Martin Bril, Doeschka Meijsing, Daan Doesborgh, Alphonse de Lamartine, Samuel T. Coleridge, Patrick Kavanagh, Tariq Ali, Nikos Engonopoulos

De Nederlandse dichter, columnist en schrijver Martin Bril werd geboren in Utrecht op 21 oktober 1959. Zie ook alle tags voor Martin Bril op dit blog.

Uit: Sampleton

„Door een merkwaardige speling van het lot kwam ik eind jaren tachtig voor twee dagen per week bij uitgeverij De Bezige Bij te werken. Mijn belangrijkste taak was het behandelen en verwerken van de post; meer in het bijzonder: het lezen en beoordelen van manuscripten. Niemand had mij gevraagd dat te doen, het was een van de minst populaire karweitjes op de uitgeverij, maar toen ik er een keer mee begonnen was, kreeg ik er geen genoeg van.
Er kwamen per week rond de honderd manuscripten binnen. Handgeschreven of met de typemachine vervaardigd, sommige met de hand gebonden, andere niet eens voorzien van paginanummers, gedichtenbundels en enorme romans, bekentenisliteratuur, levensgeschiedenissen en aperte onzin; ik vond het heerlijk. Eén keer heb ik in al die post iets gevonden wat volgens mij een boek zou kunnen worden, en dat was het ook, ware het niet dat de schrijver zich bij het tekenen van de contracten ontpopte als een crypto-fascist. Dat was nou net een stap te ver voor een voormalige verzetsuitgeverij.
De belangrijkste les die ik trok uit de manuscriptenberg was deze: wie in de literatuur de weg niet weet en gewoon zijn boek opstuurt naar de eerste de beste (de meeste inzenders stuurden hun geesteskind na afwijzing door mij gewoon op naar de volgende uitgeverij), hoort in de literatuur niet thuis. Schrijven is niet alleen hard werken, maar ook sociale vaardigheid. Wie droomt van een carrière in de letteren, heeft vrienden die hetzelfde dromen, kent mensen die een tijdschriftje runnen, publiceert daar zijn eerste vrucht, na enig aandringen, of na lange vergaderingen tot diep in de nacht, en vanaf dat punt gaat het verder, of niet. Met deze les in mijn zakdoek geknoopt ging ik er toe over alle manuscripten ongelezen terug te sturen, en nooit heeft De Bezige Bij om die reden een bestseller gemist.
Ik had dus mijn handen vrij om iets anders te doen. Ik redigeerde een boek van Tymen Trolsky (die Jasper Mikkers bleek te heten), ik schreef eens wat flapteksten, ik vergaderde, ik las buitenlandse boeken en ik at veel pannenkoeken bij café Loetje om de hoek. Al met al een mooie betrekking. Ook hing ik vaak uren aan de telefoon met vriendinnen in het buitenland.”

 

 
Martin Bril (Utrecht, 21 oktober 1959 – 22 april 2009)

 

De Nederlandse schrijfster Doeschka Meijsing werd geboren in Eindhoven op 21 oktober 1947. Zie ook alle tags voor Doeschka Meijsing op dit blog.

Uit: De wegen der verbeelding. Over de ‘fictieve’ romans van Hella S. Haasse

“Om ons te begeven op de ‘wegen der verbeelding’, die Hella Haasse in zeven van haar romans gaat, zullen we ons moeten verplaatsen naar die zonnige morgen, ergens omstreeks 1775, dat Faust en zijn assistent / bediende Wagner een ochtendwandeling maken. De voorafgaande nacht heeft Faust het zwaar te stellen gehad. In zijn studeerkamer heeft hij zijn wanhoop uitgesproken over het te kort schieten van de wetenschap om tot ware kennis te komen. Hij wendt zich niet tot satanische machten, die hem kennis, macht en genot beloven, maar roept de hulp in van de aardgeest, de werkende kracht van de natuur. Door hem wil hij deel hebben aan het goddelijke ‘al’.
Honend wijst de geest hem terug naar de boekenplanken van zijn studeerkamer. En tot overmaat van ramp verschijnt dan ook nog zijn assistent Wagner ten tonele, met nachtkaars en slaapmuts, om zijn meester de burgerlijke tevredenheid voor te houden: ‘Ach Gott! Die Kunst ist lang, / Und kurz ist unser Leben.’ Tot het uiterste getergd ziet Faust alleen nog maar een oplossing in een vrijwillige dood.
Hij wordt daarvan afgehouden door het beieren van de paasklokken en de tweede scène toont ons Faust en Wagner op hun wandeling de volgende morgen. Het is Pasen, de donkere nacht is voorbij, naar alle kanten bot de lente uit en de straten zijn vergeven van burgers, soldaten, scholieren en meisjes, die allen het hoogste lied van tevredenheid en geluk zingen. Deze onbekommerdheid is Faust niet gegeven. Opnieuw gekweld door het besef van de beperkingen van het menselijk vermogen verzucht hij: ‘Zwei Seelen wohnen, ach! in meiner Brust, / Die eine will sich von der andern trennen; / Die eine hält, in derber Liebeslust, / Sich an die Welt mit klammernden Organen;/ Die andre hebt gewaltsam sich vom Dust/ Zu den Gefilden hoher Ahnen.’
We zullen Faust niet verder volgen op zijn moeizame tocht en ons beperken tot het ‘zwei Seelen wohnen, ach!’, dat zo typerend is voor de zeven onderhavige romans uit het oeuvre van Hella S. Haasse.”

