Marijke Schermer

De Nederlandse schrijfster Marijke Schermer werd op 25 februari 1975 geboren in Amsterdam, groeide op in Groningen, en studeerde aan de Toneelschool Arnhem om actrice te worden. Ze kreeg wel haar diploma maar speelde daarna nooit meer toneel. Ze schreef toneelstukken en libretto’s en regisseerde haar eigen en andermans werk. In 2009 ontving ze de Charlotte Kohlerprijs. Ze schreef de romans “Mensen in de zon” (2013), “Noodweer” (2016) en “Liefde, als dat het is” (2019). “Noodweer” stond op de shortlist van de ECI-Literatuurprijs 2017, en “Liefde, als dat het is” stond op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2020 en werd in het Duits en Engels vertaald. In juni 2021 verscheen “Gods wegen” in de serie Van Oorschot Terloops. In februari 2022 werd haar roman “Love, If That’s What It Is” uitgegeven door World Editions. In april 2023 verscheen “Breakwater”, wederom bij World Editions.

Uit: In het oog

“Vlak voor Bee begon aan haar verhaal waarin ze me onder meer verweet dat ik haar niet zag, zat ik haar juist te bekijken. Uitgerekend die laatste minuten bekeek ik hoe ze met één been over de leuning en één op de vensterbank, scheef in de lelijke stoel zat te lezen. Een lelijke beschadigde neplederen fauteuil is het, maar comfortabeler dan welke andere stoel in ons huis ook en daarom al jaren detonerend in een verder verantwoord en smaakvol interieur. Ze bewoog snel met haar wijsvinger over haar bovenlip, in opperste concentratie. Toen sloeg ze haar boek dicht met een vinger ertussen en legde haar hoofd achterover op de leuning, met gesloten ogen. Ze denkt na, dacht ik, weet ik nog. Ik weet niet meer wat ik voelde. Misschien voelde ik me neutraal jegens haar, registreerde ik zonder veel gevoelens haar spectaculair mooie gezicht, de lange donkere haren die langs de stoelleuning omlaaghingen, het been in de zijden broekspijp, de blote voet met de gelakte teennagels. Of misschien zag ik haar inderdaad niet, niet bewust, had ik geen gedachten over haar, omdat ik in de greep was van mijn eigen gedoe. Misschien waren mijn ogen eenvoudigweg, macht der gewoonte, in haar richting scherp gesteld. Ik had net een telefoongesprek gevoerd waarin ik Miranda, mijn PhD-student, vertelde dat mijn onderzoeksaanvraag afgewezen was en dat ik geen idee had hoe dit nu verder moest. Bee had dat allemaal gehoord en achteraf bekeken had ze niet zitten lezen maar had ze met stijgende verbazing geluisterd naar de dingen die er in mijn leven speelden en waar ik haar geen deelgenoot van had gemaakt. Het bleek allemaal de druppel in een emmer waarvan ik niet wist dat hij bestond, wat op zichzelf al een teken aan de wand was, volgens haar. En dat waren nog maar twee van de zegswijzen die zij in ons gesprek gebruikte. Ik zeg ‘gesprek’ maar ik denk eigenlijk dat het een ruzie was. Dat er een volle emmer was werd in elk geval wel duidelijk. Ze had van alles opgekropt, refereerde aan dingen die ik gezegd of juist niet gezegd had, soms in gesprekken van maanden geleden en soms door mij helemaal niet herkend als iets wat had plaatsgevonden. Zij zei altijd tegen mij dat ik zo secundair in mijn reacties was, maar iemand die je ineens op detailniveau van alles wat allang voorbij is begint te verwijten kan zelf ook nauwelijks bogen op een talent voor primaire reacties. Als ze dat toen gezegd had, had ik het toen kunnen oplossen, of weerspreken, of beantwoorden, of wat het ook was wat ik had kunnen doen.”

Marijke Schermer (Amsterdam, 25 februari 1975)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *