Lieve Joris, Laurence Yep, Peter O. Chotjewitz, Allard Schröder, Thomas Graftdijk

De Vlaamse schrijfster Lieve Joris werd geboren op 14 juni 1953 in Neerpelt. Zie ook alle tags voor Lieve Joris op dit blog.

 

Uit: Afrika en Azië: Het verhaal van een ontmoeting

 

“Ik schreef mijn tweede boek over Congo in een huis aan het water, net buiten Kisangani. Het was eind jaren negentig, de stad was in handen van Congolese rebellen en hun Rwandese en Oegandese bondgenoten; kindsoldaten struinden langs de verweerde gebouwen waartussen het gras hoog opschoot. Het huis lag achter een textielfabriek die betere tijden had gekend. Kort daarvoor had het in de frontlinie gelegen. In de tuin liepen sporen van rupsbanden en bij de waterkant was de aarde omgewoeld: daar hadden Oegandese soldaten tijdens de gevechten twee collega´s begraven, wier lichamen intussen gerepatrieerd waren.
Elf maanden heb ik daar zitten schrijven. Een parelhoen broedde haar eieren uit in een lege munitiekist, de tuinman ontdekte onder een struik een rubberlaars en stuitte, op zoek naar de tweede, op het vizier van een mitrailleur. De plek waar de gesneuvelde soldaten hadden gelegen, raakte overwoekerd door onkruid.
In die oorlogsstad doken twee jonge Indiase broers op. Ze kwamen uit Dubai en openden een winkel in het stoffige centrum – een eenvoudige nering waar het, tussen de rijst, suiker, melkpoeder en lucifers, rook naar goedkope zeep. Sachin en Vishal hadden niets van de trage, morose Indiër uit Naipauls Een bocht in de rivier, die in Kisangani aanspoelt en er hopeloos verstrikt raakt in lokale intriges.

Energieke dertigers waren ze, hun winkel een uitkijkpost, een plaats van waaruit ze de markt bestudeerden. Ze hadden een grote sociale mobiliteit, kenden de lokale diamanthandelaars en raakten bevriend met de Indiërs van de VN-Vredesmissie MONUC. Soms vertrok een van hen naar Dubai, waar hun gezinnen woonden; de ander paste dan op de winkel.”

 

 

 

Lieve Joris (Neerpelt, 14 juni 1953)

 

De Chinees-Amerikaanse schrijver Laurence Michael Yep werd geboren op 14 juni 1948 in in San Francisco. Zie ook alle tags voor Laurence Yep op dit blog.

 

Uit: City Of Death

 

December 1941
Somewhere over the Asian steppes near the northern Kushan border
Scirye
“How fast do storms come in here?” Bayang the dragon asked, staring at the dark gray clouds boiling rapidly toward them from the east. The misty wave rolling toward them was at least a mile across and two miles long, and their shadows plunged the mountains beneath them into an ominous twilight.
Scirye and her companions were sitting on a great triangular wing that had been woven magically from straw, and Scirye tugged at a strand of her red hair as she wondered how long the flimsy mat would last in a tempest like that.
Suddenly the wing lurched upward. “Ho, fear not, lumplings,” boomed the great wind, Naue. For a wind, he was fairly pleasant company, except for a bad habit of boasting.
In Hawaii, they had saved the goddess Pele and, in return, she had helped them on their quest by summoning the Cloud Folk to weave the straw wing they rode on now. She had also charged the powerful zephyr, Naue, to carry them on their quest, and he had faithfully carried them to the Arctic and now into Asia. “No little drizzle can stop Naue the magnificent. He will just carry you above it.”
As Naue picked up speed, the sound of their passage rose to a high keening, and perhaps they would have been blown off the mat except for the magical frame of woven straw. The frame was little more than woven poles set upon four upright ones so that it resembled the sketch of a house, but its enchantment protected them as efficiently as brick walls would have.

Behind Scirye, the snow-covered steppes stretched like a huge sheet of cotton batting. It was so vast, so empty, so harsh. It had shaped her ancestors, the Kushans, into a warrior race as hard and sharp as steel. She had never appreciated just how tough they must have been—she knew that she herself could never have survived there.”

 

 

 

Laurence Yep (San Francisco, 14 juni 1948)

 

 

 

De Duitse schrijver, vertaler en jurist Peter O. Chotjewitz werd geboren op 14 juni 1934 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Peter O. Chotjewitz op dit blog.

