De Nederlandse dichter Job Degenaar werd geboren in Dubbeldam op 1 november 1952. Zie ook alle tags voor Job Degenaar op dit blog.
Bij het ouder worden
zo broos jonge baksteen
in een wei vol ervaring, zo
leeg nog de ramen, de koeien
keken daar dwars doorheen
vader, jouw huis is gaan leven
toen de veestapel verdween
en het gras
zo wit is het nu, zo rood
de rozen, met plukjes vacht nog
aan het prikkeldraad
soms vind je tussen de struiken
een poppenarm, een lekke bal
of ’t ruikt er weer naar jongenspies
dichtgegroeid tegen de buitenwereld
wordt ’t weer vroeger, maar omgekeerd:
de wei het huis en wij verweid
om het huis wiegen nu de populieren,
duwen de katten hun rug
in je hand
Nachtzang
De dag laten voorbijgaan tot het
avond werd en in de fruitschaal
de vergeten mandarijn ontaardde
in de verte gloeide de stad, zich
ontstekend aan zichzelf
wat leefde in de beijsde weiden
kroop in cocons, zette stekels
tegen de sterren op
Alleen de hemeljagers van diamant
geluidloos snijdend in het graniet
namen ons mee, losten ons op
Tot de morgen brood en woorden
aandroeg, als vogels takjes
Job Degenaar (Dubbeldam, 1 november 1952)
De Nederlandse dichter, schrijver en essayist Rudy Kousbroek werd op 1 november 1929 in Pematang Siantar in Indonesië geboren. Zie ook mijn blog van 1 november 2010 en eveneens ook alle tags voor Rudy Kousbroek op dit blog.
Uit: Tempat Soetji of de Geheime Tuin
“En daarachter, maar afgesloten van de grote tuin, ook weer omheind met een bamboehaag, lag een andere, een kleine tuin. Er moest eens een huis gestaan hebben, de stenen fundamenten lagen er nog, onder het onkruid verscholen; en er stond een waringinboom. Het was de “verboden” tuin.’
Zo’n geheime plek, dat is een pars pro toto voor heel Indië, voor wie daar als kind is opgegroeid – een tempat soetji, een lieu de mémoire: herinnerd, inwendig geworden, onzichtbaar maar niet verdwenen, een kasteel van Doornroosje met een slaapwandelende Doornroosje er binnenin. Niet ieder Indisch kind mag grootgebracht zijn met een lijfbaboe of in een betegeld paleis vol geruisloze bedienden, maar dat groene inwendige behang heeft iedereen die in Indië is opgegroeid. Nog een andere factor die zich zonder aanzien des persoons doet gelden is het permanente karakter van dat groen. Niet die vergankelijke natuur die jaarlijks haar haren verliest als een lijder aan een steeds terugkerende kwaadaardige ziekte; geen naakte grauwe stoppelvelden bezaaid met ondersteboven geplaatste kale bezems, niet die rusteloze wisseling maar een zichzelfblijvende wereld van eeuwig levende bossen, blauwe bergen, bruine rivieren; het is het altijd-groene landschap van Indië zelf, dat je ziet zodra je je ogen dichtdoet en dat je tot in einde van dagen bijblijft, wat er ook gebeurt.
Dat alles geldt ook voor Hella Haasse, en zij heeft zich er meermalen over uitgesproken. ‘Wat op mij een grote invloed heeft gehad,’ vertelde zij in 1984 aan Johan Diepstraten, ‘was de natuur. Dat is mijn referentiekader. Alles wat mij doet denken aan de natuur van Indonesië, wekt bij mij response. Hier in St-Witz heb je dat golvende terrein en dichte bossen waar van die parasietwingerd tussen de bomen hangt. Het lijkt natuurlijk niet op Indië, maar het wekt toch een bepaalde suggestie. De ruimte die ik hier in Frankrijk heb, doet me aan Indië denken.”
Rudy Kousbroek (1 november 1929 – 4 april 2010)
Hier met Pramoedya Ananta Toer (rechts), rond 1990
De Nederlandse priester, theoloog en dichter Huub Oosterhuis werd geboren in Amsterdam op 1 november 1933. Zie ook alle tags voor Huub Oosterhuis op dit blog en ook mijn blog van 1 november 2010.
Uit uw hemel zonder grenzen
Uit uw hemel zonder grenzen
komt Gij tastend aan het licht
met een naam en een gezicht
even weerloos als wij mensen.
