Judith Herzberg, Willem van Toorn, Peter W.J. Brouwer, Arthur van Amerongen, Klabund, Charles Frazier

De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Judith Herzberg op dit blog.

 

Alleen in een klein huis

Alleen in een klein huis kan je behoorlijk denken
de muren zijn dichtbij genoeg
weren de regen met gesneden voegen
die regen moet je kunnen horen
het dak lekt op bekende plekken
daar heb je plastic neergelegd
emmers gezet, als er een raam is
zelfs een plant, alleen
in een klein huis
kan je behoorlijk denken.

 

 Keer om, keer om

Keer om, keer om
mooi meisje keer om!

Je danst in je sandalen
met voeten die groeten
met heupen als schakels
gemaakt om te draaien.

Ga mee in de velden
dan gaan we slapen
dan gaan we daar kijken
hoe alles gegroeid is
of de knoppen al botten
de blaadjes al groenen,

daar ga ik je zoenen
en bij onze deur
ligt allerlei fruit klaar
rijp en groen
speciaal mijn lief
voor jou bewaard.

 

 Vader en zoon in hevige regen

Je zoon op je schouders.
Boven hem je paraplu
een lopend torentje
In regen van nu.
Zelf wees geweest
en wees gebleven
zit je daar zelf
op schouders
van ouders, zelf
in de vorm
van een zoontje,
en boven de hoofden
een ronde en kleine
maar troostende droogte.

 

 
Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Willem van Toorn werd geboren in Amsterdam op 4 november 1935. Zie ook alle tags voor Willem van Toorn op dit blog.

Het veer

Op een dag door de verrekijker gezien uit de serre van mijn tante:
de plotselinge nabijheid van een vrouwengezicht onder de rand van een
hoed, een hand op een blinkend fietsstuur. Een mand waar iets wits in
beweegt. Een man met een pet op aan het stuur van een hoekige zwarte
Ford. De bootjes aan strakke kabels die op geheimzinnige wijze de richting
bepalen. Wat moeten mensen daar aan de overkant, waar niets te zien is dan
een stil veerhuis, een kerktoren achter verre bomen. Andere dag: alleen
grijze vrachtwagens op het dek. Mannen in grijze uniformen. Een wijd
open mond die onhoorbaar iets roept. Dat is oorlog.

 

Ieder huis is toch een noodwoning
Voor Ernst en Anita

Wij kregen een nieuw huis
met ramen vol bomen buiten,
met bedden om in te huilen
en te lachen, en in de tuin
 
één struik met bloemen van vrede.
Al waren die van papier,
ze bleven tot ons plezier
goed in de wind en de regen.
 
Vaak keken wij naar buiten
en zeiden: Kijk, dorpelingen,
zouden ze praten of zingen
[hun lippen bewegen] of fluiten?
 
Soms lieten wij hen binnen
in de huiskamer op visite,
wij gaven hun thee en muziek en
handen als ze weer gingen.
 
Maar we lieten die mannen en vrouwen
nooit in de slaapkamer of de
kelder, want daar stonden koffers
gepakt voor ons eenmaal vertrek.
 
Dat de bloemen het lang zouden houden
geloof den wij immers niet echt.

 

Auto
 
De auto scheidt wegen af
uit zijn achtereind, talloze meters
landschap verteerd tot verleden
verbruikt asfalt, uitlaatgas.
 
Meedogenloos, achter glas,
zien wij de kijkende levens
van boeren met zondags gesteven
gebaren, van koeien, van gras –
 
groene graasdorpen één
tel lang bestaan en dan bijt de
snelheid hen tot op het been
kaal en zij glijden als lijken
 
bleek van het netvlies. Luid
braakt de uitlaat hen uit.

 

 
Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)

 

De Nederlandse dichter Peter W.J. Brouwer werd op 4 november 1965 in Eindhoven geboren. Zie ook mijn blog van 4 november 2010 en eveneens alle tags voor Peter W.J. Brouwer op dit blog.

 

Een vriendschap

Op het strand droeg ik je in verwachting
op mijn schouders mee

jij je benen om mijn nek
en ik die zei: kijk het duin en de krabben,
ze zijn niet wat ze lijken

het meeuwenjong moet nog
geboren, dat ei daar
is een steen

ik stel voor jou het zand bij
en schraag voor ons de horizon

je antwoordde:
één kan dwalen, twee gaan altijd
ergens heen

was het tegen het vallen?
je hield je lippen stevig
om mijn vingers geklonken

 

Wat ik je breng

Ik breng je
confetti in de nacht
lichtinjecties achter je ogen

bloesems om te bederven
een belofte om te breken
kinderen om ons te verlaten

ik breng je
de onvindbare kant van de maan

 

 
Peter W.J. Brouwer (Eindhoven, 4 november 1965)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Arthur van Amerongen werd geboren op 4 november 1959 in Ede. Zie ook mijn blog van 4 november 2010 en eveneens alle tags voor Arthur van Amerongen op dit blog.

