Jasper Mikkers

De Nederlandse schrijver en dichter Jasper Mikkers werd geboren in Oerle op 3 januari 1948. Hij groeide op in Liempde. In 1961 ging hij naar een kostschool in Oosterhout, waar hij in 1968 zijn gymnasiumdiploma haalde. Na een studie rechten en MO Nederlands werd hij docent. Mikkers debuteerde onder het pseudoniem Tymen Trolsky in 1974 bij uitgeverij De Bezige Bij in zeer korte tijd de roman “Hyachinta en Pasceline” (1974), de verhalenbundel “Aliesje’(1975) en de dichtbundels “Liederen van weemoed, wanhoop en waanzin” (1974), “Indiase liederen” (1974) en “Zwarte liederen” (1976). In 1979 verscheen de bundel “Kwatrijnen”. Daarna duurde het tot 1990 voordat hij nieuw werk publiceerde. Onder eigen naam verschenen vervolgens de roman “De weg van de regen”, de dichtbundels “Wie is uiteindelijk”, “Weemoed” en “De verdwijning” en de verhalenbundel “De kleine jongen en de rivier”. In 1996 verscheen “Nagelaten Gedichten & Indonesische Gedichten” van Tymen Trolsky. In 2001 verscheen de lijvige roman ‘Het einde van de eeuwigheid’, wederom met Tymen Trolsky als auteur.

 

Gedachten over de onsterflijkheid

I
Jij was naar bed, ik deed de afwas.
“Niks is onsterfelijker dan een klein gedicht”,
dacht ik, “geschreven onder wat stoffig lamplicht”.
Ik nam de vuile pannen van het gas.

Ik dacht: “Je schrijft een gedicht
zoals je een kever in het gras
kust, of een kapotte trapper onder je jas
verbergt: het is van geen of heel gering gewicht”.

Een van de pannen had een lek
op een oude las. Op het druiprek
dampten de kopjes en het oud bestek.

Ik dacht: “Een ei bij het ontbijt,
een kus of teder woordje op zijn tijd:
dat zijn onze stukjes onsterfelijkheid”.

 

II
De afwas was klaar, de handdoek droop.
Ik dacht: “Misschien is het wel wáár
dat alles leeft, zelfs de klok en de kandelaar”.
Ik hoestte terwijl ik naar boven sloop.

Ik zakte door een gat in de overloop.
Er zat een grote scheur in mijn peignoir.
Ik streelde je: mijn gedachten en jouw haar
raakten even volledig in de knoop.

Buiten ruiste de beukelaar.
Ik stond op, had weer even hoop.
Ik dacht aan jouw woorden: “Een raar

soort kikker ben jij”, maar misschien was het wel waar
dat de onsterfelijkheid binnen de dingen sloop
zoals ik nu weer terug bij jou in bed kroop.

 

Jasper Mikkers (Oerle, 3 januari 1948)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *