De Engelse dichter John Donne werd ergens tussen 24 januari en 19 juni 1572 geboren in Londen. Donne was rooms-katholiek, van moederszijde een verre nakomeling va Thomas More, de martelaar voor Rome, hij had een oom die een vooraanstaand jezuïet was en – vervolgd in Engeland – door Europa zwierf. Een jongere broer van Donne werd om zijn geloof vermoord. Rome werd in het protestant geworden Engeland als de grote bedreiging van het nieuwe geloof en van het land beschouwd. Hoe Engelser, hoe anti-Roomser. Donne zei adieu tegen Rome, voor sommigen nog steeds een vorm van hoogverraad. Het algemeen christelijke ging hem boven het louter Roomse. Hij werd, zoals is gezegd, een Engelse protestant, waarmee hij in die curieuze tussenpositie van de kerk van Engeland terecht kwam. De theologie hield toch de schijn op voor de ambitie die hem dreef, voor de wrok ook die hij tegen Rome had (een van zijn eerste grote publicaties is een schotschrift tegen de jezuïeten). De slang veranderde bij hem in de staf.
In 1615 liet hij zich, 43 jaar oud, tot priester in de Engelse kerk wijden. Zes jaar later werd hij deken van St.Paul’s.
Holy Sonnets: Death, be not proud
Death, be not proud, though some have called thee
Mighty and dreadful, for thou art not so;
For those whom thou think’st thou dost overthrow,
Die not, poor Death, nor yet canst thou kill me.
From rest and sleep, which but thy pictures be,
Much pleasure; then from thee much more must flow,
And soonest our best men with thee do go,
Rest of their bones, and soul’s delivery.
Thou art slave to fate, chance, kings, and desperate men,
And dost with poison, war, and sickness dwell;
And poppy or charms can make us sleep as well
And better than thy stroke; why swell’st thou then?
One short sleep past, we wake eternally,
And death shall be no more; Death, thou shalt die.
John Donne (24 januari 1572 – 31 maart 1631)
Ernst Theodor Amadeus Hoffmann werd geboren in Koningsbergen op 24 januari 1776. Zijn laatste voornaam luidde eigenlijk Wilhelm, maar uit bewondering voor Mozart veranderde hij deze in Amadeus. Van beroep was Hoffmann jurist, maar daarnaast was hij een hartstochtelijk muziekliefhebber, succesvol muziekrecensent en componist. Verder dan de betere middelmaat kwam hij met dit laatste echter niet. Als schrijver bleek hij daarentegen meeslepend, origineel en geniaal te zijn, zoals blijkt uit zijn in 1809 geschreven Ritter Gluck, over de bekende componist; Die Elixiere des Teufels uit 1816, over fatalisme en onmacht. Daarna komen de Nachtstücke, de Phantasiestücke en Die Serapionsbrüder uit, allemaal geschreven tussen 1817 en 1821.
Uit: Die Elixiere des Teufels
„Nie hat mir meine Mutter gesagt, in welchen Verhältnissen mein Vater in der Welt lebte; rufe ich mir aber alles das ins Gedächtnis zurück, was sie mir schon in meiner frühesten Jugend von ihm erzählte, so muß ich wohl glauben, daß es ein mit tiefen Kenntnissen begabter, lebenskluger Mann war. Eben aus diesen Erzählungen und einzelnen Äußerungen meiner Mutter über ihr früheres Leben, die mir erst später verständlich worden, weiß ich, daß meine Eltern von einem bequemen Leben, welches sie im Besitz vieles Reichtums führten, herabsanken in die drückendste, bitterste Armut und daß mein Vater, einst durch den Satan verlockt zum verruchten Frevel, eine Todsünde beging, die er, als ihn in späten Jahren die Gnade
Gottes erleuchtete, abbüßen wollte auf einer Pilgerreise nach der heiligen Linde im weit entfernten kalten Preußen. – Auf der beschwerlichen Wanderung dahin fühlte meine Mutter nach mehreren Jahren der Ehe zum erstenmal, daß diese nicht unfruchtbar bleiben würde, wie mein Vater befürchtet, und seiner Dürftigkeit unerachtet war er hoch erfreut, weil nun eine Vision in Erfüllung gehen sollte, in welcher ihm der heilige Bernardus Trost und Vergebung der Sünde durch die Geburt eines Sohnes zugesichert hatte.“
E. Th. A. Hoffmann (24 januari 1776 – 25 juni 1822)
De Franse toneelschrijver Pierre Augustin Caron de Beaumarchais werd geboren op 24 januari 1732 in Parijs. Hij was de zoon van een klokkenmaker. Ook Beaumarchais bekwaamde zich in dit vak en werd klokkenmaker aan het hof van Louis XV. De Beaumarchais werd beroemd door zijn komedie “Le barbier de Seville” (1775) en “Le mariage de Figaro” (1784). In deze toneelstukken stak Beaumarchais de draak met de hoogste lagen van de bevolking. Hiermee liep De Beaumarchais in de pas met het onder de bevolking levende gevoel van onbehagen en onrust. Dit was de voorbode van de onrust, die tot de Franse revolutie zou leiden. De teksten van De Beaumarchais werden later door beroemde componisten gebruikt voor opera’s. De Italiaan Rossini schreef bijvoorbeeld in 1816 de muziek voor “Le barbier de Seville”.
