De Nederlandse dichter en schrijver Jan Jacob Slauerhoff werd geboren in Leeuwarden op 15 september 1898. Zie ook mijn blog van 15 september 2006.
“Het is nog vroeg, voor vieren, de dag is nog in den hemel. Misschien was het beter dat hij er bleef en de wereld voortaan overliet aan den nacht, goedgunstig voor de minnaars en misdadigers, de avonturiers, de eenigsten die aan de lotgevallen dezer wereld nog iets nieuws geven, al is het dan niet onder de zon. Waarom houdt deze laatste toch het doffe dagelijksche leven in gang, overal hetzelfde, in China, in Europa?
Wat zou er gemist worden als de zon eens niet meer kwam? Maar hij komt toch, en daarmee ook dit verhaal te voorschijn. Nu is het nog niet zoo ver, een oogenblik verademing. Lucht en wereld zijn nog even grijs, raken elkaar aan met laaghangende wolken en zacht naar de hoogte zwellende bergen. Daartusschen zijn gaten waardoor een groen verschiet als een hoogerliggende zee glooit. De zon komt op, ergens achter de Tai Sjan, de stad ligt nog in diepe schaduw, het eiland Lappa, waarop de huizen en tuinen van de Westerlingen, yamen en rijke kooplieden liggen, drijft al in rozig licht.
Langs de landtongen meren de sampans in groote zwermen, de gespleten achterstevens omhoog, groen en rood als van watervogels met dubbele staarten. De vrachtschepen liggen roerloos op den stroom, op enkele brandt schaarsch en bleek licht, in de verte wordt bij een kustvaarder, uit een langszijliggenden lichter, geladen, telkens, hoor, de kleine donder van een kraan.
Dan komt er ook beweging in deze wereld. Een groote driemastjonk zeilt dwars door de baai.
Dichtbij ziet men talrijke mannen op het dek; vrouwen met kinderen op den arm tusschen manden met groenten en kippenkooien op den achtersteven. Van den boeg steken vier koperen kanonnen den tromp op. De piraten zijn nog niet uitgeroeid. De jonk is vol lading, leven en beweging. Een poos later drijft hij in de verte als een hol bruin blad op het water en de baai is weer stil en leeg.
Dan schieten plotseling, bijna gelijktijdig, alsof twee kustkanonnen tegen elkaar waren afgevuurd, snelronkend, twee motorbootjes de baai in, één van het eiland, één van de stad. Zij naderen elkaar. Welk van beide is de torpedo? Ze zullen elkaar rammen! Neen, op een paar meter afstand een scherpe zwenking. ‘Stockfish!’ ‘Wooden Shoe!’ Zijn dit oorlogskreten?
De twee aan het roer schijnen dubbelgangers, beiden stokmager, de kleeren fladderend om het lijf. Van dichtbij verschillen ze als engel en duivel: drankduivel en doodsengel. Talman is manager van de South China Bank en honorair consul van Letland, Holland, Oostenrijk en nog een paar kleinere naties.”
Jan Slauerhoff (15 september 1898 – 5 oktober 1936)
De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2006
gij zult rondtasten in de middaghitte
de slaper door een sloopwerktuig ontworpen
eens genummerd als kind is door willekeur omringd
hij gaat tenslotte op zijn tenen staan zijn ogen
zullen eenzaam opklimmen naar een schitterend lichaam in de lucht
dit is mijn geluk dit is mijn ellende
deze dag zal zijn als alle dagen
gedachten worden gedaan rondom de dingen
deels duidelijk deels aangeduid
maar geen zal er daadwerkelijk winnen
slechts even door handoplegging
zal zich losmaken het pakijs van het verdriet
te zijn gebonden een last logge onderdelen
een loopmachine smekend om respijt
om rust in de rage
de dwingende bronnendorst
bah hoe slaat in de goedgesmeerde steden
keer op keer de bliksem in
juist daar waar ik drinken wil
Sachsen
ik a classic
ik dronk de deur open
de deur het rode water
waarvan wij zo vaak samen droomden
ook jij maoni
met 30 dolzinnige ogen onder een voorhoofd
pauwogen pijnlijk open
jij hield niet van beeldhouwershanden onthouden
heuvels en dalen nee en zelfs geen schaduwen
toen wij een rode oto kogten
en naar gross magdenburg reden
daarna in de elmerstrasse ontvouwde jij je kaarten
een staalkaart van stenen appelen
en op de platz de morello-kapelle speelde
weisse schatten ja en sehr reizvoll
wei yes studentensnelle blikken over alle gebreken
globale van de Globe
afwisslend en waar als heuvels en dalen
is het niet waar fredrich?
