De Nederlandse dichter, columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Zie ook alle tags voor Martin Bril op dit blog.
Uit: Rokjesdag
“Het luistert nauw met deze dag
Van alle kanten bereikt mij de vraag wanneer het rokjesdag is. Televisieprogramma’s, tijdschriften, radioshows, passanten op straat. Iedereen heeft het erover. Sommigen noemen het overigens bloesjesdag.
Ik niet.
Rokjesdag is die ene dag in het voorjaar dat alle vrouwen als bij toverslag ineens een rok dragen, met daaronder blote benen. Tot zover de definitie waarop ongetwijfeld het een en ander valt af te dingen, maar daar heb ik geen zin in, sterker nog; het is een prachtige definitie.
De Van Dale noteert onder rokjesdag zie bloesjesdag. Zo kan ik het ook. Snel naar bloesjesdag en daar treffen we deze: eerste warme lentedag (waarop de vrouwen voor het eerst in hun bloesje op straat lopen).
Tja.
Ik vind mijn eigen definitie beter. En ik ben niet eens een billenman. Ook geen tietenman trouwens. Dus dat heeft er niets mee te maken. Wat mijn definitie zo mooi maakt is de toverslag.
Hoe weten alle vrouwen dat het rokjesdag wordt? Er is geen tamtam, en het wordt niet op radio en televisie aangekondigd. Het gaat dus om een voorgevoel dat duizenden vrouwen op hetzelfde moment bezoekt.
Het is vandaag 2 april en als het goed is schijnt de zon. In de loop van de dag zal de temperatuur oplopen tot zo’n17, 18 graden. Dat is in principe genoeg voor rokjesdag, ware het niet dat de ochtend aan de koude kant is, 4 graden, en dat is een obstakel. Halverwege de dag iets anders aantrekken mag niet, en is in veel gevallen ook onmogelijk. Je gaat je op je werk niet verkleden.
Dat brengt ons bij vrijdag.”
De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook alle tags voor Doeschka Meijsing op dit blog.
Uit: De kat achterna
‘Ik had getoond dat haten en liefhebben, verdedigen en verraden, niet zoveel uit elkaar liggen. Ik had me zelf duidelijk gemaakt dat ik niet de dupe van een situatie hoefde te worden, doordat ik van een steeds groter wordende afstand naar mensen die ik liefhad keek. Ik kon daden stellen. Ik kon ingrijpen. Ik bestond.’
(…)
‘Ik slaap een eeuwigheid, en dan nog een eeuwigheid, want ze hebben beloofd dat die oneindig zijn zal. Tussen de tijden door mag ik wakker worden in een witte kamer die ik nooit herken van de vorige keer. Ze rijden mijn bed telkens in een nieuwe kamer, waar alles hetzelfde is, zelfs de val van het licht. Ze tonen me de hele witte wereld, waar al het andere één is in heerlijkheid. Ik geef mij over aan de genade van allerlei handen die niet aan mensen schijnen vast te zitten, maar aan bovenaardse wezens die het goede met mij voorhebben. Als de handen me loslaten val ik automatisch terug in die tijden waar dag en nacht niet van elkaar te onderscheiden zijn. Alles is goed. Ik hoef nooit meer iets te doen. De zaligheid is mijn. Ik heb het verdiend.’
De Nederlandse dichter Daan Doesborgh werd geboren op 21 oktober 1988 in Steyl. Zie ook alle tags voor Daan Doesborgh op dit blog.
De Bende van Narcissus
daar zaten we tezamen
in het juiste huis
in de juiste kamer
met de juiste namen
(ook vandaag was deze duiding ingefluisterd)
dan ineens.
op de muur verschijnt
een hand die vreemde
letters schrijft
iemand kent hebreeuws en leest
God vreest uw ontelbaar koningschap
Gij hebt de weegschaal gebroken
Uw koninkrijk is licht en u bent vrij
en wij
stonden elkaar naar het gezicht
De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook alle tags voor Alphonse de Lamartine op dit blog.