 

 
Doeschka Meijsing (21 oktober 1947 – 30 januari 2012)

 

De Nederlandse dichter Daan Doesborgh werd geboren op 21 oktober 1988 in Steyl. Zie ook alle tags voor Daan Doesborgh op dit blog.

 

De dronkaard
Bukowski en ik

Na verloop van tijd
Toen de fles al geen effect meer had
Hij voelde dat zijn lichaam stierf
Is hij poëzie gaan schrijven

Zijn blaas hield niets meer binnen
Zijn maag stak
Zijn lever stak
Zijn nieren staken

Hij schreef over
de wereld rond zijn baard
Schreef een week over haar
Een jaar over zijn vader
Over zijn moeder schreef hij niet

Zijn vulpen raakte leeg
Zijn lichaam staakte vaker
Zijn baard begon te zwijgen
Zijn vulpen raakte leeg

Tot men hem vond
op de grond met alle gedichten
door zijn laatste pis onleesbaar gemaakt

 

 
Daan Doesborgh (Steyl, 21 oktober 1988)

 

De Franse dichter en schrijver Alphonse de Lamartine werd geboren op 21 oktober 1790 in Mâcon. Zie ook alle tags voor Alphonse de Lamartine op dit blog.

 

Tristesse

Ramenez-moi, disais-je, au fortuné rivage
Où Naples réfléchit dans une mer d’azur
Ses palais, ses coteaux, ses astres sans nuage,
Où l’oranger fleurit sous un ciel toujours pur.
Que tardez-vous? Partons! Je veux revoir encore
Le Vésuve enflammé sortant du sein des eaux;
Je veux de ses hauteurs voir se lever l’aurore;
Je veux, guidant les pas de celle que j’adore,
Redescendre, en rêvant, de ces riants coteaux;
Suis-moi dans les détours de ce golfe tranquille;
Retournons sur ces bords à nos pas si connus,
Aux jardins de Cinthie, au tombeau de Virgile,
Près des débris épars du temple de Vénus :
Là, sous les orangers, sous la vigne fleurie,
Dont le pampre flexible au myrte se marie,
Et tresse sur ta tête une voûte de fleurs,
Au doux bruit de la vague ou du vent qui murmure,
Seuls avec notre amour, seuls avec la nature,
La vie et la lumière auront plus de douceurs.

De mes jours pâlissants le flambeau se consume,
Il s’éteint par degrés au souffle du malheur,
Ou, s’il jette parfois une faible lueur,
C’est quand ton souvenir dans mon sein le rallume;
Je ne sais si les dieux me permettront enfin
D’achever ici-bas ma pénible journée.
Mon horizon se borne, et mon oeil incertain
Ose l’étendre à peine au-delà d’une année.
Mais s’il faut périr au matin,
S’il faut, sur une terre au bonheur destinée,
Laisser échapper de ma main
Cette coupe que le destin
Semblait avoir pour moi de roses couronnée,
Je ne demande aux dieux que de guider mes pas
Jusqu’aux bords qu’embellit ta mémoire chérie,
De saluer de loin ces fortunés climats,
Et de mourir aux lieux où j’ai goûté la vie.

 

 
Alphonse de Lamartine (21 oktober 1790 – 28 februari 1869)  
Standbeeld in Belley

 

De Engels dichter en criticus Samuel Taylor Coleridge werd geboren op 21 oktober 1772 in Ottery St. Mary, Devonshire. Zie ook alle tags voor Samuel T. Coleridge op dit blog.

 

The Rime of the Ancient Mariner (Fragment)

And lo ! the Albatross proveth a bird of good omen, and followeth the ship
as it returned northward through fog and floating ice.

And a good south wind sprung up behind ;
The Albatross did follow,
And every day, for food or play,
Came to the mariner’s hollo !

In mist or cloud, on mast or shroud,
It perched for vespers nine ;
Whiles all the night, through fog-smoke white,
Glimmered the white Moon-shine.’

The ancient Mariner inhospitably killeth the pious bird of good omen.

`God save thee, ancient Mariner !
From the fiends, that plague thee thus !–
Why look’st thou so ?’–With my cross-bow
I shot the ALBATROSS.

PART II

The Sun now rose upon the right :
Out of the sea came he,
Still hid in mist, and on the left
Went down into the sea.

And the good south wind still blew behind,
But no sweet bird did follow,
Nor any day for food or play
Came to the mariners’ hollo !

His shipmates cry out against the ancient Mariner, for killing the bird of
good luck.

