mijn blog van 15 december 2013 deel 3.