À une fleur séchée dans un album
Il m’en souvient, c’était aux plages
Où m’attire un ciel du Midi,
Ciel sans souillure et sans orages,
Où j’aspirais sous les feuillages
Les parfums d’un air attiédi.
Une mer qu’aucun bord n’arrête
S’étendait bleue à l’horizon ;
L’oranger, cet arbre de fête,
Neigeait par moments sur ma tête ;
Des odeurs montaient du gazon.
Tu croissais près d’une colonne
D’un temple écrasé par le temps ;
Tu lui faisais une couronne,
Tu parais son tronc monotone
Avec tes chapiteaux flottants ;
Fleur qui décores la ruine
Sans un regard pour t’admirer !
Je cueillis ta blanche étamine,
Et j’emportai sur ma poitrine
Tes parfums pour les respirer.
Aujourd’hui, ciel, temple, rivage,
Tout a disparu sans retour :
Ton parfum est dans le nuage,
Et je trouve, en tournant la page,
La trace morte d’un beau jour !
Le Chrétien mourant
Qu’entends-je ? autour de moi l’airain sacré résonne !
Quelle foule pieuse en pleurant m’environne ?
Pour qui ce chant funèbre et ce pâle flambeau ?
Ô mort, est-ce ta voix qui frappe mon oreille
Pour la dernière fois ? eh quoi ! je me réveille
Sur le bord du tombeau !
Ô toi ! d’un feu divin précieuse étincelle,
De ce corps périssable habitante immortelle,
Dissipe ces terreurs : la mort vient t’affranchir !
Prends ton vol, ô mon âme ! et dépouille tes chaînes.
Déposer le fardeau des misères humaines,
Est-ce donc là mourir ?
Oui, le temps a cessé de mesurer mes heures.
Messagers rayonnants des célestes demeures,
Dans quels palais nouveaux allez-vous me ravir ?
Déjà, déjà je nage en des flots de lumière ;
L’espace devant moi s’agrandit, et la terre
Sous mes pieds semble fuir !
Mais qu’entends-je ? au moment où mon âme s’éveille,
Des soupirs, des sanglots ont frappé mon oreille ?
Compagnons de l’exil, quoi ! vous pleurez ma mort ?
Vous pleurez ? et déjà dans la coupe sacrée
J’ai bu l’oubli des maux, et mon âme enivrée
Entre au céleste port !
De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook alle tags voor Samuel T. Coleridge op dit blog.
A Day Dream
My eyes make pictures when they’re shut:–
I see a fountain large and fair,
A Willow and a ruined Hut,
And thee, and me, and Mary there.
O Mary! make thy gentle lap our pillow!
Bend o’er us, like a bower, my beautiful green Willow!
A wild-rose roofs the ruined shed,
And that and summer well agree
And lo! where Mary leans her head,
Two dear names carved upon the tree!
And Mary’s tears, they are not tears of sorrow:
Our sister and our friend will both be here to-morrow.
‘Twas Day! But now few, large, and bright
The stars are round the crescent moon!
And now it is a dark warm Night,
The balmiest of the month of June!
A glow-worm fallen, and on the marge remounting
Shines, and its shadow shines, fit stars for our sweet fountain.
O ever — ever be thou blest!
For dearly, Asra! love I thee!
This brooding warmth across my breast,
This depth of tranquil bliss — ah me!
Fount, Tree, and Shed are gone, I know not whither,
But in one quiet room we three are still together.
The shadows dance upon the wall,
By the still dancing fire-flames made;
And now they slumber, moveless all!
And now they melt to one deep shade!
But not from me shall this mild darkness steal thee:
I dream thee with mine eyes, and at my heart I feel thee!
Thine eyelash on my cheek doth play–
‘Tis Mary’s hand upon my brow!
But let me check this tender lay,
Which none may hear but she and thou!
Like the still hive at quiet midnight humming,
Murmur it to yourselves, ye two beloved women!
Zie voor nog meer schrijvers van de 21e oktober ook mijn drie blogs van 21 oktober 2011.