sonnet
ik
mij
ik
mij
mij
ik
mij
ik
ik
ik
mijn
mijn
mijn
ik
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)
Zie voor de twee bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 15 september 2007. en ook mijn blog van 16 september 2008.
De Turkse schrijver Orhan Kemal (eig. Mehmet Raşit Öğütçü) werd geboren op 15 september 1914 in Ceyhan. Nog tijdens zijn schooltijd moest hij met zijn vader om politieke redenen naar Syrië vluchten. Hij keerde in 1932 terug naar Adana waar hij als arbeider zijn brood verdiende. Tijdens zijn diensttijd werd hij weer om politieke redenen tot een gevangenisstraf van vijf jaar veroordeeld. In die tijd leerde hij de schrijver Nazım Hikmet kennen. Na zijn vrijlating trok hij naar Istanbul waar hij vanaf 1951 als zelfstandig schrijver werkte. Onder het pseudoniem Ekmek Kavgası publiceerde hij in 1949 zijn eerste verhalenbundel en eveneens zijn roman Baba Evi. Later schreef hijook draaiboeken en toneelstukken.
Uit: Schokolade
„Sie waren vor dem riesigen Schaufenster des Süssigkeitengeschäfts. Im Schaufenster waren verschieden grosse Bonbons, Süssigkeiten in Schachteln und Schokolade. Sie schauten zu den Schokoladen. Rechts des dicken und runden Knaben war seine Schwester und links die Tochter des Joghurtverkäufers. Die Tochter des Joghurtverkäufers war etwa so alt wie die Schwester. Die Schwester hatte gerade vorhin den dicken und runden Bruder zum Coiffeure gebracht, mit grosser Mühe. Der Coiffeure hatte einen grossen Spiegel, einen Käfig mit blauem Gitter, im Käfig einen gelben Vogel.
Er war ein Freund des Vaters. Der hauchdünne, pechschwarze Schnurrbart oberhalb seiner Lippe lächelte ständig durch den Spiegel dem Mädchen mit den grossen Busen des gegenüberliegenden Hauses. Auch das Mädchen mit den grossen Busen lächelte, sie lächelten sich gegenseitig an. Ab und zu winkten sie sich gegenseitig. Der dicke und runde Knabe hatte es auch gesehen, als seine Haare rasiert wurden, er hatte auch den gelben Vogel gesehen. Fingergross, es zwitscherte ununterbrochen.
Wenn bloss die Maschine des Coiffeurs sein Haar nicht ab und zu rupfen würde. Das tat ihm so weh. Er wollte aufstehen und fliehen und den Laden von draussen mit Steinen bombardieren. Desshalb mochte er es nicht, zum Coiffeur zu gehen. Sein Stampfen und seine Fusstritte gegen die Schwester waren desshalb. Wenn seine Schwester nach der Rasur nicht:” Komm, lass unser Geld zusammenmischen und uns Schokolade für einen fünfziger kaufen!” Gesagt hätte, hätte er schon gewusst, was er machen würde.“
Orhan Kemal (15 september 1914 – 2 juni 1970)
Zie voor nog meer schrijvers van de 15e september ook mijn vorige blog van vandaag.