Kees Fens, Jan Wagner

De Nederlandse literatuurcriticus, essayist en letterkundige Kees Fens werd geboren in Amsterdam op 18 oktober 1929. Zie ook alle tags voor Kees Fens op dit blog.

Uit: Kanttekeningen bij Van het Reves Brieven

De vorming van een zeer eigen wereld met name in de laatste brieven van Nader tot U wordt heel scherp zichtbaar in de wijze van hantering van religieuze elementen. Wanneer de auteur in het begin van de ‘Brief uit Edinburgh’ een passage afsluit met tussen haakjes de aanroeping ‘Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u over ons’, dan gebruikt hij een uit de katholieke liturgie bekend gebed wel op een eigen wijze – niet binnen de vaste context – en zeker niet ongeestig, gezien de voorgaande passage over de lelijke wandschilderingen in een bedevaartskapel, het gebed wordt evenwel niet op een eigen werkelijkheid toegepast; de woorden blijven die uit de katholieke liturgie; het gebruik ervan verwijst naar een bepaalde instelling bij de auteur; gezien de context kan het ‘Lam Gods’ naar niemand anders dan naar Christus verwijzen. Ik citeer nu de slotalinea van de ‘Brief door tranen uitgewist’: ‘Waar was de Meedogenloze Jongen op dit ogenblik? Ik bleef staan. Opeens zag ik hem liggen, en dat was het wonderlijke: in een kleine kaki tent, in de tuin van zijn paleis. Ik zag verder niemand. Eén van de helften van de voorhang van het tentje was opgeslagen, en daardoor kwam het, dat ik hem duidelijk kon zien liggen, in zijn deken gerold, op het grondzeiltje, en zonder matras. Er was een teer, roerloos licht van een stormlampje, dat heel laag brandde. Eén van zijn armen was bloot, en zijn hoofd was iets opzij gezakt, half weggegleden van de opgerolde trui die hem tot kussen diende. Zijn wimpers waren neergeslagen en hij sliep, zijn mond iets geopend. Wat kon het betekenen dat hij, de Meedogenloze Jongen, nu zelf even weerloos was als iedere jongen, die hij onderwierp en bezat? Zijn tent was onder de mensen. Het liet zich niet bevatten, want het was het Misterie aller misteriën, woordloos, maar toch zou ik het aan alle koningen, tongen en natiën moeten verkondigen, zo lang als ik nog adem had en leefde.’ Het zinnetje ‘Zijn tent was onder de mensen’ is een referentie aan het eerste hoofdstuk van het Johannes-evangelie: ‘het woord is vlees geworden en heeft (letterlijk) zijn tent onder ons opgeslagen.’ Hier nu wordt een bepaalde gebonden tekst niet alleen op eigen wijze gebruikt, maar ook toegepast binnen een zelf-opgeroepen werkelijkheid; bij het geval van het ‘Lam Gods’ heeft de auteur zich het gebruik in een bepaalde situatie toegeëigend; in de boven geciteerde passage heeft hij zich van de tekst zelf meester gemaakt; hij roept er een eigen religieuze of mythologische werkelijkheid mee op. Duidelijkheidshalve: de gebruikte tekst is geen beeldspraak; er wordt geen nieuwe werkelijkheid met verwijzing naar een gelijksoortige bekende opgeroepen, zoals dat bijvoorbeeld het geval is aan het slot van de ‘Brief uit Camden Town’. Een Stem heeft de auteur aangezegd, dat hij moet bewerkstelligen, dat Wim klassiek gitaar leert spelen. Hij schrijft op die influistering verder, vindt de raad om meerdere reden acceptabel; een ervan is: ‘Ook zou hij, telkens als een boze geest der godheid op mij zou zijn, door zijn spel mijn ziel weer kunnen genezen en tot kalmte brengen -.’ Hier denkt men direct aan de harpspelende David voor koning Saul. Niet alleen denkt men eraan; in de door de tekst opgeroepen tweede werkelijkheid krijgt de nieuwe pas zijn werkelijke gestalte en betekenis. Dat laatste nu kan van ‘Zijn tent was onder de mensen’ niet gezegd worden.”

 

Kees Fens (18 oktober 1929 – 14 juni 2008)

 

De Duitse dichter, schrijver en vertaler Jan Wagner werd geboren op 18 oktober 1971 in Hamburg. Zie ook alle tags voor Jan Wagner op dit blog.

 

botanische tuin

bezig de woorden aan jou te overwegen –
de paren zwijgend op geharkte wegen,
de perken bladbedekt, de bomen kaal,
de hekkenbloesem smeedijzer koel,
het licht als was aristokratisch bleek –
zag ik op de heuvel glazig de kweek-
kas, zijn witte ribben, fin de siècle,
en dacht prompt aan die walvisskeletten,
waarvoor je als kind je nek verdraaide
in de musea, aan onzichtbare draden,
zodat ze leken te zweven, opgeheven,
aan die gedrochten, aangedreven
uit oertijddiepten in een kustgebied,
gestikt door hun eigen gewicht.

 

Vertaald door Monique de Waal

 

Jan Wagner (Hamburg, 18 oktober 1971)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e oktober ook mijn blog van 18 oktober 2020 en ook mijn blog van 18 oktober 2018 en ook mijn blog van 18 oktober 2017 en eveneens mijn blog van 18 oktober 2015 deel 2.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *