Louis Couperus, Oktay Rifat, Antun Mihanović, Saul Bellow, Mensje van Keulen, Jan Brokken

De Nederlandse schrijver Louis Couperus werd op 10 juni 1863 geboren in Den Haag. Zie ook mijn blogs van 10 juni 2006 en van 16 juli 2006.

Uit: De kleine zielen

 

“Het stortregende en Dorine van Lowe was doodmoe, toen zij, die middag, vóór het diner nog even bij Karel en Cateau aanwipte, maar Dorine was tevreden over zichzelf. Zij was na de lunch dadelijk uitgegaan en had heel Den Haag doortrippeld en doortramd; zij had veel bereikt zo niet alles en haar vermoeide gezicht stond heel blij en haar levendige zwarte ogen flonkerden.

– Meneer en mevrouw nog niet aan tafel, Sientje? vroeg zij de meid, buiten adem, zenuwachtig, en eensklaps schrikkende, dat het te laat zou zijn.

– Neen, juffrouw, maar het is op slag van zessen, zei Sientje streng.

Dorine van Lowe wipte door de vestibule, holde de trap op, vergetende haar natte parapluie in de standaard te zetten. Zij hield die krampachtig in de ene hand, tegelijk met haar rok, die zij vergat los te laten; in haar arm drukte zij een pakje tegen zich aan, onder haar pélerine; in de andere hand had zij haar mof en haar oude, zwart satijnen réticule; met diezelfde hand zocht zij in een bovenmenselijke inspanning naar haar zakdoek en wist zich de neus te snuiten zonder iets te laten vallen; alleen waaiden vier, vijf trambilletjes rondom haar heen, terwijl zij dit deed.

Oude Sientje volgde haar even met de blik, streng. Toen ging zij naar de keuken, haalde een doek, veegde kalm langs de vestibule en trap een spoortje van regen en wat natte druppels af en plukte zorgvuldig de trambilletjes weg van de loper.

Dorine trad in de zitkamer van haar broer, Karel van Lowe. Hij zat rustig bij een goed vuur en las: een man van vijf-en-veertig; zijn fris geschoren gelaat glom rozig en jong; zijn dik, glanzend haar was netjes gekamd met een fikse kuif; zijn snor verfde hij zwart en hij had, als Dorine, de zwarte ogen der Van Lowe’s. Zijn brede figuur had in zijn nette kleren iets degelijks en goed doorvoeds; zijn vest plooide dik om zijn maag, en de horloge-ketting deinde op een rustige ademhaal: zó had hij iets kalms en gezonds, van bedachtzaam overleg en egoïste bezadigdheid…”

 

 

Couperus

Louis Couperus (10 juni 1863 – 16 juli 1923)

 

De Turkse dichter Oktay Rifat werd geboren op 10 juni 1914 in Trabzon. Tijdens zijn middelbare schooltijd in Ankara raakte hij bevriend met Orhan Veli en Melih Cevdet, met wie hij de dichtergroep Garip oprichtte. Rifat studeerde rechten in Parijs. Na zijn terugkeer naar Turkije werkte hij o.a als advocaat. Met Veli nam hij in 1950 deel aan een hongerstaking uit solidariteit met de gearresteerde Hikmet. Rifat was een van de vernieuwers van de Turkse poëzie.

 

Child

He died –
he doesn’t know he died,
his two hands lie by his side.
They’ll carry him away,
nor can he say,
‘I won’t go!’
He couldn’t even give thanks
to the friends who bore his coffin.
Ah, his death is like no other’s.

 

Vertaald door Ruth Christie

 

Das Brot und die Sterne

Das Brot auf meinen Knien
Die Sterne in der Ferne, ganz fern
Ich esse das Brot, zu den Sternen schauend
Bin ich so in Gedanken versunken
Dass ich manchmal statt Brot
Die Sterne esse.

