De Nederlandse schrijfster Margriet de Moor werd als Margaretha Maria Antonetta Neefjes op 21 november 1941 in Noordwijk geboren. Zie ook alle tags voor Margriet de Moor op dit blog.
Uit:De schilder en het meisje
“Daarop had de schilder gevoeld hoe ze ontspanden. Hoe de anderen begrepen dat ze het dus goed hadden gezien. Alle vier keken nu van het schilderij naar hem, maar hij zei niets, knikte alleen vaagjes. De vernedering kwam eraan, maar was nog abstract. Had nog niet de gedaante aangenomen van een brik, normaal in gebruik voor biertransport, die met een hoop lawaai de Rozengracht op komt rollen en stilhoudt voor nummer 184. Dat zou pas over een paar dagen gebeuren.
Nog voordat er zou worden geklopt zou zijn vrouw opendoen.
‘Lieve help! Ze hebben het al gebracht!’
Hij en zij zouden elkaar halverwege de trap tegemoet zijn gehold, hij vanaf de eerste verdieping waar hij aan het werk was, zij vanuit de open voordeur waardoorheen je op straat het paard kon zien, de lege bok en een stuk van de gênante, tot aan de dissel naar voren geschoven lading, een slordige grijsgrauwe rol, dubbelgeklapt tot een paar meter doorsnee.
Nog niet. Geen sprake van zelfs. De grijsgrauwe rol hing op dit moment nog magnifiek uitgespreid, al zijn kleuren naar buiten, op een van de eervolste plekken waar hij maar hangen kon. Eigenlijk tweede keus, zeker, maar niettemin. Intussen kwam de commissie met kritische opmerkingen over de woeste stijl van het werk, argumenten die zonder meer relevant waren, maar die de maker ervan een lachje ontlokten – dit is verdorie mijn beste groep, beter nog dan die schutters die nu toch al zo’n jaar of twintig zonder noemenswaardig gezeur in De Doelen hangen!
Zijn lachje kwam irritant over.
‘Een penseel is geen hakbijl,’ klonk het kwaad.
‘Soms wel,’ zei de schilder.
‘U rotzooit maar wat aan.’
De schilder boog.
Een van de burgemeesters opende nu een bleekgroene map, haalde er een tekening uit en wilde hem die toesteken. Maar de schilder verroerde geen vin.”
Margriet de Moor (Noordwijk, 21 november 1941)
De Nederlandse schrijver en vertaler Gerard Koolschijn werd op 21 november 1945 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor Gerard Koolschijn op dit blog.
Uit: Geen sterveling weet
“Herfst. Bijna zestig en nog op de vlucht. Mijn knie is kapot, het be-gin van het eind.
Vroeg in de ochtend las ik op een Beierse parkeerplaats voor, tot de winkel met haar indianenlaarsjes openging, uit Hamsun, Hoe het groeide. ’s Middags haastten we ons in Mantova over de hertogelijke gangen en trappen naar de fresco’s van Mantegna. De avond viel in een armoedig Apennijnendorp, waar een manke herbergierster en ik haar schaamteloze rekening over de tafel heen en weer schoven. Door het lawaai van de donderdagnacht gewekt, schoot ik in m’n blootje over de gang naar een raam. Gelukkig, de auto glom nog in lantarenlicht.
Vrijdag naar Perugia, weerzinwekkend rijk en druk, om vanaf de hoge balustrade een blik op Assisi te werpen. Dat marmeren beeld-houwwerk in de zon aan de overkant van de vallei was van dichtbij een pandemonium van winkels, zwaarlijvigheid en rondstuivend gruis. ’s Avonds eindelijk rust in een bos boven Spoleto, waar ons tentje uitkeek op de verlichte muren in de nacht.
Zaterdagmorgen voerden onder Ovidius’ standbeeld de heren van Sulmona hun gesprekken, terwijl een aanwakkerende wind aan de marktzeilen rukte boven de warme ham. Langs de snelweg schudden de palmen. Vento forte tussen Poggio Imperiale en Taranto Nord. In Bari maakte de zee tot in de haven witte koppen, wind-kracht zeven. Toch maar gaan.
Zonder hut was er aan boord de schrale slaap die je soms van een uur verlost. Ik miste de besneeuwde bergen van Albanië en werd wakker van het plotselinge gelijkmatige glijden in de baai van Igoumenitsa. Het was nog nacht, te koud om naar de railing te gaan en de lichten op Corfu te duiden.”
Gerard Koolschijn (Den Haag, 21 november 1945)
De Amerikaans-Poolse schrijver Isaac Bashevis Singer werd geboren op 21 november 1904 als Isaac Hertz Singer in Radzymin, Polen. Zie ook alle tags voor Isaac Bashevis Singer op dit blog.
Uit: The Slave
“Jacob was continually astonished at how many Jews obeyed only one half of the Torah. The very same people, who strictly observed the minor rituals and customs which were not even rooted in the Talmud, broke without thinking twice the most sacred laws, even the Ten Commandments. They wanted to be kind to God and not to man; but what did God need of man and his favors? What does a father want from his children but that they should not do injustice to each other?”
(…)
“But now he at least understood his religion: its essence was the relation between man and his fellows. Man’s obligations toward God were easy to perform. Didn’t Gershon have two kitchens, one for milk, and one for meat? Men like Gershon cheated, but they ate matzoth prepared according to the strictest requirements. They slandered their fellow men, but demanded meat doubly kosher. They envied, fought, hated their fellow Jews, yet still put on a second pair of phylacteries. Rather than troubling himself to induce a few to eat pork or kindle a fire on the Sabbath, Satan did easier and more important work, advocating those sins deeply rooted in human nature.”
Isaac Bashevis Singer (21 november 1904 – 24 juli 1991)
Cover Spaanse uitgave
De Vlaamse dichter Wouter Steyaert werd geboren in Gent op 21 november 1982. Zie ook alle tags voor Wouter Steyaert op dit blog.
Er staat een praatpaal op mijn hoofd
Er staat een praatpaal op mijn hoofd.
Het is niet evident
om bijv. door de deuropening te raken.
Ik moet me diep bukken
en als een kuikentje het huis binnengaan.
Een geluk dat door één of ander toeval
het plafond te hoog werd gelegd,
en ik zomaar kan wandelen
in mijn woonst. Ook
headbangen is een mogelijkheid.
Het ontspant me meer en meer.
De dokter zegde enkel dat ik voorzichtig moet zijn,
hersenbloedingen zijn nooit ver weg moet je weten.
Zonde dat die hoorn steeds
tegen dat schoon stuk oranje slaat.
Op straat staren de mensen me na
alsof het zo ongewoon is
een praatpaal op je hoofd te hebben.
Misschien zijn ze enkel verbaasd
omdat ik er steeds in slaag het evenwicht te bewaren.
Er zijn ook mensen die me opbellen, vraag me
niet hoe, want ik dacht
dat het onmogelijk geworden was.
Ik neem dan heel beleefd op, en zeg
dat het met de Belgische staat is.
Mensen stellen me de allergekste vragen.
Of ze wat reclame mogen maken langs het luidsprekertje.
Waar hun auto precies staat geparkeerd, wanneer
hun slee nog eens in panne zal staan. Of er ergens
een spookrijder is gesignaleerd, …
Soms belt er een pienter meisje
met de stem van Ayco Duyster.
Ze vindt me aardig denk ik, en noemt me ‘Belgische’.
Ze vraagt vaak hoe het gaat met mij,
en dat roert me wel.
Wouter Steyaert (Gent, 21 november 1982)
Gent
De Amerikaanse schrijfster en literatuurwetenschapster Marilyn French werd geboren op 21 november 1929 in New York. Zie ook alle tags voor Marilyn French op dit blog.
Uit:A Season in Hell: A Memoir
“Saturday morning, March 7, 1992, was bright and sunny on the east coast of Florida. It would be hot, I thought, but I dressed formally in a pantsuit and heels, because I was scheduled to address a local chapter of NOW that day. I live alone, so did not talk to anyone until I reached the restaurant where I was to speak and was greeted by the NOW people. Then I was startled to hear a thin, reedy sound emerge from my throat. It was not my voice at all. I was puzzled; my daughter, Jamie, had returned to New York the day before, after a week’s visit. Although I had had what I thought was laryngitis while she was with me, my voice had been normal. Now it was not.
Mike Edmondson, a friend, came up to greet me. I was surprised to see him–few men attend NOW events. But Mike is political and a feminist. I recalled that we had been supposed to see a movie together some weeks earlier but somehow had not done so.
“Wonderful to see you, Mike! How have you been?”
“Not too good, Marilyn. That’s why I never called. The Monday after you came for dinner, I was diagnosed with cancer.”
I felt myself pale.
“Testicular cancer. They operated. It’s gone. I’m fine.”
It was almost inconceivable that he could be diagnosed and cured within so brief a time. “It seems miraculous,” I said.
“That’s how they treat it now.” He smiled. Mike is a good-looking man in his thirties, and he shone with health. It was equally shocking that he should develop cancer and that he had been cured of it in the few weeks since I’d seen him.”
Marilyn French (21 november 1929 – 2 mei 2009)
De Britse schrijfster Freya North werd geboren op 21 november 1967 in Londen. Zie ook alle tags voor Freya North op dit blog.
Uit: Pillow Talk
“Something isn’t quite right-I have a hunch about this. But I think I’ll just tuck it into the back of my mind while I tuck my feet into my wellington boots. Now I’ll open my front door and step out into the night.
I’m ready. Where is it I’m meant to be going? I can’t quite remember. It’ll come back to me in a moment. I’ll just put one foot in front of the other and trust myself. I am turning left. If I am automatically taking this direction to Wherever, this must mean it is the right way to go.
Now where am I? I’m glad I’m wearing my gumboots. That was a good idea. I had to rummage for them as I can’t remember when I last wore them. I can’t remember when I last had a weekend away from the city. No one has ever whisked me away. Not that I’ve ever asked-that wouldn’t be me. That’s not to say I haven’t daydreamed of it, though.
But enough of this mental meandering, I must walk on. This way. That way. I don’t feel very comfortable. I’m rather cold and my feet feel-strange.
I’m hoping for the landmark to loom, to say to me that I’ve arrived at my destination. I know metaphysics would say that it’s not the arriving but the journey that’s the point-but I’m going to have to have a sit-down and a rethink if I don’t get there soon. Perhaps I’ve gone the wrong way. I don’t want to admit to myself that I don’t really know the route because that would call into question the destination which, actually, I can’t remember at all.
Well, I’ll keep on walking this way. My feet are really sore. I’d love a bar of chocolate. I’m quite tired now. Sleepy, in fact. Something will jog my memory. It was not Petra Flint’s memory that was jogged. It was her slumber. By the police. She woke with a start and in a panic; for a split second she thought she was blind. Actually it was very dark and she was lying face down on the ground. Earthy, itchy ground, and wet.
“Are you OK?”
Petra lifted her head a little and glanced up: two police officers were looming over her. The sudden beam from a torch scorched her eye so she dropped her gaze and put her face back to the ground. She was wearing her nightshirt and her wellington boots, which were on the wrong feet, and she felt mortified.“
Freya North (Londen, 21 november 1967)
De Zweedse schrijver Carl-Henning Wijkmark werd geboren op 21 november 1934 in Stockholm. Zie ook alle tags voor Carl-Henning Wijkmark op dit blog.
Uit: Nahende Nacht (Vertaald door Paul Berf)
„Er brachte sie ganz ungezwungen vor, aber ich merkte schon bald, dass es untergründig eine ernsthafte Rivalität gab, und zwar nicht nur um die Lebensdauer, sondern auch um das Wohlwollen der Krankenschwestern; Gunst wäre angesichts des Zustands, in dem wir uns befanden, zu viel gesagt. Wie dem auch sei, Börje forderte jedenfalls unsere Einsätze auf “den zähesten alten Knacker” und bot uns darüber hinaus an, auch auf Platz zu setzen. Taktvoll setzten Harry und ich auf unseren Buchmacher als Gewinner, er war immerhin der jüngste von uns und hatte Familie (was ich allerdings erst später erfuhr). Wir verzichteten darauf, um den zweiten Platz zu spielen. Die Frage des Gewinns führte zu einigem Murmeln über die Testamente, was Börje mit großer Geste beiseite wischte. Das Spiel selbst war wichtig.
