Jeroen Olyslaegers

De Vlaamse schrijver en columnist Jeroen Olyslaegers werd geboren in Mortsel op 5 oktober 1967. Zie ook alle tags voor Jeroen Olyslaegers op dit blog.

Uit: WIL

“De gelauwerde kunstenaar, de man die zijn volk ooit zangles gaf, en daar in brons vereeuwigd stond, keek dus uit over een waterbassin waar vooral zatlappen in pisten. Dat beeld is verhuisd, het zogenaamd zwemdok is afgebroken en dat grand hotel waar ook nog tijdens de Tweede Wereldoorlog chique Duitse officieren een aperitief dronken met hun lief… daar staat nu een monster in beton hoog te torenen boven niks in het bijzonder. Was het dan vroeger beter, bompa? Ik hoor het u al denken en trouwens, mochten we elkaar nog zien, mocht de familie die ik mee geschapen heb en die nu niets met mij te maken wil hebben dat toelaten, dan ben ik er al even zeker van dat gij me met ‘opa’ zou aanspreken. Het woord ‘bompa’ sterft immers uit. Maar vroeger was het uiteraard niet beter. Het was gewoon even erg. Verbeelding is alles. In den beginnewas er niet het woord en al zeker niet van God. In den beginne was er de verbeelding van het donkere, vergeet dat niet. In het midden van de straat stop ik even. Twee grote zwarte banieren hangen aan een gebouw dat niet meer bestaat. Op elk ervan staan twee runen als bliksemschichten. Ik sta voor het hoofdkwartier van de ss Vlaanderen. Die uniformen, daar werden wij als flik zot van. Een kameraad kreeg de wind van voren omdat hij niet salueerde voor een snoeshaan in zwart. Het was zelfs geen Duitser, ook al had hij duidelijk liever het levenslicht gezien in pakweg BimBamBeieren. Patsers. Zoveel verschillende uniformen… een mens geraakte er gewoonweg niet uit. Wanneer salueren en wanneer niet? Ik zweer u dat ik vaak op mijn tanden moest bijten. Sommige van die aanstellers hadden nul respect, voor zulk volk had ik daar evengoed in mijn pure kunnen staan. Aan het einde van de straat sla ik rechts af. Het moet ongeveer vier uur ’s nachts zijn. Nog steeds absolute stilte, nog steeds sneeuw die valt en geen kat te bespeuren. Soit, op een drugsverslaafde na die mij om een euro vraagt. Kus mijn gat, zeg ik. Zeg ouwe, wauwelt hij. Ik kijk diep in zijn roodomrande ogen en zeg dat ik nu al zijn ziel aan het vreten ben als een hellehond vol lintworm en dat hij moet maken dat hij weg komt vooraleer hij helemaal van mij is. Zulke gasten legt uw stamvader tussen zijn boterham, weet ge dat? Ge gelooft me niet? Dat komt nog, wie weet: helaas zelfs. Tour de horizon. Rechts van mij, aan het uiteinde van de Keyserlei, staat de spoorkathedraal die Middenstatie heet, maar die niemand nog zo noemt. Aan mijn linkerkant, op de hoek van de Keyserlei en de Frankrijklei, zit café Atlantic, met daarboven Hotel Weber, het hoofdkwartier van de Feldkommandatur.”

 

 
Jeroen Olyslaegers (Mortsel, 5 oktober 1967)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *