Kees Stip, Marcel Proust, Erik Jan Harmens, J.C. Noordstar, Hermann Burger, Alice Munro

 

Dolce far niente

 

Tuinpad in Giverny door Claude Monet, 1902

 

De zomers

Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle
goudgele aren streelden mijn gezicht.
Groengouden vliegen zoemden een gedicht.
Rood liet het ooft de appelwangen bollen.

Zomernachtdonker is gesmolten licht.
Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.
Ze komen ’s nachts het grasveld voor je rollen.
Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.

Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?
Ging dan het paradijs voorgoed verloren
omdat wij aan de wereld toebehoren?
Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien
een zolder in een huis zijn zonder zorgen.
Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

 

Kees Stip (25 augustus 1913 – 27 juni 2001)
Veenendaal, Oude Kerk. Kees Stip werd geboren in Veenendaal

 

De Franse schrijver Marcel Proust werd geboren in Auteuil op 10 juli 1871. Zie ook alle tags voor Marcel Proust op dit blog.

Uit: À la recherche du temps perdu. Du côté de chez Swann

« Certes, ce qui palpite ainsi au fond de moi, ce doit être l’image, le souvenir visuel, qui, lié à cette saveur, tente de la suivre jusqu’à moi. Mais il se débat trop loin, trop confusément ; à peine si je perçois le reflet neutre où se confond l’insaisissable tourbillon des couleurs remuées ; mais je ne peux distinguer la forme, lui demander, comme au seul interprète possible, de me traduire le témoignage de sa contemporaine, de son inséparable compagne, la saveur, lui demander de m’apprendre de quelle circonstance particulière, de quelle époque du passé il s’agit. Arrivera-t-il jusqu’à la surface de ma claire conscience, ce souvenir, l’instant ancien que l’attraction d’un instant identique est venue de si loin solliciter, émouvoir, soulever tout au fond de moi ? Je ne sais. Maintenant je ne sens plus rien, il est arrêté, redescendu peut-être ; qui sait s’il remontera jamais de sa nuit ? Dix fois il me faut recommencer, me pencher vers lui. Et chaque fois la lâcheté qui nous détourne de toute tâche difficile, de toute oeuvre importante, m’a conseillé de laisser cela, de boire mon thé en pensant simplement à mes ennuis d’aujourd’hui, à mes désirs de demain qui se laissent remâcher sans peine. Et tout d’un coup le souvenir m’est apparu. Ce goût, c’était celui du petit morceau de madeleine que le dimanche matin à Combray (parce que ce jour-là je ne sortais pas avant l’heure de la messe), quand j’allais lui dire bonjour dans sa chambre, ma tante Léonie m’offrait après l’avoir trempé dans son infusion de thé ou de tilleul. La vue de la petite madeleine ne m’avait rien rappelé avant que je n’y eusse goûté ; peut-être parce que, en ayant souvent aperçu depuis, sans en manger, sur les tablettes des pâtissiers, leur image avait quitté ces jours de Combray pour se lier à d’autres plus récents ; peut-être parce que, de ces souvenirs abandonnés si longtemps hors de la mémoire, rien ne survivait, tout s’était désagrégé ; les formes – et celle aussi du petit coquillage de pâtisserie, si grassement sensuel sous son plissage sévère et dévot – s’étaient abolies, ou, ensommeillées, avaient perdu la force d’expansion qui leur eût permis de rejoindre la conscience. Mais, quand d’un passé ancien rien ne subsiste, après la mort des êtres, après la destruction des choses, seules, plus frêles mais plus vivaces, plus immatérielles, plus persistantes, plus fidèles, l’odeur et la saveur restent encore longtemps, comme des âmes, à se rappeler, à attendre, à espérer, sur la ruine de tout le reste, à porter sans fléchir, sur leur gouttelette presque impalpable, l’édifice immense du souvenir. »

 

Marcel Proust (10 juli 1871 – 18 november 1922)
Portret door Jessy Dehais (detail)

 

De Nederlandse dichter Erik Jan Harmens werd op 10 juli 1970 geboren in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Erik Jan Harmens op dit blog.