Dann war da noch der vierte Mann im Raum, der stumme und unsichtbare. Wir verzichteten zwar darauf, auf ihn zu setzen, aber ansonsten war an ihm nichts Okkultes, er war aus Fleisch und Blut. Sein Bett stand links von meinem, an der Fensterwand, aber als Lebenden sahen wir ihn nie, ein grüner Vorhang, der in einer Deckenschiene lief, entzog ihn unseren Blicken. Börje, der ihm gegenüber lag, behauptete, flüchtig Teile von ihm gesehen zu haben, einen Fuß, der gegen den Vorhang trat,einen Arm, der über die Bettkante gestreckt wurde, aber den ganzen Menschen sahen wir erst, als er tot und zugedeckt war und zu seinen Ahnen gerollt wurde, die ihn auf der andere Seite des Erdballs erwarteten. Das Personal hüllte sich zu seiner Person in Schweigen, so lauteten offensichtlich die Anweisungen, und wir erfuhren lediglich, dass er aus einem anderen Erdteil stammte (oder einem anderen “Kulturkreis”, wie man heute sagt).“
Carl-Henning Wijkmark (Stockholm, 21 november 1934)
De Franse schrijver Voltaire, (pseudoniem van François-Marie Arouet)werd werd op 21 november 1694 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor Voltaire op dit blog.
Uit: Candide ou l’Optimiste
« Candide, plus ému encore de compassion que d’horreur, donna à cet épouvantable gueux les deux florins qu’il avait reçus de son honnête anabaptiste Jacques. Le fantôme le regarda fixement, versa des larmes, et sauta à son cou. Candide, effrayé, recule. « Hélas ! dit le misérable à l’autre misérable, ne reconnaissez-vous plus votre cher Pangloss ? — Qu’entends-je ? Vous, mon cher maître ! vous, dans cet état horrible ! Quel malheur vous est-il donc arrivé ? Pourquoi n’êtes-vous plus dans le plus beau des châteaux ? Qu’est devenue Mlle Cunégonde, la perle des filles, le chef d’oeuvre de la nature ? — Je n’en peux plus », dit Pangloss. Aussitôt Candide le mena dans l’étable de l’anabaptiste, où il lui fit manger un peu de pain ; et quand Pangloss fut refait : « Eh bien ! lui dit-il, Cunégonde ? — Elle est morte », reprit l’autre. Candide s’évanouit à ce mot ; son ami rappela ses sens avec un peu de mauvais vinaigre qui se trouva par hasard dans l’étable. Candide rouvre les yeux. « Cunégonde est morte ! Ah ! meilleur des mondes, où êtes-vous ? Mais de quelle maladie est-elle morte ? ne serait-ce point de m’avoir vu chasser du beau château de monsieur son père à grands coups de pied ? — Non, dit Pangloss ; elle a été éventrée par des soldats bulgares, après avoir été violée autant qu’on peut l’être ; ils ont cassé la tête à monsieur le baron qui voulait la défendre ; madame la baronne a été coupée en morceaux ; mon pauvre pupille, traité précisément comme sa soeur ; et quant au château, il n’est pas resté pierre sur pierre, pas une grange, pas un mouton, pas un canard, pas un arbre ; mais nous avons été bien vengés, car les Abares en ont fait autant dans une baronnie voisine qui appartenait à un seigneur bulgare. »
A ce discours, Candide s’évanouit encore ; mais revenu à soi, et ayant dit tout ce qu’il devait dire, il s’enquit de la cause et de l’effet, et de la raison suffisante qui avait mis Pangloss dans un si piteux état. « Hélas ! dit l’autre, c’est l’amour ; l’amour, le consolateur du genre humain, le conservateur de l’univers, l’âme de tous les êtres sensibles, le tendre amour. — Hélas ! dit Candide, je l’ai connu, cet amour, ce souverain des coeurs, cette âme de notre âme ; il ne m’a jamais valu qu’un baiser et vingt coups de pied au cul. Comment cette belle cause a-t-elle pu produire en vous un effet si abominable ? “
Voltaire (21 november 1694 – 30 mei 1778)
Les démêlés de Voltaire avec Frédéric II door Charles Fichot (1817-1903)
Zie voor nog meer schrijvers van de 21e november ook mijn blog van 21 november 2015 deel 2.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 21 november 2008, mijn blog van 21 november 2007 en ook mijn blog van 21 november 2006.