Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Arturo Pérez-Reverte, Alexis Wright, Ba Jin, Augusta de Wit

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog evenals mijn blogs van 25 november 2010 en eerder.

Uit:Stenen voor een Ransuil

“Als ik de kerk verlaat, zie ik dat de jongen de deur naar de hal heeft laten openstaan. Hij heeft de lamp in de hal laten branden. Door de deuropening straalt het licht de kerk binnen, een smalle lichtstreep. Ik duw de deur zacht heen en weer. De lichtstreep verschuift over de banken. Aan het uiteinde verbreedt de lichtstreep zich. Ik voel een eigenaardige beklemming bij dit licht. Ik kijk naar de hoge ramen, die van buiten verlicht worden door straatlantaarns. In het glas zijn voorstellingen aangebracht. Hoe goed ken ik die voorstellingen! Ik voel me verdrietig als ik naar de voorstellingen kijk. Hetzelfde verdriet als bij het maken van de preek voor mijn vader. Die voorstellingen en die preek hadden vroeger een bijzondere inhoud, die in de loop der jaren vervaagd is. Ik zou nu andere voorstellingen willen zien en niet over de geboorte van Christus een preek willen maken maar over David en Jonathan, Saul te Endor. Door het verlies van mijn geloof hebben de zo vertrouwde voorstellingen een andere inhoud gekregen. Maar de herinnering aan het vertrouwd zijn met de beelden blijft en door mijn ongeloof voel ik mij ontrouw tegenover mijn herinneringen. Dat besef van ontrouw is pijnlijk.
Ik kijk naar de voorstelling van de wederkomst van Christus. De rivier van het water des levens, helder als kristal, ontspringend uit de troon van het Lam. Het geboomte des levens, dat twaalf maal vrucht draagt. Nog altijd hebben die woorden hun klank niet verloren, hun mysterieuze klank, die mij zulke weidse en vreemde gevoelens gaf. De weemoed omdat de gevoelens geen reële basis hebben. Christus en Paulus serieus nemen is een hoge prijs, te hoge prijs, betalen om het water des levens te doen ontspringen. Ondanks dat blijf ik een soort hoop koesteren dat ergens het water des levens stroomt, vloeit.
Vreemd, dat ik juist dit niet opgeven kan, evenals de geest van God, die over de wateren zweeft, alsof dit altijd het belangrijkste is geweest, belangrijker dan die schimmige Jezus. Maar het water des levens stroomt niet. Ook het geboomte des levens bloeit niet en draagt geen vruchten, want waar Christus verschijnt, verdorren de vijgebomen.”

 
Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook alle tags voor Connie Palmen op dit blog.

Uit:Jij zegt het

“Voor de meeste mensen bestaan wij alleen in een boek, mijn bruid en ik. De afgelopen vijfendertig jaar heb ik met een machteloos afgrijzen moeten aanzien hoe onze echte levens bedolven raakten onder een modderstroom van apocriefe verhalen, valse getuigenissen, roddels, verzinsels, mythen, hoe onze ware, complexe persoonlijkheden werden vervangen door clichématige personages, vernauwd tot simpele imago´s, op maat gesneden voor een sensatiebelust lezerspubliek.
En dan was zij de broze heilige, ik de brute verrader.
Ik heb gezwegen.
Tot nu.”
(…)

“Alles aan mijn bruid ontroerde me, maar dit onvermogen zichzelf te zijn, de panische zoektocht naar een oprechte stem, greep me het meest aan. Ze was afgesneden van het puurste deel van haar zelf, daar waar haar creativiteit en genie zetelden, vastgehecht aan de wond, de woede en de wreedheid. Dat afgesneden zijn was de bron van haar frustratie en wanhoop. De rationalisaties van het brave, ambitieuze meisje hielden haar weg van wat dubbelzinnig, complex, obscuur en gewelddadig is, van haar ware natuur.”
(…)

‘Vanaf het moment dat ik roem verwierf als dichter heb ik het publieke leven dat daar als een duivelsstaart aan vastzit, gehaat. Waarom ze het een leven noemen is mij een raadsel, het is de diefstal van je leven.”

 
Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Zie ook alle tags voor Arturo Pérez-Reverte op dit blog.

Uit: The Painter of Battles (Vertaald door Margaret Sayers Peden)