 

gospel bedoeld om te bezweren

voordat ik mijn boel pak en de deur met kracht achter me sluit
wil ik dat je zegt dat je me aantrekkelijk vindt
ook als ik mors of in de lakens bijt

en dan verlaat ik me verder op u
ik zie de hoek die ik om moet om uit het zicht
ik neem aan dat u haar hielen van de lakens licht
om in pas mij van een plan te gaan weerhouden

zelfs als ik de sleutel in het slot
en hijgend gas als een fourwheel in de steppe
vertrouw ik dat u dat ledje in haar printplaat dicht
en dan haar lijf languit op de motorplaat

en als ik dan toch de oprit nader
verwacht ik haar bouwlamp die mijn zicht verblindt
en als ik dan toch de autoroute
verwacht ik bij de raststätte een bigband en fanfare

en gebeurt dit allemaal niet en boek ik ook daadwerkelijk een kamer
dan bid ik dat u de spijt in haar donder steekt
ze me in lagestatussms’jes om genade smeekt

en als ik de kamersleutel met kracht op de receptie leg
neem ik aan dat ik naar huis op mijn tomtom tik
en niet met een tolkaart bifiworst van tussen m’n kiezen wik

heer in haar hoofd geen kát dan ik
geen kát geen kát dan ik

 

Erik Jan Harmens (Harderwijk, 10 juli 1970)

 

De Nederlands dichter en rechtsgeleerde J.C. Noordstar (pseudoniem van Arnold Jan Pieter Tammes) werd geboren in Groningen op 10 juli 1907. Zie ook alle tags voor J. C. Noordstar op dit blog.

 

Mijn zoon

Mijn zoon ging vissen bij de vliet.
De wind woei vrolijk door het riet;
te midden van potjes en pannetjes zat hij daar
totdat plotseling, wij weten niet hoe of waar,

hij in het water geduikeld is, voorover, op zijn kop;
zijn hengel en klompen lagen er bovenop.
Zo moet hij daar gelegen hebben, drie uur in de kou,
en geen mens die dat gezien heeft die morgen, gij beseft het nauw’.

Van ’s morgens negen tot twaalven, wat moet dat verschrikk’lijk zijn,
terwijl de wind ruist in de populieren. Daar bij gindse boerderij,
dáár is het leven vrolijk in gang; zo nu en dan bereikt ons een kreet,
dat men zich maar verlaten voelt en denkt dat men ons vergeet.

Ach die bomen die ruisen zo hoog en zo werelds
en een snik verstikte zijn stem, en tranen heerlijk
mengden in zijn gedachten – ach, het riet danste, mijne heren, met wijde gebaren,
en de wind liep achter zichzelf aan op het water, niet te bedaren.

Geen schip kwam daar voorbij, geen boer op een fiets,
geen kalf dat blatend loeide omdat het iets
niet in orde speurde, grazend langs de waterkant,
noch enig melker komend met zijn emmers van het land.

Geen einde is er aan dit droevig lied,
altijd zal het gapen blijven, gelijk hij lag in het riet,
en geen mens vervult deze leemte; als enig slot
blijven wij aan het malen van wind en water en zijn treurig lot.

 

J.C. Noordstar (10 juli 1907 – 21 augustus 1987)

 

De Zwitserse dichter en schrijver Hermann Burger werd op 10 juli 1942 in Burg (Kanton Aargau) geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Burger op dit blog.

Uit: Der Orchesterdiener

„Oft ist es ein ganzes Triumvirat.

