Maria Magdalena op paasmorgen (Michel van der Plas)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 

 
Guercino, De opgestane Jezus verschijnt aan de maagd Maria, rond 1630

 

Maria Magdalena op paasmorgen

Toen al de anderen waren weggegaan
Ik zag ze bij de tuinmuur in de verte
nog redetwisten en verwoed gebaren,
Petrus voorop de stofwolk die de weg wees,
scheen het stiller dan ooit.

En ik besefte opeens dat ik alleen was
en de angst om de geboorte van de bleke dag
te storen had de krekels zelfs bevangen
zo stil en weifelend rees het licht,
dat bomen grijparmen werden, bloemen valse ogen,
en ik moet zelf een smalle kaars geweest zijn,
daar in de dunne mist, bij het lege graf.

En de twee mannen die in witte kleden
plotseling  voor mij stonden schenen beelden
uit een oud geheimzinnig speelliedje
en maakten mij weer tot een kind. En juist
als in dat spel van vroeger hield ik bei
mijn handen tegen mijn gezicht gedrukt
en schreide, wat ik vroeger had gezongen:
Waar hebben ze mijn meester neergelegd?

Ik was een schreiend kind, ik moest maar weggaan
voordat ze zouden lachen om mijn dwaasheid;
ik moest maar weggaan, net als al de anderen,
weg uit de spooktuin, weg uit het valse licht,
als al de anderen. En ik keerde me om
en veegde met mijn mouw mijn tranen weg,
toen ik de tuinman zag.

Hij stond er zo gerust en groot.
En ’t was of al de bloemen
nu opeens bloemen werden en de bomen
hun groen herkregen, toen hij naar mij keek,
en of ik niet alleen meer was, en of
het graf achter mijn rug niet meer bestond,
niet meer als leegte, als holle angst, en of
een leeuwerik opschoot in zijn stem: Maria!

Ik heb het al zo vaak verteld Johannes,
maar steeds als jij mij met Pasen aanziet is het
alsof ik hem mijn naam weer hoor zeggen,
misschien omdat jij op hem lijkt misschien,
omdat het licht van deze dag jouw kleed zo wit
maakt als het zijne op die ochtend.

Maar nee, dat is het niet
het is omdat het brood dat jij nu in je handen hebt
en mij te eten geeft zijn lichaam is.
Zijn leven, en daarom hoor ik hem vandaag
en meer en ik wil je zeggen dat vandaag
zijn liefde pas geopenbaard wordt,
want je weet Johannes dat hij die ochtend in de tuin zei:
houdt me niet vast.

En zie nu komt hij zelf, nu komt hij zelf
om mij weer naar zich toe te trekken,
vast te houden, vast te houden. O, ik weet het wel,
ik kan niet zeggen wat ik zeggen wil vandaag,
maar ‘k ben een kaars die van zijn glorie brandt en
ik ben zo gelukkig want zijn leven is mijn leven.
En dit witte brood, o deze liefde is sterker dan de dood.

 

 
Michel van der Plas (23 oktober 1927 -21 juli 2013)
Den Haag, Grote of Sint-Jacobskerk. Van der Plas werd geboren in Den Haag

 

Zie voor de schrijvers van de 6e april ook mijn vorige drie blogs van vandaag.