Jaroslav Vrchlický

De Tsjechische dichter en schrijver Jaroslav Vrchlický (eig. Emilius Jakob Frida) werd geboren op 17 februari 1853 in Louny, Bohemen. Hij woonde tien jaar bij zijn oom, een pastor in de buurt van Keulen. Hier volgde hij de eerste jaren van de basisschool. Hij doorliep vanaf 1862 de gymnasia in Slaný, in Praag en deed eindexamen in 1872 in Klatovy. In de voetsporen van zijn oom bezocht hij na zijn eindexamen het seminarie van de Praagse aartsbisschop, maar in 1873 stapte hij over naar de Faculteit der Letteren van de Karelsuniversiteit in Praag, waar hij geschiedenis, filosofie en Romaanse filologie studeerde. Zijn eerste literaire werk werd gedrukt door de uitgeefster Sofia Podlipská. In Praag sloot hij vriendschappen met Zikmund Winter, Josef Vaclav Sladek en Alois Jirasek. Zij vormden de groep Lumírovců. Vanaf 1875 werkte hij als secretaris en docent van de zonen van de adellijke familie Montecuccoli-Laderchi, eerst in Merano in de buurt van Modena, en later Livorno. Op voorspraak van Leopold graaf von Thun und Hohenstein werd hij in 1877 benoemd tot secretaris van de Tsjechisch Praagse Polytechnische Hogeschool. In 1901 werd hij samen met Antonin Dvorak geridderd, en de Oostenrijkse keizer Franz Joseph I benoemde hem tot lid van de Eerste Kamer van de Keizerlijke Raad in Wenen. Vrchlický verdedigde de eis van het algemeen kiesrecht. In 1893 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Europese literatuur aan de Karelsuniversiteit. Hij was ook een lid van de Tsjechische Academie van Wetenschappen en Kunsten. Vrchlický schreef naast lyrische ook epische poëzie, toneelstukken, proza ​​en literaire essays en vertaalde op grote schaal uit diverse talen, bijv. Dante, Goethe, Shelley, Baudelaire, Poe en Whitman in het Tsjechisch. Hij was één van de belangrijkste stemmen van het tijdschrift Lumír en werd acht keer voor de Nobelprijs voor de Literatuur genomineerd.

The Tree Of Life

Walt Whitman watched Louisiana’s blooming.
I in Bohemia see it – God’s own verve!
The same expanse and filled with joy consuming,
same joy in hundreds of its offshoots zooming,
same yearning arms and hearts and lips observe!

The tree of life! — I bare my head in wonder
and lift my arms and hands up high in praise;
may Dawn bedeck it with her golden splendour,
may rosy morn up-flare, its glory render,
may Night with its own shade protect its gaze!

Something about it, constant, ever living,
to sing for one the dying pressing dream,
a hundred blossoms blaze for one less giving…
Oh wondrous, arcane mysteries conceiving!
A beehive in its boughs to hear you seem!

Lo, from the faded, fresh new leaves are burgeoning,
life’s one incessant constant revelry!
Yours there to read in leaves e’er freshly surging,
pure life, in strands you see in weave emerging
all round carousing, graceful, orderly!

And in its shade a hundredfold embracing,
and in its branches birdsong never fails,
a hundred kissing mouths, arms interlacing,
“We’re happy!” blend a thousand voices, facing,
and here a child, and there a bloom exhales!

Walt Whitman saw Louisiana’s budding,
I in Bohemia see it, home, out call,
I sing my song with boughs outstretched and leading
with faith in Joy, Love, Life and Fortune’s bidding…
Oh, happy tree of life, our joy, grow tall!

 

Vertaald door Václav Z J Pinkava

 
Jaroslav Vrchlický (17 februari 1853 – 9 september 1912)
Portret door Jan Vilímek