Uit: Mambo Jambo

“We spreken een raar mengelmoesje van Frans, Spaans en Engels met elkaar. Carmen maakt vaak grappen over mijn Spaans. ik maak geen grappen over haar Nederlands omdat ze dat niet spreekt. in Brussel ging ze enkel met spanjolen en Franstaligen om.
‘Allez-hop, Carmencita, vamos a mimir!’ in het hotel ploft ze op het bed en valt in zwijm. ik drink op het balkon nog een halve fles pinga leeg. in het zwembad drijven genetisch minderbedeelde Engelsen, uit een gettoblaster knalt snoeiharde house. ik schurk tegen Carmen aan, te dronken om me zorgen te maken over morgen. We hebben onze kleren nog aan.
Op het strand van Pipa, volgens de Lonely Planet een global village, verwerken we onze kater. Ons ontbijt begint eentonig te worden: een kokosnoot met rum. ik brom tegen Carmen dat het gezien mijn lamlendige staat niet zo’n goed idee was om naar Pipa te gaan. Het vissersdorp bezuiden Natal wordt overspoeld door nietsnutten: melkwitte Duitse meisjes met rastahaar, surfers die op zware criminelen lijken, vunzige hippies en inheemse onrendabelen die hand- en spandiensten aanbieden. Carmen kijkt geamuseerd naar de optocht der teenslippers, ik voel mij dertig jaar ouder dan mijn grote liefde. ‘Arturo, weet je dat ze hier een ecologisch park hebben? Het is het laatste stukje Atlantisch regenwoud van Brazilië en je kunt er tussen de dolfijnen zwemmen.’
‘Carmencita, por favor, mag ik even rustig mijn kokosnoot leegslurpen? Jezus, ik zit net, wil je niet wat eten? Ze zijn net empanadas aan het frituren. ik begin anders wel trek te krijgen.
Carmen trekt wit weg en begint te kokhalzen, de bonen van gisteren en de aguardiente spelen op. ik vind Carmencita mooi als ze brak is, met haar verwilderde rossige haar, haar waterige honingogen, de sproetjes op haar bleke gezicht, de aandoenlijke tatoeage op haar schouder en haar lullige safarihoedje.
‘Hoeveel staat er eigenlijk nog op onze rekening, Carmencita?’

 

 
Arthur van Amerongen (Ede, 4 november 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Klabund werd als Alfred Henschke geboren op 4 november 1890 in Crossen an der Oder. Zie ook mijn blog van 4 november 2010 en eveneens alle tags voor Klabund op dit blog.

Was ich will…

Was ich will
Poet
Was ich singe
Mord
Der Niagarafall
Gelächter.
Weltuntergang
Ein Zucken meiner Schulter.
Geist
Eine Grube.
Erzengel
Erzene Soldaten
Meinem
Kinderspiel.
Das Firmament
Ein Seufzer
Gegen
Meinen
A u f schrei.

 

Drei Wünsche

Unser erster Wunsch heisst: einfach sein,
Wie die Vogelschwinge blitzt im Blauen
Unsren Blicken, unsren Küssen trauen.
Unser erster Wunsch heisst einfach sein.

Unser zweiter Wunsch heisst: traumlos sein,
Wenn die Nebel um die Berge schiessen,
Unsre Seele in die Dämmrung giessen:
Unser zweiter Wunsch heisst traumlos sein.

Unser dritter Wunsch heisst: sterblich sein,
Dass wir nicht den Kratern gleich im Siegen
Ewig über unsren Feuern liegen:
Unser dritter Wunsch heisst sterblich sein.

Aber anders klingt des Schicksals Lied,
Dessen Töne grausam uns geleiten:
Ewig träumst du deine Strahlsamkeiten,
Klimmt die Sonne singend zum Zenith.

 

Im Auto

Ich bin gut und fahr im Glück.
Von den nassen Scheiben
Klatschen Blicke dumpf zurück,
Die wie Vögel treiben.

Alles rollt an mir vorbei.
Über die Kanäle
Irr ich wie ein böser Schrei,
Den ich mir verhehle.

Plötzlich bin ich nicht mehr da.
Motor platzt im Dunkeln.
Und ich sehe sausend nah,
Tod, dein Auge funkeln.

 

 
Klabund (4 november 1890 – 14 augustus 1928)
 

De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 november 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook alle tags voor Charles Frazier op dit blog en ook mijn blog van 3 november 2010

Uit: Cold Mountain

“They would pass underneath him, and then he would close his eyes and listen as the cupping sound of their hooves in the dirt grew fainter and fainter until it vanished into the calls of katydids and peepers. The window apparently wanted only to take his thoughts back. Which was fine with him, for he had seen the metal face of the age and had been so stunned by it that when he thought into the future, all he could vision was a world from which everything he counted important had been banished or had willingly fled.
By now he had stared at the window all through a late summer so hot and wet that the air both day and night felt like breathing through a dishrag, so damp it caused fresh sheets to sour under him and tiny black mushrooms to grow overnight from the limp pages of the book on his bedside table. Inman suspected that after such long examination, the grey window had finally said about all it had to say. That morning, though, it surprised him, for it brought to mind a lost memory of sitting in school, a similar tall window beside him framing a scene of pastures and low green ridges terracing up to the vast hump of Cold Mountain. It was September. The hayfield beyond the beaten dirt of the school playground stood pant-waist high, and the heads of grasses were turning yellow from need of cutting. The teacher was a round little man, hairless and pink of face. He owned but one rusty black suit of clothes and a pair of old overlarge dress boots that curled up at the toes and were so worn down that the heels were wedgelike. He stood at the front of the room rocking on the points. He talked at length through the morning about history, teaching the older students of grand wars fought in ancient England.“

 

 
Charles Frazier (Asheville, 4 november 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e november ook mijn blog van 4 november 2013 en ook mijn blog van 4 november 2011 deel 2.