De Finse schrijfster Leena Lehtolainen werd geboren op 11 maart 1964 in Vesanto. Zie ook alle tags voor Leena Lehtolainen op dit blog.
Uit: Schüsse im Schnee (Vertaald door Gabriele Schrey-Vasara)
„Einen halben Kilometer vor Loberga Gård funktionierte das Navigationsgerät plötzlich nicht mehr. Die Karte verschwand, stattdessen erschien auf dem Bildschirm der Text, die Route sei nicht zu finden. Da ich wusste, dass die Straße am Tor des Gutshofs endete, machte ich mir keine Sorgen, obwohl auch das Handy meldete, es habe kein Netz. Ich fuhr weiter, bis der Schnee, der sich in einer Lichtung auf der Straße angesammelt hatte, den Wagen ins Rutschen brachte. Im selben Moment zerbarst das Heckfenster. Außer Glassplittern hagelte noch etwas anderes ins Auto. Schrotkugeln.
Ich hielt an, schaltete den Warnblinker ein, zog meine Glock und stieg aus, um den Schaden zu begutachten. In der Scheibe war ein fünf Quadratzentimeter großes Loch, von dem drei Risse ausgingen. Ich holte die Werkzeugkiste aus dem Kofferraum und klebte Panzerband über das Loch und die Risse, war dabei aber ständig auf dem Sprung, mich auf den Boden zu werfen, sollten weitere Schüsse fallen. Die Scheinwerfer machten mich zu einem leichten Ziel.
«Kapierst du Arschloch, dass hier Menschen sind!», brüllte ich in den Wald, doch der Schnee und der Sturm verschluckten meine Stimme. Ich stieg wieder ein und inspizierte eine der Kugeln. Sie maß allem Anschein nach vier Millimeter. Nur mit Mühe unterdrückte ich den Impuls, Gas zu geben und möglichst schnell wegzufahren. Hatte man etwa absichtlich auf mich geschossen? Wollte mir jemand Angst einjagen, damit ich es nicht wagen würde, zum Gutshof Loberga zu fahren? Der Gedanke stachelte mich auf: So leicht ließ ich mich nicht einschüchtern.
Es war nicht das erste Mal, dass ich mit einer Waffe bedroht wurde. Daran konnte und durfte man sich nicht gewöhnen. Wenn mich tatsächlich jemand loswerden wollte, noch bevor ich mein Ziel erreicht hatte, musste die Aufgabe, die mich dort erwartete, enorm wichtig sein. Im schlimmsten Fall sogar lebensgefährlich.
Ich holte ein paarmal tief Luft und ließ den Motor an. Obwohl ich langsam fuhr, erreichte ich schon nach einer Minute das Tor des Gutshofs. Es war geschlossen, aber links entdeckte ich in Höhe des Seiten-fensters eine Klingel, darüber eine Überwachungskamera. Da das Autofenster zugefroren war, musste ich die Tür öffnen, um zu klingeln. Ein Wappen schmückte das Tor. Zwei gekreuzte Schwerter, darunter ein stilisierter Luchskopf. Das gleiche Wappen hatte auch auf dem Brief geprangt, mit dem ich nach Loberga eingeladen worden war. Bald nachdem ich geklingelt hatte, glitt das Tor auf. Offenbar verließ sich die Person im Haus darauf, dass ich diejenige war, die sie erwartete.“
Leena Lehtolainen (Vesanto, 11 maart 1964)
De Duitse dichter en schrijver Karl Krolow werd geboren op 11 maart 1915 in Hannover. Zie ook alle tags voor Karl Krolow op dit blog.
Gedicht für den Frieden
Der Krieg geht weiter. Das zarte Zündholz erlischt schon
In Deinen Augen, das Glück. Die Umarmung wird kürzer und enger
Und unser Atem – der zwiefache Nachtlaut – verwischt schon
Wie ein Rumfleck am Boden. Auf deiner Wange steht länger
Endgültiger Abschied wie trostloser Mond auf Kanälen,
Darunter der Frühe mißfarbene Schatten sich quälen.
Immer wieder dies Achselzucken, dies Harren und Lauschen
Auf den Wind, der die Tränen nimmt, sich über Schläfern erhebt,
Wind der Liebkosung und Wind, du, der Trennung, drin bauschen
Sich Stimmen wie Kleider, eh sie das Schweigen begräbt.