Als een kind zijt Gij gekomen
als een schaduw die verblindt
onnaspeurbaar als de wind
die voorbijgaat in de bomen.
Als een vuur zijt Gij verschenen
als een ster gaat Gij ons voor
in den vreemde wijst uw spoor
in de dood zijt Gij verdwenen.
Als een bron zijt Gij begraven
als een mens in de woestijn.
Zal er ooit een ander zijn
ooit nog vrede hier op aarde?
Als een woord zijt Gij gegeven
als een nacht van hoop en vrees
als een pijn die ons geneest
als een nieuw begin van leven.
Huub Oosterhuis (Amsterdam, 1 november 1933)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Ilse Aichinger werd met haar tweelingzusje Helga geboren op 1 november 1921 in Wenen. Zie ook alle tags voor Ilse Aichinger op dit blog en ook mijn blog van 1 november 2010.
Uit: Kleist, Moos, Fasane
„Schnee ist ein Wort und Heu ist auch eins. Schnee ist ein Wort.
Es gibt nicht viele Wörter. Es gibt nicht viele, die nicht bezeichnen, womit sie eins sind, weil sie es nicht bezeichnen. Die nicht eins sind mit dem, was sie nicht bezeichnen, weil sie damit eins sind. Aber Schnee ist ein Wort. Ob er ausbleibt, zögernd zu fallen beginnt oder in Wirbeln herunteriagt, er kann sich nicht wehren. Er ist ein Wort. In den Fäusten der Kinder, auf den Dächern, auf den Kämmen der Gebirgsflüsse, mit denen er rasch eins wird, wo er ist, ist er ein Wort. Schnee! rufen die Kinder und manchmal rufen sie auch: Der Schnee!
Aber das ist ungenau. Das führt zu mein Schnee, dein Schnee, unser Schnee, zu diesen vielen besitzanzeigenden Ungenauigkeiten, die einem die Lust nehmen, den Mund aufzumachen. Es führt auch zu kein Schnee. Dann kommt wieder der lange Sommer. Ein Glück, daß wir Heu haben, denn Heu ist auch ein Wort. Und viele Wörter gibt es nicht. Aber bleiben wir beim Schnee. Unlängst erklärte mir ein Kämmerer, der wußte, daß ich auf der Suche nach Wörtern bin, was ein Kämmerer sei, und ich nickte zum Zeichen des Einverständnisses, weil ich es nicht verstanden hatte. Ich hatte nur verstanden, daß es kein Wort war. Aber das ist sehr viel und wir wären in Frieden geschieden, wenn der Kämmerer nicht plötzlich entziickt ausgerufen hätte: Das schöne heschneite Schulhaus! Das brachte mich in solchen Zorn, daß ich mich auf dem Absatz herumdrehte und davonrannte. Als ich mich nach einer Stunde besann und wieder auf dem Absatz herumdrehte. um ihn zu suchen, war er verschwunden. Er war so verschwunden wie das Dorf und auch sein Schulhaus verschneit waren. Beschneit war gar nichts mehr. Es gibt belegte Zungen und begossene Pudel, aber schon bei den Pudeln bin ich nicht so sicher, ob man nicht besser vergossen sagen sollte.“
Ilse Aichinger (Wenen, 1 november 1921)
De Belgische dichter en schrijver Stefaan van Laere werd geboren op 1 november 1963 in Wetteren. Zie ook alle tags voor Stefaan van Laere op dit blog en ook mijn blog van 1 november 2010.
Uit: Botero
“De mist was eindelijk opgetrokken, maar het regende nu al dagen. Commissaris George Bracke strekte geconcentreerd zijn arm en keek koel over de loop van zijn pistool naar zijn in sjofel grijs geklede slachtoffer. Hij zag iets van paniek in diens waterige ogen, de radeloze angst van een konijn dat ’s nachts in het schijnsel van een lantaarn gevangenzit en met een trillende snuit op het onvermijdelijke genadeschot wacht. Nu hoefde hij alleen nog maar zijn zachtjes trillende wijsvinger te krommen.