And I had done an hellish thing,
And it would work ‘em woe :
For all averred, I had killed the bird
That made the breeze to blow.
Ah wretch ! said they, the bird to slay,
That made the breeze to blow !

 

 
Samuel T. Coleridge (21 oktober 1772 – 25 juli 1834)
Portret door Pieter van Dycke, 1795

 

De Ierse dichter Patrick Kavanagh werd geboren op 21 oktober 1904 in County Monaghan. Zie ook mijn blog van 21 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Patrick Kavanagh op dit blog.

 

Canal Bank Walk

Leafy-with-love banks and the green waters of the canal
Pouring redemption for me, that I do
The will of God, wallow in the habitual, the banal,
Grow with nature again as before I grew.
The bright stick trapped, the breeze adding a third
Party to the couple kissing on an old seat,
And a bird gathering materials for the nest for the Word
Eloquently new and abandoned to its delirious beat.
O unworn world enrapture me, encapture me in a web
Of fabulous grass and eternal voices by a beech,
Feed the gaping need of my senses, give me ad lib
To pray unselfconsciously with overflowing speech
For this soul needs to be honoured with a new dress woven
From green and blue things and arguments that cannot be proven.

 

Gospel

We are the children of light,
Wise, not companioned
By goats
In a condemned graveyard.

Backward blowing
Blizzards of memory
Flatten out
The genealogies.

But here a point,
The objective essence
We work in.
We shall not drink from the stink-pots.

Propaganda,
Gospel spread
With tin shovels,
We are this generation.

 

 
Patrick Kavanagh (21 oktober 1904 – 30 november 1967)
Standbeeld langs het Grand Canal, Dublin

 

De Pakistaanse auteur, journalist en filmmaker Tariq Ali werd geboren in Lahore op 21 oktober 1943. . Zie ook alle tags voor Tariq Ali op dit blog en ook mijn blog van 21 oktober 2009 en ook mijn blog van 21 oktober 2010.

Uit: Shadows of the Pomegranate Tree

“This was not strictly true, but soldiers are not accustomed to questioning those in authority. Once he was satisfied that his instruction had been fully understood, the Archbishop dismissed them. He had wanted to make it clear that the cowl was in command of the sword. A week later, on the first day of December in the year 1499, Christian soldiers under the command of five knight-commanders entered the one hundred and ninety-five libraries of the city and a dozen mansions where some of the better-known private collections were housed. Everything written in Arabic was confiscated.
The day before, scholars in the service of the Church had convinced Cisneros to exempt three hundred manuscripts from his edict. He had agreed, provided they were placed in the new library he was preparing to endow in Alcala. The bulk of these were Arab manuals of medicine and astronomy. They represented the major advances in these and related sciences since the days of antiquity. Here was much of the material which had travelled from the peninsula of al-Andalus as well as Sicily to the rest of Europe and paved the way for the Renaissance.
Several thousand copies of the Koran, together with learned commentaries and theological and philosophical reflections on its merits and demerits, all crafted in the most exquisite calligraphy, were carted away indiscriminately by the men in uniform. Rare manuscripts vital to the entire architecture of intellectual life in al-Andalus, were crammed in makeshift bundles on the backs of soldiers.
Throughout the day the soldiers constructed a rampart of hundreds of thousands of manuscripts. The collective wisdom of the entire peninsula lay in the old silk market below the Bab al-Ramla.”

 

 
Tariq Ali (Lahore, 21 oktober 1943)

 

De Griekse dichter en schilder Nikos Engonopoulos werd geboren op 21 oktober 1907 in Athene. Zie ook alle tags voor Nikos Engonopoulos op dit blog en ook mijn blog van 21 oktober 2009 en ook mijn blog van 21 oktober 2010.

 

BOLIVÁR (Fragment)

A Greek Poem

You saw the light for the first time in Caracas. Your light,
Bolivár, for before you came the whole of South America
was plunged in bitter darkness.
Now your name is a blazing torch, lighting America, North and
South, and all the world!
The Amazon and Orinoco rivers spring from your eyes.
The high mountains are rooted in your breast,
The Andes range is your backbone.
On the crown of your head, brave palikar, run unbroken
stallions and wild cattle,
The wealth of Argentina.
On your belly sprawl vast coffee plantations.

When you speak, terrible earthquakes spread devastation,
From Patagonia’s formidable deserts as far as the colourful
    islands,
Volcanoes erupt in Peru and vomit their wrath in the heavens,
Everywhere the earth trembles and the icons creak in Kastoria,
The silent town beside the lake.
Bolivár, you have the beauty of a Greek.

I first encountered you, as a child, in one of Phanar’s steep
    cobbled streets,
A lighted lamp in Mouchlio illumined your noble face.
Are you, I wonder, one of the myriad forms assumed, and
    successively discarded by Constantine Palaeologus?

 

 
Nikos Engonopoulos (21 oktober 1907 – 31 oktober 1985)
Orpheus door Nikos Engonopoulos, 1967

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e oktober ook mijn drie blogs van 21 oktober 2011.