Ohne Ende Lebwohl, Leuchtfeuer noch einmal, dann Schwärze,
Undeutliches Blitzen von Waffen bei zuckender Kerze.
Gespräch mit den Messern! Die Nahkampf-Szene spielt schlecht sich
Auf Straßen zu Ende mit Schreien und Sterbegeruch.
Es legt der Tod einem jeden anders zurecht sich:
Beim beizenden Brennen des Sommers im Stechmückenflug,
Im Heuschreckenlichte Ägyptens, erstickt in Kombüsen
Oder zerrissen von Luft unterm Singen von Düsen.
Der Krieg geht weiter. Ich habe noch deine Augen
Einen Augenblick auf der Netzhaut, eh sie im Jenseits zerbricht:
Leichte Bilder des Eben-Noch, die nicht mehr taugen
Vor der Last des Umsonst und unter dem jähen Gewicht
Unvorbereiteten Sterbens, dem gespenstischen Schrecken
Unerklärlichen Himmels, seinem Vom-Tode-Erwecken.
Der Schatten des Engels erhob sich wie Fremde
Und versank – ein Reflex, der rasch sich zerlegt.
Der Krieg geht weiter. – Ich spür ihn wie unter dem Hemde
Das trockene Brusthaar, das sich beim Atmen bewegt
In der Stille des Traums, des Traums von den glücklichen Jahren
Mit dem Duft roten Grases, dem Rascheln von Frauenhaaren.
Und ich verbringe mit ihm diese Nacht, die wirksam mit Dolchen
Ist und die Circe im Blut mir durchbohrt:
Den Genuß und was läßlich ist. Winke den Strolchen,
Den trägen Gespenstern, mit Augenhöhlen, umflort
Schon von Ewigkeit, gebe ihnen das Zeichen,
Sich auf mich zu stürzen. Aber sie zögern. Sie weichen.
Sie lassen mir Zeit. Ich erhebe noch einmal die Stimme.
Ein kleines Flüstern wird es. Ein knisternder Laut
Entringt sich dem Dunkel, daß winzig im Haifischmaul glimme
Die Hoffnung, der Friede, das schutzlose, unnütze Kraut,
Die zierliche Freude, aus hellen Gesichtern errichtet,
Gewebe der Schönheit, das sich zu Leben verdichtet!
Karl Krolow (11 maart 1915 – 21 juni 1999)
De Nederlandse dichter Daan de Ligt werd geboren op 11 maart 1953 in Den Haag. Zie ook alle tags voor Daan de Ligt op dit blog.
Vierluik
III Brief aan de gravin
U bent pas tachtig, dat is wel wat jong
ik val alleen op terminale vrouwen
met wie ik, zij het kort, een nest wil bouwen
u bent, zoals dat heet, ‘still going strong’
maar u bent rijk, dus waag ik toch de sprong
omdat mijn libido u zal benauwen
en snel, ik denk een weekje na het trouwen
zal zorgen dat u hunkert naar de gong
en als uw laatste uur dan heeft geslagen
in ’t liefdesbed dat ook uw sterfbed bleek
dan ben ik ‘uiteraard’ totaal van streek
maar zal mijn lijden als een kerel dragen
ik neem contact op, gauw, nog deze week
u zult genieten van uw laatste dagen
IV Antwoord van de gravin
Ik heb de zaken nog eens afgewogen,
heb mij heel openhartig afgevraagd
of u een oude freule soms graag plaagt,
wellicht is uw imago slechts gelogen.
U kan misschien op buik en kaalheid bogen,
als Don Juan bent u niet half geslaagd.
Ik wed dat u in bed ook sokken draagt
en zoiets kan de wellust niet verhogen!
Neen, neen, uw mooie woorden zijn bedrog!
Ik zoek me zelf een laatste-reisgenoot:
nog jong, gespierd, behaard en cash betaald,
die om mijn landgoed, geld, kasteel niet maalt.
Toch erft die lieverd alles bij mijn dood:
van adel wordt mijn blauwe Duitse dog.
Daan de Ligt (11 maart 1953 – 22 augustus 2016)
De Nederlandse schrijver, dichter, columnist, het fotomodel, de beeldend kunstenaar en copywriter Frans Vogel werd op 11 maart 1935 geboren in Haarlem. Zie ook alle tags voor Frans Vogel op dit blog.
Faits d’ hiver (afscheid v.d. herfst)
Dat je de kachel aanmaakt:
light your fire, man!
