Judith Hermann, Peter Shaffer, Raymond Federman, W.J.M. Bronzwaer, Frits van Oostrom

 

De Duitse schrijfster Judith Hermann werd geboren op 15 mei 1970 in Berlijn-Tempelhof. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007 en ook mijn blog van 15 mei 2008 en ook mijn blog van 15 mei 2009 en ook mijn blog van 15 mei 2010

 

Uit: Nichts als Gespenster

 

„Ruth sagte »Versprich mir, daß du niemals etwas mit ihm anfangen wirst«. Ich erinnere mich, wie sie aussah dabei. Sie saß auf dem Stuhl am Fenster, die nackten Beine hochgezogen, sie hatte geduscht und sich die Haare gewaschen, sie trug nur ihre Unterwäsche, ein Handtuch um den Kopf geschlungen, ihr Gesicht sehr offen, groß, sie sah mich interessiert an, eher belustigt, nicht ängstlich. Sie sagte »Versprich mir das, ja?«, und ich sah an ihr vorbei aus dem Fenster, auf das Parkhaus auf der anderen Straßenseite, es regnete und wurde schon dunkel, die Parkhausreklame leuchtete blau und schön, ich sagte »Also hör mal, warum sollte ich dir das versprechen, natürlich fange ich nichts mit ihm an«. Ruth sagte »Ich weiß. Versprich es mir trotzdem«, und ich sagte »Ich verspreche es dir«, und dann sah ich sie wieder an, sie hätte es nicht sagen sollen.
Ich kenne Ruth schon mein Leben lang.
Sie kannte Raoul seit zwei oder drei Wochen. Er war für ein Gastspiel an das Schauspielhaus gekommen, an dem sie für zwei Jahre engagiert war, er würde nicht lange bleiben, vielleicht hatte sie es deshalb so eilig. Sie rief mich in Berlin an, wir hatten zusammen gewohnt, bis sie wegen des Engagements umziehen mußte, wir konnten nicht gut damit umgehen, voneinander getrennt zu sein, sie rief mich eigentlich jeden Abend an.

Ich vermißte sie. Ich saß in der Küche, die jetzt leer war bis auf einen Tisch und einen Stuhl, ich starrte auf die Wand, während ich mit ihr telefonierte, an der Wand hing ein kleiner Zettel, den sie dort irgendwann aufgehängt hatte, »tonight, tonight its gonna be the night, the night«. Ich dachte ständig darüber nach, ihn abzureißen, aber dann tat ich es nie.“

 

 

 

Judith Hermann (Berlijn-Tempelhof, 15 mei 1970)

 

 

 

De Britse toneelschrijver Peter Shaffer werd geboren op 15 mei 1926 in Liverpool.  Zie ook mijn blog van 15 mei 2007 en ook mijn blog van 15 mei 2008 en ook mijn blog van 15 mei 2009 en ook mijn blog van 15 mei 2010

 

Uit: Black Comedy

 

“[Complete darkness. Two voices are heard: BRINDSLEY and CAROL: They must give the impression of two people walking round a room with absolute confidence, as if in the light. We hear sounds as of furniture being moved. A chair is dumped down.]


BRINDSLEY: There! How do you think the room looks?
CAROL [quacking]: Fabulous! I wish you could always have it like this. That lamp looks divine there. And those chairs are just the right colour. I told you green would look well in here.
BRINDSLEY: Suppose Harold comes back?
CAROL: He is not coming back till tomorrow morning.
BRINDSLEY [pacing nervously]: I know. But suppose he comes tonight?. He’s mad about his antiques. What do you think he’ll say if he goes into his room and finds out we’ve stolen them?
CAROL: Don’t dramatise. We haven’t stolen all his furniture. Just three chairs, the sofa, that table, the lamp, the bowl and the vase of flowers, that’s all.
BRINDSLEY: And the Buddha. That’s more valuable than anything. Look at it.
CAROL: Oh, do stop worrying, darling.
BRINDSLEY: Well, you don’t know Harold. He won’t even let anyone touch his antiques.”

 

 

 

Peter Shaffer (Liverpool 15, mei 1926)

 

 

 

 

De Amerikaanse dichter, schrijver, essayist, criticus, vertaler en literatuurwetenschapper Raymond Federman werd geboren in het Franse Montrouge op 15 mei 1928. Zie ook mijn blog van 15 mei 2007  en en ook mijn blog van 15 mei 2009en ook mijn blog van 15 mei 2010

 

 

 

ANATOMY OF THE POET’S SKULL

 

Unenhanced and enhanced CT scans of the skull obtained:

ventricles and sucli age appropriate

no midline shift no focal gray or white matter abnormality

nor bleed noted 2×1 cm. slightly enhancing soft

tissue plaque abutting the internal auditory canal

on the right laterally and slightly indenting

upon the right cerebellar peduncle.

 

Enhanced axial and coral CT scans of the orbits obtained:

Globes optic nerves optic chiasm and extra ocular muscles

symmetrically normal no abnormal intrachonal

or extrachonal inflammatory or neoplastic changes

bony orbits intact but pronounced leftward nasoseptal deviation

concha bullosa of the right middle turbinate

and low grade inflammatory mucoperiosteal

thickening of the right maxillary antrum.