 

Uit: Saumlos

 

„Jetzt kam er also mit einem Gerät, das sich Fahrrad nannte. Das zweite große Ereignis vor dem ersten Weltkrieg war das Luftschiff. Auch davon sprach Frau Kümpel häufig, wenn ihr jemand direkt ins Ohr brüllte, sie solle etwas aus ihrer Jugend erzählen, denn sie hatte zwar gute Augen, war jedoch fast völlig taub.
Zuerst hatte der Postbote davon berichtet, dann hatte der Gemeindediener, der mit einer großen Glocke durchs Dorf ging, das Ereignis zweimal angekündigt. Als die Kirchenglocken zu läuten begannen, gingen alle vors Dorf für den Fall, dass das Luftschiff genau über Saumlos abstürzen sollte, und einige hatten sich sogar die Mühe gemacht, auf den Heuberg oder den Mühlberg zu steigen.
Dann kam das Luftschiff hinter den beiden Dörnbergen hervor, wurde groß und größer, schwebte gemächlich die Nüste entlang, wobei es blitzende Strahlen aussandte, und stand schließlich hoch über ihren Häuptern. Alle hatten die Köpfe tief in den Nacken gesenkt und blickten angestrengt nach oben, nur der alte Kümpel nicht, der Metzger und Landwirt war und gleich nebenan auf seinem Acker die Steine verlas.
“Du hast nicht geschaut”, sagte sein Nachbar zu ihm, als das Spektakel vorbei war, “warum hast du nicht geschaut?” Der alte Kümpel hatte nur mürrisch geantwortet: “Der schaut nicht nach mir, warum soll ich nach ihm schauen.”
Sie sah den beiden Männern zu und dachte an das Luftschiff, das ihr Vater nicht angeblickt hatte, und das Fahrrad. Die Männer hatten eine Leiter auf die Milchbank neben der Linde gestellt. Der eine stand auf der Leiter und hielt den Mann am Oberkörper, während der andere unten auf der Milchbank stand und die Arme hoch aufgereckt hatte. Er schien die Füße des Toten zu halten.”

 

 

 

Peter O. Chotjewitz (14 juni 1934 – 15 december 2010)

 

 

 

De Nederlandse schrijver Allard Schröder werd geboren in Haren op 14 juni 1946. Zie ook alle tags voor Allard Schröder op dit blog.

Uit:De dode arm


“De villawijk was in de vroege jaren twintig met de rug naar de rivier gebouwd. De verveling, die er als een fijne nevel tussen de huizen hing, moest al op de bouwtekening te zien zijn geweest. Nu, in de vroege jaren vijftig, was ze met haar oude, krom gegroeide eiken, welig opschietend struikgewas, geschoren gazons, bemoste rietdaken en vermoeide straten een paradijs voor kleine zangvogels, mollen en oude honden. Verten waren er niet, aan de hemel trokken vliegtuigen geruisloos hun strepen. Bejaarde echtparen schuifelden het tuinpad op en af tot op een dag de zwarte auto’s kwamen voorrijden en de gordijnen in de straat werden dichtgeschoven. ’s Zomers zaten jonge moeders achter het huis onderuitgezakt in een rotanstoel te lezen, het hoofd een beetje scheef, de blote benen meisjesachtig gestrekt of zedig over elkaar geslagen, steels gadegeslagen door de jongens van de buren, die vanuit hun kamers op de eerste verdieping vele tuinen overzagen. De echtgenoten waren ’s ochtends tegen negenen al, geurend naar after-shave, op de fiets of in hun auto’s naar hun werk vertrokken.
Het was in dit Arcadië dat Ernst Elfkind Wolkenband – laten we hem voorlopig zo maar noemen – in de naoorlogse jaren opgroeide, in een buitenwijk met stralende ochtenden en bedauwde velden, lauwe regens, laaiende zomerhitte, waarin alles wat groeide tegen het eind van de dag grijsblauw van kleur kon verschieten, waar in de verte schelle kinderstemmen klonken en liedjes van toen, die over de liefde voor the boy next door gingen en werden gezongen door die licht hese maar meisjesachtige vrouwenstemmen, waarop de jongen altijd verliefd was. De dagen duurden er langer dan elders, soms eindeloos lang, in een verlammende stilte sleepten de uren zich naar hun eind, onverwacht voelden kinderen de ouderdom in hun leden tintelen.
’s Nachts beefden de boomtoppen.”

 

 

 

Allard Schröder (Haren,14 juni 1946)

 

 

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Thomas Graftdijk werd geboren in Amsterdam op 14 juni 1949. Zie ook alle tags voor Thomas Graftdijk op dit blog.

 

Uit: Doctor Faustus (door Thomas Mann, vertaald door Thomas Graftdijk)

 

‘Maar hoe zou het zijn wannneer de artistieke paradoxie dat de totale constructie de uitdrukking – de uitdrukking als klacht – doet ontstaan, overeenkwam met de religieuze paradox dat aan de diepste heilloosheid de hoop, al was het maar als een heel voorzichtig vragen, ontkiemt? Dit zou de hoop zijn aan gene zijde van de hopeloosheid, de transcendentie van de wanhoop, – niet het verraad daaraan, maar het wonder dat het geloof te boven gaat. Hoort het slot maar, hoort het met mij: de ene instrumentengroep na de andere trekt zich naar de achtergrond terug, en wat overblijft en waarmee het werk verklinkt, is de hoge g van een cello, het laatste woord, de laatste wegzwevende klank, langzaam in pianissimo fermaten wegebbend. Daarna is er niets meer, – zwijgen en nacht. Maar de natrillende toon die in dat zwijgen hangt, die niet meer is, waar alleen de ziel nog naar luistert en die een afsluiting van de droefheid was, is dat niet meer, verandert van betekenis, staat als een licht in de nacht.’

 


Thomas Graftdijk (14 juni 1949 – 10 februari 1992)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2011 deel 2.