Na houtjes te hebben gehakt
met het bijltje dat je wel meer
bij de hand hebt gehad.
En van het pardoes
d’rbij neergooien waarvan
anders botweg geen sprake
kan zijn (logica). Spreek ik
uit ervaring. Middelerwijl
met overwinteren zeer wel
au fait. Stilaan steeds meer
Wladiwostok-georiënteerd.
Ben ik doorgewinterd type in.
In dat opzicht welhaast pinguïn.
Weet dan ook van de mof & de want.
Zo schaatst men regelrecht
vanuit zijn iglo eerstopdoemend
wak in, mocht men (die ouwe
Eskimo had ‘r nog zó voor
gewaarschuwd) rooie benen
& wintertenen ijskoud
aan zijn snowboots lappen:
men sterft dan letterlijk
van acute ademnood en
kou zo bitter, dat de pegels
& kristallen d’r van kleumen.
En wat de ijsbeer
(de Thalarctos maritimus)
op Nova Zembla betreft:
deze levensgrote, levensgevaarlijke
typhushongerlijer kan daar
nog steeds plotseling
rechtop overeind
tegenover je komen
te staan – naar je
uithalend met zijn klauwen.
Frans Vogel (11 maart 1935 – 19 februari 2016)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse schrijver Willem Claassen werd geboren in Beuningen in 1982. Zie ook alle tags voor Willem Claassen op dit blog.
Uit: Camping
“Het gasstelletje werkt niet goed. Steeds waait het vlammetje uit. Maar zoveel wind staat er niet.
Ik zit op mijn hurken. Ik moet geconcentreerd naar het gasstelletje kijken anders zie ik het vlammetje niet. Het is moeilijk, zo in het zonlicht. Ze heeft me uitgelegd hoe ik het kan zien. Het pannetje water waarin ik twee eitjes wil koken staat klaar in het gras. Telkens weer ruik ik een vleugje gaslucht.
‘Laat me nu maar even,’ zeg ik als ze naast me komt zitten.
‘Smeer je anders eerst even in,’ zegt ze.
Ze doelt op mijn armen en benen. Ze heeft gelijk. Ik verbrand snel en ik zit al weer een tijdje in de zon. Maar het gas kan elk moment ontvlammen. Het moet lukken. Ik voel dat ze naar me kijkt. Steeds draai ik het gas open, klik een paar keer met de aansteker en concentreer me op de plek waar het vlammetje zichtbaar moet zijn. Even zie ik de vlam, dan is ‘ie weg. Ik draai het gas weer uit en meteen weer aan, houd de aansteker erbij, etcetera. Ik word er steeds handiger in.
Ze buigt zich naar voren, steunt met een hand op de grond. Ze strekt een arm naar me uit.
‘Nee,’ zeg ik zacht.
Uiteindelijk blijft het vlammetje aan.
Dit is de derde dag op de camping. Ze wilde het graag: Midden-Frankrijk, acht dagen. Ik heb al jaren niet gekampeerd. In mijn jeugd ooit. Dat weet ze.
Bij het opzetten van de tent gaf ze aan wat ik moest doen. Hoe ik het zeil vast moest houden, welke stokken ik aan moest geven. Op haar aanwijzen plaatsten we de tent achterstevoren, met de achterkant naar het gangpad. Daarmee vallen we uit de toon in onze rij tenten.
‘Voor de privacy,’ legde ze uit toen ik vroeg waarom.
Ik ben daar niet op ingegaan. Het tafeltje en de twee stoelen staan achter de tent. Daar koken, eten en lezen we.”
Willem Claassen (Beuningen, 1982)
De Nederlands- Palestijnse dichteres Amal Karam groeide op in Beiroet, Libanon. Zie ook alle tags voor Amal Karam op dit blog. Zie ook alle tags voor Amal Karam op dit blog.
Green Kapital
Je Waal is groter
Vloeiender dan mijn ogen
Mijn ogen zijn dieper dan haar water
Je bomen beroven mijn ogen van hun groen
Je nacht slaapt en laat mij achter.
Zoals de seizoenen je veranderen
Verandert mijn blik naar jou
Wordt groot, ruimer
Je herfst is mijn verhaal
Je lente mijn optimisme.
Ik verhul met praatjes en gedichten
mijn oude wonden,
om ze verborgen te houden voor je mooie ogen
Raak me niet in mijn hart
Zodat ik niet uiteen val
En jij je schuldig achteraf voelt.
