Juan Gabriel Vásquez

Onafhankelijk van geboortedata:

De Colombiaanse schrijver Juan Gabriel Vásquez werd geboren in Bogotá in 1973. Hij studeerde rechten in zijn geboortestad, aan de universiteit van Rosario, en vertrok na zijn afstuderen naar Frankrijk, waar hij tussen 1996 en 19999 in Parijs woonde. Daar, aan de Sorbonne, ontving hij een doctoraat in de Latijns-Amerikaanse literatuur. Later verhuisde hij naar een klein stadje in de Ardennen in België. Na een jaar verhuisde hij naar Barcelona. In 2012 keerde hij terug naar Bogota. Ook al is hij een schatplichtig aan Gabriel García Márquez, hij zier zijn werk als een reactie op het magisch realisme. Vásquez publiceert in diverse tijdschriften en culturele supplementen werkt, schrijft essays en is wekelijks columnist voor de Colombiaanse krant El Espectador. Zijn verhalen zijn verschenen in bloemlezingen in verschillende landen en zijn romans zijn vertaald in verschillende talen. Bovendien heeft hij zelf werken van John Hersey , Victor Hugo , en EM Forster vertaald. In 2011 ontving hij de Premio Alfaguara voor zijn roman “El ruido de las cosas al caer”. De romans “Los informantes” (De informanten), “Historia secreta de Costaguana” (De geheime geschiedenis van Costaguana) en “El ruido de las cosas al caer” (Het geluid van vallende dingen) werden in het Nederlands vertaald. Voorlopig verschenen reeds twee verhalen uit de bundel “Los amantes de Todos los Santos” in het Nederlands: “De terugkeer” verscheen in de leesbijlage van Vogue Nederland en het Vlaamse literaire tijdschrift Gierik & Nieuw Vlaams Tijdschrift nam “De huisgenoot” op in zijn lentenummer.

Uit: De geheime geschiedenis van Costaguana (Vertaald door Brigitte Coopmans)

“Chronologie is een ontembaar beest; de lezer heeft geen idee wat voor onmenselijke arbeid ik heb moeten verrichten om mijn verhaal een min of meer geordende aanblik te geven (ik sluit niet uit dat die poging mislukt is). Mijn problemen met het beest zijn tot één enkel probleem te herleiden. Want u zult zien, met het verstrijken van de jaren en na veel nadenken over het onderwerp van dit boek, heb ik kunnen constateren wat ongetwijfeld voor niemand een verrassing is: alle verhalen in de wereld, alle verhalen die men kent, vertelt en zich herinnert, al die kleine geschiedenissen die de mens om de een of andere reden belangrijk vindt en die ongemerkt het angstaanjagende fresco van de Grote Geschiedenis vormen, verhouden zich in juxtapositie tot elkaar, raken elkaar, kruisen elkaar; geen enkel verhaal staat op zichzelf. Hoe spring je daarmee om in een lineair verhaal? Dat is onmogelijk, vrees ik. Ziehier een nederige onthulling, de les die ik heb geleerd in de omgang met de gebeurtenissen op aarde: zwijgen is verzinnen, leugens worden opgetrokken uit het onuitgesprokene, en aangezien het mijn bedoeling is om waarheidsgetrouw te vertellen, zal mijn kannibalistische relaas alles moeten omvatten, alle verhalen die het zonder al te veel moeite kan behappen, de grote en de kleine.”
(…)

Het was in die dagen dat Sarah Bernhardt arriveerde. De lezers sperren hun ogen wijd open, uiten reacties van ongeloof, maar toch is het zo. Sarah Bernhardt was daar. (…) In een piepklein en te warm theater, dat inderhaast was ingericht in een zijvleugel van het Grand Hotel, betrad Sarah Bernhardt voor een geheel Frans publiek, op één na, een podium met twee stoelen, waarop ze (…) uit haar hoofd en foutloos alle monologen uit de Phaedra van Racine voordroeg. Een week later zat ze alweer in de trein, maar dan in tegengestelde richting, en keerde terug naar Europa zonder dat ze ook maar één Panamees had gesproken … maar wel een plekje had verworven in mijn verhaal.”

 
Juan Gabriel Vásquez (Bogotá, 1973)