Kees Stip

 

De Nederlandse Cornelis Jan (Kees) Stip werd geboren in Veenendaal op 25 augustus 1913. Hij bediende zich van veel pseudoniemen, waaronder Trijntje Fop en Chronos. Stip studeerde klassieke talen aan de Rijksuniversiteit Utrecht en was lid van studentenvereniging Unitas waar hij Albert Alberts, Leo Vroman en Anton Koolhaas leerde kennen. In de Tweede Wereldoorlog werd een gedicht van hem anoniem en illegaal verspreid:Dieuwertje Diekema, een persiflage op het gedicht Mária Lécina (1932) van de dichter J.W.F. Werumeus Buning. Na de oorlog werkte Stip als tekstschrijver bij de Legervoorlichtingsdienst en de Rijksvoorlichtingsdienst. Van 1951 tot 1979 was hij redactielid van het Polygoon-bioscoopjournaal. In 1950 maakte Stip een dichtbundel, “Vijf variaties op een misverstand”, over de noodlottigheden van Pyramus en Thisbe, in de stijl van vijf Nederlandse auteurs: Speenhoff, Jan Prins, Nijhoff, Gorter en Vondel. Vanaf 1951 schreef hij onder het pseudoniem Trijntje Fop (ontleend aan een van de dichtende klasgenoten van Woutertje Pieterse) dierenversjes voor de Volkskrant. In de loop der jaren schreef hij er vele honderden, die in diverse bladen en bundels werden gepubliceerd. Ook leverde hij teksten aan Wim Kan. Een grote verzameling “Trijntje Fops” verscheen in 1988 onder de titel “Het Grote Beestenfeest”. De verzamelde gedichten (inclusief de “Trijntje Fops”) van Kees Stip verschenen in 1993 onder de titel “Lachen in een leeuw” Deze laatste titel is ontleend aan het Trijntje Fop-gedicht “Op een spreeuw”. De bekendste Trijntje Fop is misschien wel “Op een bok” (uit Het Grote Beestenfeest). Dit versje is bekend geworden doordat het zijn eigen standbeeld heeft. Sinds 1978 staat te Siddeburen een stenen bok met het versje op de sokkel (de Siddebuurster Bok). Aanvankelijk stond het aan de Oudeweg, later is het verplaatst naar de hoek van de Poststraat/Lougpadje in Siddeburen. In 1985 stelde het literaire tijdschrift De tweede ronde de Kees Stip Prijs in voor light verse.

 

 

De bok van Siddeburen

In Siddeburen was een bok
die machtsverhief en worteltrok.
Die bok heeft onlangs onverschrokken
de wortel uit zichzelf getrokken,
waarna hij zonder ongerief
zich weer in het kwadraat verhief.
Maar ‘t feit waardoor hij voort zal leven
is, dat hij achteraf nog even
de massa die hem huldigde
met vijf vermenigvuldigde

 

 

Nog eens Holland

Ik hou van deze veel te lage grauwe
lucht boven dit nog eens zo lage land.
Kom kameraden, klim eens op een krant
en jubel dat we Holland willen houen.

Of ga eens juichen aan het vlakke strand
en waai van Callantsoog naar Westerschouwen.
In vijf minuutjes ben je al verkouwen
met natte voeten en een neus vol zand.

Al scheppend zag God neer uit den hoge
en scheidde toen het natte van het droge.
Dat hoeft hier niet. Bij ons schept Waterstaat
water uit land, en land waar water staat.
We plassen in de plassen met een boogje
en hebben er ons natje en ons droogje.

 

 

Op twee slakken

Twee slakken waren al sinds jaren
op weg van Groningen naar Haren.
Ten slotte kwam geheel ontdaan
de oudste aan het eindpunt aan.
Hij slikte en sprak diep bewogen:
‘Mijn broer is uit de bocht gevlogen.’

 

 
Kees Stip (25 augustus 1913 – 27 juni 2001)