 

Minimally enhancing and en plaque soft tissue mass

in right cerebellar pontine angle with differential

diagnosis of meningioma acoustic neuroma and epidermoid.

 

Detailed evaluation of posterior fossa with gadolinium is suggested.

 

Otherwise all is well with the poet’s skull.

 

 

 

 

Raymond Federman (15 mei 1928 – 6 oktober 2009)

 

 

 

 

De Nederlandse letterkundige, essayist en criticus W.J.M. Bronzwaer werd geboren op 15 mei 1936 in Heerlen. Zie ook mijn blog van 15 mei 2008 en ook mijn blog van 15 mei 2009 en ook mijn blog van 15 mei 2010

 

Uit: Lessen in lyriek

 

“Het gevolg van deze stelselmatige toepassing van een vormprincipe is, dat de concrete of referentiële betekenis als relatief van minder belang wordt voorgesteld. Wie wil weten op welke dag het meisje zich nu precies met de dood verzoende, komt bedrogen uit: het gedicht beweert dat het op de derde, vierde, vijfde of zesde dag kan zijn geweest.

We stuiten hier op een probleem dat al door Plato aan de orde werd gesteld en onder andere door Multatuli is behandeld. In het eerste hoofdstuk van Max Havelaar laat hij Batavus Droogstoppel een bezwaar tegen de poëzie verwoorden dat deze ook aan de dichter van de Kalevala had kunnen richten: ‘Wil men de woorden in ’t gelid zetten, goed! Maar zeg niets wat niet waar is. De lucht is guur, en ’t is vier uur. Dit laat ik gelden, als het werkelijk guur en vier uur is. Maar als ’t kwartier voor drieën is, kan ik, die mijn woorden niet in ’t gelid zet, zeggen: de lucht is guur, en ’t is kwartier voor drieën.’ Wat Multatuli hier satirisch aan de orde stelt is het onvermogen van Droogstoppel in te zien dat de pragmatische instructie waaraan de dichter gehoorzaamt een andere is dan die waaraan iemand die concrete feiten meedeelt gebonden is. Het gedichtje over guur en vier uur vertoont onmiskenbaar het kenmerk van de geperiodiseerde herhaling (Droogstoppel zegt dat de woorden ‘in ’t gelid staan’) en deze werkt als een signaal dat de ‘waarheid’ die bij deze tekst in het geding is een andere ‘waarheid’ is dan die welke de kroniekschrijver van concrete feiten wil meedelen. Droogstoppels geborneerdheid is dat hij slechts één waarheidsbegrip kent, dat van de harde, bloedeloze positivist voor wie alleen de feiten tellen.”

 

 

W.J.M. Bronzwaer (15 mei 1936 – 20 januari 1999)

Multatuli  (Geen portrtet van W.J.M. Bronzwaer beschikbaar)

 

 

 

 

 

De Nederlandse historisch letterkundige Frits van Oostromwerd geboren in Utrecht op 15 mei 1953. Zie ook mijn blog van 15 mei 2009 en ook mijn blog van 15 mei 2010

 

 Uit: Stemmen op schrift

 

„De humanisten brandmerkten de eeuwen tussen 500 en 1500 als geestloze middenperiode, vandaar de term ‘Middeleeuwen’, die de aansluiting verstoorde tussen de grandioze Oudheid en henzelf. Toch waren ze wel degelijk geïnteresseerd in documenten uit die dorre tussentijd, vooral wanneer die licht wierpen op de vroegste stadia der Europese talen.
In 1591 toont de Luikse kanunnik Arnold Wachtendonck Justus Lipsius het handschrift dat nog steeds kan gelden als het alleroudste Nederlandse boek: de Wachtendonckse psalmen. Het manuscript dateerde uit omstreeks 900 en was geschreven in een klooster nabij Luik.
Boven de Latijnse psalmwoorden stonden Germaanse equivalenten genoteerd. De psalmen waren de basisteksten waaruit jonge monniken (en ook wel nonnen) hun eerste lessen kregen in lezen en taal. Hun alfabetisering verliep via het Latijn, een voor hen vreemde taal, die de kinderen in het begin wel met behulp van hun moedertaal moesten interpreteren – en vandaar de glossen. De codex is na Lipsius nooit meer gezien, evenals Lipsius’ afschrift van het oude boek. We moeten ons behelpen met kopieën (van kopieën). Dankzij de woordenlijstjes Nederlands-Latijn zoals Lipsius die aanlegde, is een klein deel van het alleroudste Nederlands bewaard gebleven.
Het Gruuthuse-handschrift kwam omstreeks 1400 nabij Brugge tot stand. Ook deze codex heeft een rechtstreekse connectie met de psalmen. Het handschrift opent met een dichterlijke meditatie op een psalm. De tekst zet in met het Latijnse vers van de psalm, waarop een vrije parafrase in het Vlaams volgt. Ten opzichte van de Wachtendonckse psalmen is de hiërarchie van de twee talen volledig omgekeerd.“

 

 


Frits van Oostrom (Utrecht, 15 mei 1953)