Uit: Le barbier de Seville (Scene II)
« …LE COMTE __ Ah ! la cabale ! Monsieur l’Auteur tombé !
FIGARO __ Tout comme un autre : pourquoi pas ? Ils m’ont sifflé ; mais si jamais je puis les rassembler…
LE COMTE __ L’ennui te vengera bien d’eux ?
FIGARO __ Ah ! comme je leur en garde, morbleu !
LE COMTE __ Tu jures ! Sais-tu qu’on n’a que vingt-quatre heures au Palais pour maudire ses Juges ?
FIGARO __ On a vingt-quatre ans au théâtre ; la vie est trop courte pour user un pareil ressentiment.
LE COMTE __ Ta joyeuse colère me réjouit. Mais tu ne me dis pas ce qui t’a fait quitter Madrid.
FIGARO __ C’est mon bon ange, Excellence, puisque je suis assez heureux pour retrouver mon ancien Maître. Voyant à Madrid que la république des Lettres était celle des loups, toujours armés les uns contre les autres, et que, livrés au mépris où ce risible acharnement les conduit, tous les Insectes, les Moustiques, les Cousins, les Critiques, les Maringouins, les Envieux, les Feuillistes, les Libraires, les Censeurs, et tout ce qui s’attache à la peau des malheureux Gens de Lettres, achevait de déchiqueter et sucer le peu de substance qui leur restait ; fatigué d’écrire, ennuyé de moi, dégoûté des autres, abîmé de dettes et léger d’argent ; à la fin, convaincu que l’utile revenu du rasoir est préférable aux vains honneurs de la plume, j’ai quitté Madrid, et, mon bagage en sautoir, parcourant philosophiquement les deux Castilles, la Manche, l’Estramadure, la Sierra-Morena, l’Andalousie ; accueilli dans une ville, emprisonné dans l’autre, et partout supérieur aux événements ; loué par ceux-ci, blâmé par ceux-là ; aidant au bon temps, supportant le mauvais ; me moquant des sots, bravant les méchants ; riant de ma misère et faisant la barbe à tout le monde ; vous me voyez enfin établi dans Séville et prêt à servir de nouveau Votre Excellence en tout ce qu’il lui plaira de m’ordonner.
LE COMTE __ Qui t’a donné une philosophie aussi gaie ?
FIGARO __ L’habitude du malheur. Je me presse de rire de tout, de peur d’être obligé d’en pleurer. Que regardez-vous donc toujours de ce côté ?
LE COMTE __ Sauvons-nous.
FIGARO __ Pourquoi ?
LE COMTE __ Viens donc, malheureux ! tu me perds.
(Ils se cachent.)”
De Beaumarchais (24 januari 1732 – 18 mei 1799)
De Engelse dichter en edelman Charles Sackville werd geboren op 24 januari 1638. Hij was de 6e graaf van Dorset. Na de politieke Restauratie werd hij een lid van de intieme kring van hovelingen rondom koning Charles II. Hij schreef epigrammen, satires en liederen, waarvan de ballade “To All You Ladies Now at Land.” Het bekendste is. In 1652 kreeg hij de eretitel Lord Buckhurst. Hij was een genereuze beschermheer van schrijvers. Zo ontving de dichter Dryden een pensioen dat Sackville uit zijn eigen zak betaalde.
Dorinda’s Sparkling Wit and Eyes
Dorinda’s sparkling wit and eyes,
United, cast too fierce a light,
Which blazes high but quickly dies,
Warms not the heart but hurts the sight.