BANG! BANG! Bracke hoorde de knallen naklinken. Hij wist maar al te goed hoe zijn slachtoffer zich moest voelen. Toen hijzelf nog maar een paar weken wijkagent was, had hij in een groezelig, mistig havendok plotseling oog in oog gestaan met het dreigende oog van een pistool. Een Lüger was het geweest, een achtergehouden stuk uit de laatste oorlog dat op wapenbeurzen onder de toonbank tegen waanzinnige prijzen verkocht werd. Dat wapen herkende hij van op honderd meter afstand.
Later had hij zich vaak afgevraagd of hij zijn blik had afgewend toen de vernielzuchtige schoten werden afgevuurd. BANG! BANG! Zijn spieren hadden prompt dienst geweigerd. Verbaasd had hij naar zijn gevoel pas een minuut later opgekeken en zijn eigen lijf wanhopig uitgetest, maar alles functioneerde nog; nergens waren zelfs maar bloedvlekken te bespeuren. Geen diepe kogelgaten die zich plompweg door zijn lijf hadden geboord, niet eens een schrammetje. Toen pas zag hij zijn aanvaller bewusteloos aan zijn voeten liggen, tegen de grond gemept door een nog nahijgende nachtwaker die met het eerste het beste voorwerp – een defecte schrijfmachine – brutaal had toegeslagen. Het gebeurde allemaal alsof hij er zelf niet echt bij betrokken was en achteraf had hij de bewaker van het overslagbedrijf niet eens voor zijn tussenkomst bedankt. Nu kon dat niet meer, korte tijd later was de man door een bende Russische matrozen bij een steekpartij meedogenloos afgemaakt. Bracke had zich voorgenomen op Allerheiligen een bloemetje naar het graf te brengen, maar was het weer vergeten.
BANG! BANG! Het was lang geleden dat Bracke de knallen nog eens in zijn hoofd gehoord had, maar daar waren ze weer, akeliger en realistischer dan ooit.
‘Zijn pistool ketste en toen heb je dus van dat buitenkansje gebruik gemaakt om hem neer te slaan.’ Bracke liet zijn zwaar wordende arm langzaam zakken en sprak met een lijzige, kalme stem. Een van de agenten die de menigte op een veilige afstand moest houden, keek verschrikt. Waarschijnlijk een van zijn eerste opdrachten, dat joch geloofde natuurlijk nog rotsvast in verheven begrippen als rechtvaardigheid en boontje komt om zijn loontje.“
Stefaan van Laere (Wetteren, 1 november 1963)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Hermann Broch werd op 1 november 1886 in Wenen geboren. Zie ook Zie ook alle tags voor Hermann Broch op dit blog en ook mijn blog van 1 november 2010.
Uit: Der Tod des Vergil
„Plotia preßte ihre Hände noch inniger in die seinen und führte sie zu ihren Brüsten, deren Spitzen unter der Berührung hart wurden….friedlich war die Nähe der fraulichen Nacktheit Plotias. Nichts Furchteinflößendes war erspähbar. Er hatte sich entschieden zur Liebe, und auch Plotia fragte: kehrst du ein zu mir, Geliebter, du sollst mich begehren.
Aber da stand mitten in der Landschaft der Alexis, umtanzt von gliedstarren Satyrn: Schicke ihn fort, bat Plotia, schaue nicht zu ihm hin; du hältst ihn mit deinen Augen …Sind dir meine Brüste nicht begehrenswerter als die Hinterbacken des Knaben dort…und da verschwand die Jünglingsgestalt, . . . und er – war niedergekniet …und er küßte die Spitzen ihrer Brüste ..leicht hingebettet …lagen sie Haut an Haut . . .Mund an Mund gepreßt . ..bis ihre Lippen bebend in die seinen flüsterten: Wir dürfen nicht; der Arzt beobachtet uns . . . unabwehrbar waren die Blicke, unabwehrbar die höhnisch ausgestreckten Finger …unabwehrbar… der Schatten der Fama, der Schatten ihrer gräßlichen, schamerregenden Riesengestalt… Mit ihrem Lachen schadenfroh …verkündend: Sie dürfen nicht ficken …; nur der Cäsar darf! …und ehe er noch Plotias Blick suchen konnte, war auch sie zu Lachen verwandelt …Es war nicht gelungen … der Donner ließ nicht nach; im Gegenteil, er wurde deutlicher und deutlicher.“
Hermann Broch (1 november 1886 – 30 mei 1951)
In 1909
Zie voor alle bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 1 november 2009 en ook mijn vorige blog van vandaag.
Rudy Kousbroek werd geboren in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië.
——
Dat is correct.