Gastieren die Wiener Philharmoniker in Luzern oder anderswo, heißt es doch, auf Glanzpapier gedruckt, so selbstredend wie oben steht: Unter der Leitung von X.Y. etcetera, unten: Orchesterdiener: Eigenstiller, Jara, Schröcknadel. Ich glaube freilich nicht, daß auf die Dauer drei sich in die Verantwortung teilen können, ein von Zelebritäten vorgeführtes Konzert dorsal abzusichern. Wie dem auch sei, daß Urfer nicht sofort, als ihn eines verpatzten Decrescendos wegen in Felix Mendelssohn-Bartholdys Symphonie in a-moll der Schlag traf und er in einen wie als Sarg für ihn bereitstehenden Kontrabaßkoffer sank, ersetzt, und zwar noch während der Aufführung ersetzt wurde, ist mir schleierhaft. War denn die Direktion der städtischen Philharmonie der Meinung, sie könne, wenn sie sich länger und gründlicher, als es die absolute Unentbehrlichkeit eines Ambrosiahallen-Domestiken erlaubt, nach einem Urferschen Ersatz umsehe, einen solchen Zwischenfall a priori vermeiden?

Der Tod ist immer ein Skandal. Oder opponieren die Ensemble-Mitglieder, die es gewohnt waren, sich Urfers wie eines genialen Mehrzweckwerkzeugs zu bedienen, gegen eine zügige Nachfolgeregelung? Item, das Interregnum, von dem der Hausdirigent, seine Artifizenz Detmar von Hohenlohe, glaubte meinen zu dürfen, es sei bloß ein abwartliches, es fehle seinem Klangkörper gewissermaßen nur der Nagelauszieher für die Verpackungskiste, war, wie empfindliche Ohren diesen Winter nicht entgangen sein konnte, ein Interregnum der gefährdeten Konsonanz und Konzertanz, um nicht zu sagen eine kakaphonieverdächtige Zwischenzeit. Urfer, gewiß, wer verstiege sich dazu, es ihm gleichtun zu wollen! Er war wohl legendär sowohl in der Unbestechlichkeit seines Gehörs als auch in der Geräuschlosigkeit seiner Zudienereien.“

 

Hermann Burger (10 juli 1942 – 28 februari 1989)

 

De Canadese schrijfster Alice Munro werd geboren op 10 juli 1931 in Wingham, Ontario. Zie ook alle tags voor Alice Munro op dit blog.

Uit: Nettles

“The hired man was closer to the truth than she was. We were not like brother or sister, or not like any brother and sister I had ever seen. My one brother was hardly more than a baby, so I had no experience of that on my own. And we were not like the wives and husbands I knew, who were old, for one thing, and who lived in such separate worlds that they seemed barely to recognize one another. We were like sturdy and accustomed sweethearts, whose bond needs not much outward expression. And for me at least that was solemn and thrilling.

I knew that the hired man was talking about sex, though I don’t think I knew the word “sex.” And I hated him for that even more than I usually hated him. Specifically, he was wrong. We did not go in for any showings and rubbings and guilty intimacies — there was none of that bothered search for hiding places, none of the twiddling pleasure and frustration and immediate, raw shame. Such scenes had taken place for me with a boy cousin and with a couple of slightly older girls, sisters, who went to my school. I disliked these partners before and after the event and would angrily deny, even in my own mind, that any of these things happened. Such escapades could never have been considered, with anybody for whom I felt any fondness or respect — only with people who disgusted me, as those randy abhorrent itches disgusted me with myself.

In my feelings for Mike the localized demon was transformed into a diffuse excitement and tenderness spread everywhere under the skin, a pleasure of the eyes and ears and a tingling contentment, in the presence of the other person. I woke up every morning hungry for the sight of him, for the sound of the well driller’s truck as it came bumping and rattling down the lane. I worshipped, without any show of it, the back of his neck and the shape of his head, his loud and confident voice, his smell. I accepted readily, even devoutly, the roles that did not have to be explained or worked out between us — that I would aid and admire him, he would direct and stand ready to protect me.”

 

Alice Munro (Wingham, 10 juli 1931)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e juli ook mijn blog van 10 juli 2015 en ook mijn drie blogs van 10 juli 2011.