“At any rate, Faulques thought, the season was almost over; with every trip there were fewer tourists on board the tender, and soon those daily visits would become weekly, until they were interrupted by the harsh gray mistrals that blew in the winter, funneling in through the straits called Bocas de Poniente, darkening sea and sky.
He turned his attention back to the painting, where new cracks had appeared. The large circular panorama was not as yet continuous; some zones were blank except for strokes of charcoal, simple black lines sketched on the white primer of the wall. The whole formed an immense and disquieting landscape, no title, no specific time, where the shield half buried in the sand, the medieval helmet splashed with blood, the shadow of an assault rifle falling over a forest of wood crosses, the ancient walled city and modern concrete-and-glass towers coexisted less as anachronisms than as evidence.
Faulques went back to his painting, laboriously, patiently. Although the technical execution was correct, it was not an outstanding work, and he knew it. He had a good hand for drawing, but he was a mediocre painter. He knew that as well. In truth, he had always known it; however, the mural was not destined to be seen by anyone but him. That had little to do with artistic ability and much to do with his memory. With an eye guided by thirty years of hearing the sound of a camera shutter. Hence the framing—that was as good a name to give it as any other—of all those straight lines and angles traced with a singular, vaguely Cubist severity that lent beings and objects contours as impossible to breach as barbed wire or moats. The mural took up the wall of the ground floor of the watchtower in a continuous panorama twenty-five meters in circumference and almost three meters in height, interrupted only by the openings of two narrow, facing windows, the door that led outside, and the spiral staircase that led to the upper floor that Faulques had arranged as his living quarters: a gas ring, a small refrigerator, a canvas cot, a table and chairs, a rug, and a trunk. He had lived there for seven months, and had spent the first two making it habitable: a temporary waterproof wood roof for the tower, concrete beams to reinforce the walls, shutters at the windows, and the drain that emptied out over the cliff from the small lower-level latrine carved out of the rock. He also had an outdoor water tank installed atop a board-and-tile shed that served both as a shower and as a garage for the motorcycle he rode down to the village each week to buy food.”

 
Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zie ook alle tags voor Alexis Wright op dit blog.

Uit: Carpentaria

„The screaming, uncooperative animals didn’t comprehend English, or barbarism either. After being hounded for several hours by their pursuers on foot and horseback, and stoned and whipped, the camels were eventually moved out over the claypans and shot. In the archival records written with a thick nib by a heavy-handed municipal clerk it is recorded, Camels removed. The first entry of work completed by the Town’s Municipal Council.
In the old camel-drivers’ camps the seeds of mimosa embedded in camel dung sprouted their hard little shoots in the Wet season. Thousands of seeds spread along every track and gully, flooding with sheetwater from the rain to regenerate in shallow mud pools. The shoots sent down their fat roots to take a steely grip on the claypans, holding the land together in a mirage that looked like it might last forever without water. In this mirage the cattle properties prospered on traditional lands taken but never ceded. Today, herds of Brahman-cross cattle leave their tracks crisscrossing the landscape in the dry season, as they search for stubbly patches of bluegrass and grind the top layers of soil to powdered bulldust.”

 
Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook alle tags voor Ba Jin op dit blog.

Uit: When the Snow Melted (Vertaald door Tang Sheng)

“You mustn’t take this too seriously, Jingfang. I’m afraid there’s some misunderstanding. Bohe isn’t that kind of man at all. You know how it is, husband and wife always quarrel over trifles. I’m sure you’ll make it up again after a while.”
“Zisheng, you don’t know how good he used to be, how considerate and loving. He respected and anticipated my every wish. That was why, for love of him, I was willing to leave my family and cross the wide ocean with him. But now . . . now I’m sure I have very little place in his heart.” She went on complaining, paying no attention to my arguments. But that was not surprising, seeing I had used them half a dozen times already.
“You don’t know, Zisheng, you just don’t know. I can’t bear to think of the past.” She was growing more agitated, letting her feelings run away with her. Her voice broke and she dabbed at her eyes with a handkerchief.
I was feeling more embarrassed every second. I could find no words to comfort her and her distress went to my heart. Red and blue flames were leaping from the fire blazing in the grate. Golden sunlight slanting in through the windows made a bright patch on my desk. I sat half in the sun. But the room’s warm comfort was quite wasted on me. I longed for Bohe’s arrival to rescue me from a difficult position. I knew too that there was every hope of his comin

g.”
Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005) 

Keuze uit zijn werk

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook alle tags voor Augusta de Wit op dit blog.

Uit:Orpheus in de dessa

“Er was hier geen pad. Tot over de enkels wegzakkend in den drassigen grond wrong hij zich door het dichte groeisel heen. Tusschen de slank opgeschoten stammen van palmen en breedbladerige wilde pisang-boomen was het een taai, langstrengelig warsel van opschietend en afhangend gebladerte, rankende kruiden, als netten over den grond gespreid, en kronkelig saamgeweven slingerplanten. Er hing een groene half-duisternis, als ware het de zichtbaar geworden adem van dat millioenentallig plantenvolk. En de koele lucht van het water en van de natte steenen in de beek vermengde zich met duffige aarddampen en met den reuk van het groen, tot een wadem die tegelijk prikkelend was en zwaar. Terwijl Bake voortworstelde, zwiepende takken op zij slaande, en zijn kleeren losrukkend uit de slingerlissen der doornige rottan, zweefden hem telkens opgejaagde zwermen muskieten in ’t gezicht. Hij sloeg waar ze hem staken, en voelde zijn handen nat van bloed. Hijgend en overstroomd van zweet bereikte hij den zoom van het bosch.
De vallei lag voor hem. De plas schitterde, overgloord van den afschijn der avondwolken. Het riet aan de kanten scheen op te sprieten uit een vloed van vuur. Hij baadde zijn heet geschramd gezicht en handen koel, en uit een pisang-blad een stuk van, het zijde-achtig piepende weefsel scheurend, draaide hij er een drinkkelk van op de wijze zooals hij het Inlanders had zien doen, en dronk met lange teugen het water dat als kwikzilver in den groenen beker glansde, rijen schitterpuntjes aanzettend langs de bladnerven.”

 
Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939)
Jeugdfoto

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e november ook mijn blog van 25 november 2012 deel 2.