 

 

Onderontwikkeld

Achterstand, in wetenschap, in kunst; op een bladloze

Bloesemloze voorjaarsdag; een pijnlijke ster

Dragen op ’t voorhoofd

Achterstand, de val van grond onder de houten ploeg;

Terwijl het staal dun als papier te snijden is

De tijd verdoen

 

Achterstand, in begraven godsdienstholen

Werkloos toezien, hongerig, tegen de regenvloed

Tegenover de hele wereld

 

Achterstand, de mens vrezen als ware het een jakhals

Terwijl met mensen broederlijk te leven is

De slang omhelzen

 

Achterstand, geen lering en geen licht, alleen maar luis

Als een boog gespannen staan, met het vuur na aan de schenen

Zich ontladen met die vaart!

Vertaald door Thijs Rault

 

rifat

Oktay Rifat (10 juni 1914 – 10 april 1988)

 

De Kroatische dichter en diplomaat Antun Mihanović werd geboren in Zagreb op 10 juni 1796. Hij studeerde in Zagreb filosofie aan het gymnasium. Na die studie volgde hij een studie rechten in Wenen. Na zijn studies verbleef hij in Zagreb, Venetië en Padua tot hij in de diplomatieke dienst van het Habsburgse Rijk terecht kwam. Mihanović had een grote interesse in de filologie en hield enorm veel van zijn moedertaal, het Kroatisch. In 1815 publiceerde hij een brochure waarin hij pleitte voor de invoering van de Kroatische taal in het openbare leven in plaats van het Latijn. Dit besluit werd door het Kroatische parlement pas in 1847 genomen. In 1835 schreef hij Lijepa naša domovino, het volkslied van Kroatië.

 

Unsere schöne Heimat (Lijepa naša domovino)

 

Unsere schöne Heimat,

Heldenhaftes liebes Land,

Alten Ruhmes Vätererbe,

Ewig sollst du glücklich sein!

 

Lieb bist du uns, wie du ruhmreich,

Lieb bist du uns, du allein,

Lieb bist du uns, wo du eben,

Lieb, wo du Gebirge bist.

 

Fließe Sava, Drau fließe,

Auch du Donau, verliere deine Kraft nicht.

Blaues Meer, sage der Welt:

Dass der Kroate sein Volk liebt,

 

So lange die Sonne seine Felder wärmt,

So lange die Bora seine Eichen umweht,

So lange das Grab seine Toten bedeckt,

So lange ihm sein lebendiges Herz schlägt.

 

MIHANOVIC

Antun Mihanović (10 juni 1798 – 14 november 1861)

 

De joods-Amerikaanse schrijver Saul Bellow werd geboren op 10 juni 1915 te Lachine, een voorstad van Montreal. Zie ook mijn blog van 10 juni 2006.

Uit: Ravelstein (2000)

 

“Odd that mankind’s benefactors should be amusing people. In America at least this is often the case. Anyone who wants to govern the country has to entertain it. During the Civil War people complained about Lincoln’s funny stories. Perhaps he sensed that strict seriousness was far more dangerous than any joke. But critics said that he was frivolous and his own Secretary of War referred to him as an ape.

Among the debunkers and spoofers who formed the tastes and minds of my generation H. L. Mencken was the most prominent. My high school friends, readers of the American Mercury, were up on the Scopes trial as Mencken reported it. Mencken was very hard on William Jennings Bryan and the Bible Belt and Boobus Americanus. Clarence Darrow, who defended Scopes, represented science, modernity, and progress. To Darrow and Mencken, Bryan the Special Creationist was a doomed Farm Belt absurdity. In the language of evolutionary theory Bryan was a dead branch of the life-tree. His Free Silver monetary standard was a joke. So was his old-style congressional oratory. So were the huge Nebraska farm dinners he devoured. His meals, Mencken said, were the death of him. His views on Special Creation were subjected to extreme ridicule at the trial, and Bryan went the way of the pterodactyl – the clumsy version of an idea which later succeeded – the gliding reptiles becoming warm-blooded birds that flew and sang.”