Laat de wind niet in je oor janken om mij,
alleen op verlaten straat
als een moeder die haar enige kind kwijt raakt
of een weeskind,
dat alleen op weg gaat naar de onbekendheid.
Vervloek mij niet als ik in stilte lijd
Denk aan mijn pijn
En aan je vloek als ik van boosheid in je gezicht bijt.
Wanneer het groen groeit,
omarmt de aarde zijn wortels
Verbreedt de droom zijn hemel
Verduurzaamt het hart zijn liefde
En Nijmegen wordt een werelds groen kapitaal
Zo groen en zacht als een net geboren liefde
En heeft een heel leven voor zich
Zoals een kind.
Amal Karam (Beiroet, 1960)
De Nederlandse schrijver en literatuurwetenschapper Max Hermens werd geboren in 1991 in Boxmeer. Hermens studeerde cultuurwetenschappen in Nijmegen. Zijn verhalen verschenen in Das Magazin en Op Ruwe Planken. Hij droeg voor op onder andere festival De Oversteek en het Wintertuinfestival. Als literatuurwetenschapper publiceerde hij over het werk van Joseph Conrad.
Uit: In plaats van geluk
“Mijn ouders deden er altijd alles aan om mijn broertje binnen de grenzen van het normale te houden. Op school ging het niet goed met hem, dagelijks werd hij uit de les gezet. Het was een kleine en driftige jongen, mijn broertje, hij had concentratieproblemen en kon slecht lezen en schrijven.
Vooral in groepen werd hij onrustig. De school raadde aan hem op groepstherapie te doen, samen met andere kinderen zoals hij. Thuis zakte hij ziedend ineen.
“Ik ga niet! Ik ga niet!”
Hij lag krampachtig op het keukenlinoleum te spartelen terwijl mijn ouders hem om beurten probeerden op te beuren. Uiteindelijk gingen we allemaal mee naar zijn therapiesessie en wat bleek: ook de andere kinderen hadden hun ouders meegesleurd. Koffiekannen stonden klaar. Tijdens de verschillende oefeningen deed mijn broertje verlegen en voorbeeldig mee met de rest. Ik werd op een smal stoeltje weggedrukt tussen de volwassenen.
Alles in huis moest altijd duidelijk verlopen. Maaltijden werden op gezette tijden geserveerd, ’s avonds was het stil. Ik had vaste taken. Na school hielp ik mama in het huishouden. Ik deed altijd de afwas. Ik kookte wanneer mijn broertje naar bijles ging. Hij was het onrustige brandpunt waaromheen de rest van het gezin zich voorzichtig bewoog. Elke keer als het hem lukte om een van zijn onvoldoendes om te zetten in een voldoende, al was het een zesje, werd dat gevierd met taart. Mama riep het hele gezin bijeen en de taart werd in vieren gesneden, iedereen blies een kaarsje uit.
Mij ging het beter af. Ik kwam thuis met voldoendes. Als beloning drukte mama zo nu en dan wat kleingeld in mijn handen. “We hadden niets anders van je verwacht.”
Zo ging het bij ons in huis. Als ik erover klaagde, siste mama mij snel stil, alsof alleen het benoemen al storend was. “Jij hebt niets om jaloers op te zijn”, fluisterde ze dan.”
Max Hermens (Boxmeer, 1991)
De Nederlandse schrijfster, beeldend kunstenares, filosofe en singer-songwriter Eva Meijer werd geboren in Hoorn in 1980. Meijer maakt performances, muziektheatervoorstellingen en installaties, zoals bijvoorbeeld Het leven leert vanzelf in het Scheltema Complex in Leiden en Verlangst in de Boterhal (met Miriam Reeders), maar ook tekeningen en foto’s, video’s en afleidingsmateriaal voor varkens. Zij bracht vier albums en een aantal EP’s uit en trad op in Nederland, België, Duitsland, Engeland en Amerika. Muziek en meer informatie over de muziek vindt u hier. Korte verhalen en gedichten van haar hand verschenen in De Revisor, Tirade en De Brakke Hond. Ze is mede-oprichter van literair collectief De Jagers. Eva’s debuutroman “Het schuwste dier” verscheen in 2011 en werd genomineerd voor de Academica Literatuurprijs, de Gouden Boekenuil en de Vrouw&Proza DebuutPrijs. Haar tweede roman “Dagpauwoog” verscheen in 2013 en werd goed ontvangen. In 2016 verscheen “Dierentalen”, een populair wetenschappelijk boek over talen van niet-menselijke dieren, en de vraag wat taal eigenlijk is. Haar derde roman “Het vogelhuis” verscheen in 2016. Het won de Lezersprijs van de BNG Bank Literatuurprijs en werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en de ECI Literatuurprijs.