Love is a calm and tender joy,
Kind are his looks and soft his pace;
Her Cupid is a blackguard boy
That runs his link into your face.
Charles Sackville (24 januari 1638 – 29 januari 1706)
De Amerikaanse schrijfster Edith Wharton, geboren als Edith Jones op 24 januari 1862 in New York, schreef haar beste boeken over de wereld waaruit ze zelf afkomstig was: die van de New-Yorkse aristocraten, met hun verstikkende conventies en hun passieloze, door geld geregeerde levens. De heldin van haar populairste roman The House of Mirth (waarvan in 1905 binnen een week na verschijnen honderdduizend exemplaren werden verkocht) moet haar afkeer van de (seksuele) hypocrisie van 19de-eeuws Manhattan betalen met haar leven. De eigenzinnige Gravin Olenska, in het door Martin Scorseseverfilmde The Age of Innocence (1920), wordt uiteindelijk door haar grote liefde gepasseerd voor het domme meisje dat hem door zijn omgeving is opgedrongen. Naast haar twee grote society-tragedies schreef ze onder meer een romantisch verhaal over passie en wraak in een boerengemeenschap in New England (Ethan Frome, 1911), een satire over een nouveau riche die zich een weg naar de top trouwt (The Custom of the Country, 1913) en een aantal bijzonder goede griezelverhalen, die te vinden zijn in de dikke bundel Collected Stories (1968).
Uit: House of Mirth
“What luck!” she repeated. “How nice of you to come to my rescue!”
He responded joyfully that to do so was his mission in life, and asked what form the rescue was to take.
“Oh, almost any–even to sitting on a bench and talking to me.
One sits out a cotillion–why not sit out a train? It isn’t a bit hotter here than in Mrs. Van Osburgh’s conservatory–and some of the women are not a bit uglier.” She broke off, laughing, to explain that she had come up to town from Tuxedo, on her way to the Gus Trenors’ at Bellomont, and had missed the three-fifteen train to Rhinebeck. “And there isn’t another till half-past five.” She consulted the little jewelled watch among her laces.
“Just two hours to wait. And I don’t know what to do with myself.
My maid came up this morning to do some shopping for me, and was to go on to Bellomont at one o’clock, and my aunt’s house is closed, and I don’t know a soul in town.” She glanced plaintively about the station. “It IS hotter than Mrs. Van Osburgh’s, after all. If you can spare the time, do take me somewhere for a breath of air.”
He declared himself entirely at her disposal: the adventure struck him as diverting. As a spectator, he had always enjoyed Lily Bart; and his course lay so far out of her orbit that it
amused him to be drawn for a moment into the sudden intimacy which her proposal implied.
“Shall we go over to Sherry’s for a cup of tea?”
Edith Wharton (24 januari 1862 – 11 augustus 1937)
De Oostenrijkse schrijfster Vicky Baum werd op 24 januari 1888 in Wenen geboren. De uiterst muzikaal begaafde Baum kreeg na haar opleiding als harpiste aan het Weense conservatorium een aanstelling in Darmstadt. In deze tijd begon zij met het schrijven van romans. De successen daarvan bezorgden haar in 1926 een contract bij de Berlijnse Ullstein Verlag. In 1931 kreeg zij een uitnodiging om aanwezig te zijn bij de verfilming van haar roman “Menschen im Hotel” met Greta Garbo. Omdat haar boeken in het Derde Rijk verboden werden bleef zij in de VS. Haar werk wordt beschouwd als een belangrijke bijdrage aan de “Neue Sachlichkeit”.