 

 

Bellow

Saul Bellow (10 juni 1915 – 5 april 2005)

 

De Nederlandse schrijfster Mensje van Keulen werd op 10 juni 1946 geboren in Den Haag als Mensje Francina van der Steen, roepnaam Mennie. Zie ook mijn blog van 10 juni 2006.

Uit: De laatste gasten

“Dat jaar was er een hittegolf die maar niet wilde ophouden. Ik had het raam in mijn kamer al voor de achtste of negende nacht wijd openstaan en werd wakker van een slurpend geluid. Ik dacht dat het eindelijk was gaan regenen en de goot het niet aankon, maar het bleek Lena die achter een kussen aan mijn kamer binnenkroop. Pas toen ik het licht had aangedaan, zag ik dat het kussen haar eigen lijf was in het grote T-shirt met het hart van glitter dat tot boven haar middel was opgestroopt. Ze leek er erger aan toe dan de vorige keer. Misschien was ze aan het doodgaan. Dat was dan niet mijn schuld, al zouden ze kunnen zeggen van wel als ik haar zo liet liggen. Waarom was ze niet netjes in haar bed gebleven? Ze was niet netjes. Ze wilde mij ermee opzadelen. Ik trok haar T-shirt omlaag en stapte over haar heen om te bellen. Binnen een halfuur werd ze door twee mannen vastgesnoerd op een brancard en de trap af gedragen. De een had zijn blonde haar in een staartje gebonden, de ander was gemillimeterd, Lena zou hem als ‘een drietje’ hebben ingeschat. Uit hun hemden met korte mouwen staken gespierde armen, de blonde man droeg zijn trouwring om zijn horloge. De warmte in het trappenhuis was verstikkend en er hing een lucht van aardappelschillen en kerrie.”

 

 

Keulen

Mensje van Keulen (Den Haag, 10 juni 1946)

 

De Nederlandse schrijver Jan Brokken werd geboren op 10 juni 1949 in Leiden. Zie ook mijn blog van 10 juni 2006.

Uit: Schrijven is goed waarnemen en goed denken

“Hella S. Haasse (60) wipt uit haar stoel en loopt naar de werkkamer in haar flat in Den Haag; ik loop achter haar aan.

Zij: ‘Hier mag u niet kijken, het is een verschrikkelijke rommel.’ Lacht. Ik steek mijn hoofd om de deur, en inderdaad, de wanorde heerst in dit kleine vertrek: rond de bureaustoel staan vele dozen en op haar schrijftafel liggen hopen papier en enkele boeken.

‘Ik heb veel te weinig ruimte,’ zegt zij.

Zij pakt twee margarinedozen.

‘Dit is Mevrouw Bentinck.’

Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter is de titel van haar achttiende en laatstverschenen boek; het is het uit fragmenten en brieven opgebouwde portret van een jonge vrouw die overhoop ligt met haar omgeving, die niet past in de tijd waarin zij leeft: het begin van de achttiende eeuw.

In de woonkamer zet zij de dozen op de grond. Er komen stapels fotokopieën uit. ‘Dit zijn de brieven van Charlotte Sophie – mevrouw Bentinck dus. Dit is het handschrift van Lottgen, haar zuster. Na een ongeluk kon zij niet meer met haar rechterhand schrijven; zij probeerde het met haar linkerhand, maar haar handschrift is zogoed als onleesbaar; ze schreef houterige verticale letters. Bovendien kon ze niet spellen, zij schreef fonetisch Frans. Die brieven moest ik hardop lezen om ze te begrijpen.’

Uit de tweede doos komen een stuk of tien blocnotes, aantekenboekjes en dummy’s (‘lekker stevig papier’). Haar aantekeningen: klein, schu
in handschrift, priegelig bijna. Vele doorhalingen. Citaten. Titels van boeken. Namen. Data. Een rijstebrij.

Geknield op de grond bekijken we het materiaal.

Zij, enthousiast: ‘Het is een labyrint waar niemand wijs uit kan worden, behalve ik. Ja, ik weet waar ik de dingen kan vinden, ik beschik over een visueel geheugen, ik kan ook zo een passage in een boek opslaan.”

Brokken

Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)