Uit: Het vogelhuis
“1911
Het voelt alsof iemand een deurtje opengezet heeft in mijn hart, zodat de warmte naar binnen kan stromen. Een deurtje of een raam. Ik ren naar Olive, achter in de tuin, door het zomergras, het zachte gras, alles is zo groen.
‘Is vader er al?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Heb je de rozen al geroken? Kijk, ze zijn helemaal open.’ Ik pak een roos uit de haag achter haar, buig hem naar haar toe.
Ze knikt, probeert haar rug te strekken. ‘Wil je een drankje voor me halen? Ik heb de hele dag gelopen.’ Ze moest met moeder mee om jurken te kopen.
Ik loop terug naar het huis, langzamer nu, voet voor voet voor voet. Florence houdt me staande in de serre. ‘Gwen, ben je klaar voor het optreden? Je vader is er over hooguit een halfuur. Hij zal een paar nieuwe gedichten voorlezen, daarna leest Paul een serie gedichten, en dan kun jij misschien die suite van Bach spelen?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Gwendolen.’ Ze kijkt streng.
‘Ja, mam.’ Ik loop door naar de keuken, waar ik Tessa om een glas champagne vraag. ‘Voor mijn zus.’
‘Hoe is het met de vogeltjes?’
‘De kleine koolmees heeft het niet gehaald. De ekster heb ik gisteren buiten gezet, dat lijkt goed te gaan.’
‘Je bent een lieverd. Ik zei het net nog tegen Kokkie.’
Ik zwaai en neem de champagne mee naar buiten, waar Paul met zijn rug tegen de deurpost leunt, zijn krullen in rondjes tegen de muur gedraaid, zijn gezicht naar de late lage zon gewend. Als ik langsloop draait hij zich naar me toe. Ik schrik, bloos, doe alsof ik hem niet zie.”
Eva Meijer (Hoorn, 1980)
De Nederlandse dichteres en schrijfster Helena Hoogenkamp werd geboren in Zaandam in 1986. Zij studeerde Writing for Performance aan de Hogeschool van de Kunsten Utrecht. Haar werk verscheen onder meer in de VPRO Gids en op Volkskrant.nl. Ze studeerde in 2014 af aan de HKU Writing for Performance, en schreef in 2016 een columnreeks voor .UNST over het bestaan als zzp-er. Hoogenkamp won in 2012 de El Hizjra Literatuurprijs. In 2015 verscheen bij Wintertuin haar chapbook “Kleine zeemeermin, per ongeluk dood”. In 2017 was zij te zien in de voorstelling BLISS van Jasper van Luijk en toerde ze met haar performance ‘Van wie is dit verhaal?’ door Oost-Nederland.
Er zijn drie manieren om je tong in een pistool te stoppen
1.
Met het puntje en je ogen boven de loop,
smekend bij bandieten met een doorlopende wenkbrauw
die liegen dat papa postbode is.
Ze slaan zichzelf met een klaargelegde zaklamp.
Je kunt niet houden van iemand die doodgaat.
(bij het ontbijt geven ze hun kinderen Brinta)
Hun vrouwen kijken liever uit het raam dan naar de televisie,
Ze sparen zegels voor onderzetters.
Iemand brengt je vijanden bier.
2. Met gele kousen aan.
Vannacht moest ik boksen tegen een schilferige jongen.
De hele zaal was op zijn hand.
Hij boog en strooide huid op de mat.
Het was zijn publiek, in zijn tijd.
Ik ging alvast liggen.
3.
Ik ben gestopt met denken dat het ophoudt.
Vreemde vrouwen trekken mijn sjaal strakker aan op straat.
Ze wijzen me de weg, maar ik ben ni et verdwaald.
Ik wil geen litteken in de vorm van iets dat bestaat.
Helena Hoogenkamp (Zaandam, 1986)
Zie voor nog meer schrijvers van de 11e maart ook mijn vorige blog van vandaag.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 11 maart 2007 en ook mijn blog van 11 maart 2008 en eveneens mijn blog van 11 maart 2009.