Uit:: Liebe und Tod auf Bali (1937)
„Männer, weiß gekleidet, mit Blumen geschmückt, bewegten sich langsam und gemessen und so, als ob sie nicht wüssten, dass die Holländer ihnen gegenüberstanden, mit Kanonen und Gewehren. Plötzlich hob der Fürst seine Waffe in der aufgereckten Faust hoch. Ein unmenschlicher Schrei brach aus der Gruppe. Im nächsten Augenblick hatten alle Männer ihre Krise in den Händen, und sie rasten los, den holländischen Soldaten entgegen. Es stürmten immer neue Menschen dahinten aus dem Tor hervor, neue und mehr, alle mit Krisen in der Hand, alle mit dem gleichen irrsinnigen Ausdruck der Todeswut in den Gesichtern. Hunderte von ihnen fielen unter den Kugeln, und hundert andere reckten ihre Krise hoch und stießen sie sich in die Brust; sie senkten sie oberhalb des Schlüsselbeines ein, sodass die Spitze das Herz traf nach der alten heiligen Weise. Hinter den Männern kamen die Frauen und die Kinder daher…“
Vicky Baum (24 januari 1888 – 29 augustus 1960)
De Duitse dichter Eugen Roth werd op 24 januari 1895 in München als zoon van de schrijver Hermann Roth geboren. Over zijn jeugdjaren is maar weinig bekend. Tijdens de WO I raakte hij zwaar gewond. Hij studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis en filosofie en promoveerde in 1922. Van 1927 tot 1933 was hij redacteur bij de Münchner Neuesten Nachrichten. Na de machtsovername van de nazi’s werd hij op staande voet ontslagen. In 1952 ontving hij de Kunstpreis für Literatur der Stadt München. Hij schreef voornamelijk humoristische gedichten en werd daarmee een zeer veel gelezen auteur.
Nachdenkliche Geschichte
Ein Mensch hält Krieg und Not und Graus,
kurzum ein Hundeleben aus,
und all das, sagt er, zu verhindern,
dass Gleiches drohe seinen Kindern.
Besagte Kinder werden später
erwachsne Menschen, selber Väter
und halten Krieg und Not und Graus….
Wer denken kann, der lernt daraus.
Für Architekten
Ein Mensch, der auf ein Weib vertraut
und drum ihm einen Tempel baut
und meint, das wär sein Meisterstück,
erlebt ein schweres Bauunglück.
Leicht findet jeder das Exempel:
Auf Weiber baut man keinen Tempel.
Eugen Roth (24 januari 1895 – 28 april 1976)
De Duitse schrijver Ulrich Holbein werd op 24 januari 1953 in Erfurt geboren. Hij is vooral bekend door zijn originele en komische essays en luisterteksten, waarin hij de lezers en luisteraars de vruchten presenteert van zijn enorme belezenheid en door zijn geheel uit literaire citaten gemonteerde roman Isis entschleiert. Ook schreef hij columns voor Die Zeit en de Süddeutschen Zeitung. De kritiek vergelijkt hem tegenwoordig al met Jean Paul, Walter Benjamin en Arno Schmidt.
Uit: Wer oder was hätten Sie sein mögen?
„Seit 1981 werden wöchentlich im Rahmen des beliebten FAZ-Magazin-Fragebogens, den der Schriftsteller Marcel Proust in seinem Leben gleich zweimal ausfüllte, prominenten Zeitgenossen heitere und heikle Fragen gestellt, als Herausforderung an Geist und Witz. Auch über den Tod des FAZ-Magazins hinaus. Hierbei bohren Fragen nach Lieblingsfarbe und dem Traum vom Glück nicht ganz so tief im Mark des Seins als die Frage: “Wer oder was hätten Sie sein mögen?” Doch statt in sich zu gehen, tief hineinzulauschen in die Zufälligkeit bzw. in die verdächtige Notwendigkeit der jeweils eigenen Existenz, hagelt es austauschbare Antworten. Viele prominente Zeitgenossen teilen die Sehnsucht Büchners und Borges’ nicht, werden keineswegs von ihrem Sein stets dazu getrieben, über sich selbst im Sinne des Octavio Paz hinauszugehen, um dadurch, daß sie ein anderer werden, wieder zu sich selbst zu gelangen, um so ihr ursprüngliches Sein wiederzuerlangen usw. Sondern: Man steht positiv zum eigenen Ich. Die eigene Individualität wird nicht als Zwangsjacke empfunden, sondern als die willkommenste aller in Frage kommenden Formationen.
Modeschöpferin Jil Sander sagt einfach nur: “Ich”.
Desgleichen Verpackungskünstler Christo: “Ich”.
Desgleichen Kammersängerin Christa Ludwig: “Ich”. Aus diesem Ich, dem Mindestkanon-Urkeimzelle, wächst eine Variationenfolge, deren erste das angeschlagene Motiv derart geringfügig variiert, daß die erste Umdrehung der Variationsspirale wohl noch viele Schrittchen braucht, um zur zweiten Umdrehung zu werden.“
Ulrich Holbein (Erfurt, 24 januari 1953)