Lucille Clifton, Rafael Chirbes, E. J. Potgieter, Kees Ouwens

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Listen Children

listen children
keep this in the place
you have for keeping
always
keep it all ways

we have never hated black

listen
we have been ashamed
hopeless tired mad
but always
all ways
we loved us

we have always loved each other
children all ways

pass it on

 

Cutting Greens

curling them around
i hold their bodies in obscene embrace
thinking of everything but kinship.
collards and kale
strain against each strange other
away from my kissmaking hand and
the iron bedpot.
the pot is black.
the cutting board is black,
my hand,
and just for a minute
the greens roll black under the knife,
and the kitchen twists dark on its spine
and i taste in my natural appetite
the bond of live things everywhere.

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

De Spaanse schrijver Rafael Chirbes werd geboren op 27 juni 1949 in Tabernes de Valldigna bij Valencia. Zie ook alle tags voor Rafael Chirbes op dit blog.

 

Uit: Der Fall von Madrid (La Caída de Madrid, vertaald door Antje Kunstmann)

„Don José Ricart war schlecht gelaunt aufgestanden. Um sechs Uhr morgens hatte er mit dem Gefühl, dass die Nacht schon zu lange dauerte, die Nachttischlampe angeknipst. Als er sah, dass es noch zu früh zum Ankleiden war, hatte er sich im Bett aufgesetzt und das umgeknickte Kopfkissen als Stütze in den Rücken geschoben. In dieser Stellung überkam ihn wieder einmal eine unwiderstehliche Lust zu rauchen, was ihn merklich in Unruhe versetzte, da er keine Zigaretten im Schlafzimmer hatte. Auf

Anordnung des Arztes rauchte er seit fast zwanzig Jahren nicht mehr, aber hin und wieder erinnerte er sich daran, als hätte er die letzte Zigarette erst vor zehn Minuten ausgedrückt.

Manchmal genehmigte er sich nach dem Essen eine Zigarre, an besonderen Tagen wie dem heutigen, dem 19. November, an dem er zur Feier seines Geburtstags mit seinem Freund Maxi im Jockey Club eine gute Cohiba rauchen würde. Fünfundsiebzig Jahre: ein Essen mit Vega Sicilia, Kaffee (auch ein fast aufgegebener Genuss), Cognac und Cohibas in Gesellschaft von Maxi. So

feierten sie seit einer Ewigkeit diesen Tag. Er lud Maxi ins Jockey ein, und wenn Maxi Geburtstag hatte, lud der ihn zu einem ordentlichen Eisbein mit Sauerkraut ins Edelweiß ein. Es war die einzige Geburtstagsfeier, die für ihn wirklich einen Sinn hatte. Alle anderen Feierlichkeiten waren lediglich das, was er »gesellschaftliche Verpflichtungen « nannte, angefangen bei der Versammlung der Belegschaft im großen Saal der Geschäftsstelle und der Überreichung des Geschenks durch den ältesten Arbeiter. Nicht einmal die Feiern im Familienkreis machten ihn glücklich.“

 

Rafael Chirbes (Tabernes de Valldigna, 27 juni 1949)

 

De Nederlandse schrijver Everhardus Johannes Potgieter werd geboren in Zwolle op 27 juni 1808. Zie ook alle tags voor Potgieter op dit blog.

 

Uit: Jan, Jannetje en hun jongste kind

„Maar hoe springt hij met den laster om?

‘Hm! John Bull,’ zegt hij, ‘dien ik het minst vertrouw, als het zoo mooi tusschen ons lijkt – hm! hm! Hans Moff,’ voegt hij er bij, (zou die Courant hem weêr hebben geërgerd?) ‘Hans Moff, die doorslaat, nu hij de bietekroten idealisirt! – hm! hm! hm! Monsieur ook al, wien het toch heugen moest, hoe goed hij het hier had; – tot Jonathan toe, waratje! die nog op geen New-York zoude bluffen, als ik geen Nieuw-Amsterdam had aangelegd, allen geven ze mij steken onder en boven water, wat bliefje? maar dat hoort ook zoo, – het is beter benijd dan beklaagd!…. Een boordevolletje, Mijne Heeren! maar, met uw verlof, – op mijn eigen welzijn!’

‘Wacht ge niet tot de kinders er zijn?’ vraagt Jannetje.

‘Wacht even,’ roepen wij hem toe, ‘wij zullen gaarne medeklinken.’

Of zou er iemand onder de telgen Jan’s wezen, die aarzelt hem bescheid te doen, dewijl het hem toeschijnt, dat het Hoofd van onzen Volksstam geen kleintje, neen, verduiveld veel eigenliefde heeft; dat de zelfzucht zoo ongeveer zijne tweede natuur is geworden? Hij zou Jan onregt aandoen. Hij zou toonen ons aller bet-over-grootvader niet te kennen. Hij zou mij in verzoeking brengen Jan’s doopceel te ligten. Waarom zou ik het niet doen? Hij behoeft zich zijne afkomst niet te schamen, al overtreft hij zijne voorvaderen.

Niemand zette groote oogen op, wanneer ik hem vertel, dat Jan omstreeks den jare Vijftienhonderd in de luijers lag, en echter heden ten dage als een stevige zestiger nog fiksch op zijn koten staat. Hij is zoo kloek gebouwd; hij is zoo breed van schouders; zijne knoken zijn zoo forsch, dat tienmalen vijf jaren bij hem naauwelijks die verandering te weeg brengen, welke eenmaal vijf op ieder onzer pleegt uit te oefenen. Ik vrees zelfs, dat men hem zich ouder zal voorstellen dan hij inderdaad is, als ik van over de zestig spreke; schoon Jan de wereld heeft bekeken, Jan heeft zijne kuiten nog niet verloren: voor een patertje langs den kant zegt geen meisje ‘ba!’ van hem. En wat zijne zaken betreft, daarin geeft Jan het u en mij nog te doen; hij was de eerste en de laatste in den winkel en op het kantoor, en schoon hij nu de woeligheid over heeft gedaan aan zijne jongens, de rekening, waaronder hij ‘accoord’ gezet heeft, komt uit ‘tot eenen penning,’ zegt hij.“

 


Potgieter (27 juni 1808 – 3 februari 1875)

 

De Nederlandse dichter Kees Ouwens werd geboren op 27 juni 1944 in Zeist. Zie ook alle tags voor Kees Ouwens op dit blog.

 

XXXIV

dit de landschappen verenigt in een wil: het mij wenken.
kende dan ik de myriaden ogen van hun gelatene?
op het bereik waarvan ik mij in verdichtsels hulde,
al voedsel verzamelend onder maar een voorwendsel
:weggaan, uit mijn as treden, uitruimen de urn.
of zo: vochten uit mijn slijm tredend, zwemen verspelend.
maar zo, dat dit mij lokte als een voeder of oxigenium.
zo ik naar willekeur van welluidendheid wisselde,
of wespen inademde maar bijen uitsprak’

 

XXIX
aan de oever van het ik rust het zelf.
zo zegt dit wat wij ons ontzegd hebben.
hier rust mijn onmacht, daar mijn almacht.
gij hebt het hert terecht op zijn hart gewezen:
hoe te begeren dat wij verlangen te wensen, wellen.
dat water gestuwd uit de ondergronden.
de keel in de bodem, kwel, vliedend in murmelingen.
een hemel eerst van kristallen
van vochten geboren al vallend
van spatten gesijpeld, bron, door de hoge zanden

 

Kees Ouwens (27 juni 1944 – 24 augustus 2004)

Zeist, gemeentehuis

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn blog van 27 juni 2011 deel 1 en eveneens deel 2.