De Nederlandse schrijver Merijn de Boer werd geboren in Heemstede op 7 september 1982. Zie ook alle tags voor Merijn de Boer op dit blog.
Uit:’t Jagthuys
“Binnert stond achter het gordijn terwijl ik kennismaakte met zijn moeder. Ze wist niet dat hij daar stond en ik had het aanvankelijk ook niet door.
`Hoelang doe je dit werk al?’ vroeg ze.
Door de bizarre situatie duurde het even voordat ik een antwoord kon formuleren.
`Twee jaar,’ antwoordde ik afwezig, terwijl ik niet naar haar maar naar het gordijn keek. De zoom kwam tot zijn kuiten: hij droeg een gele broek, rode sokken en bruinrode brogues. Waardoor het leek alsof het gordijn voeten had. Want ook het velours was geel, okerachtig, met een patroon erop van rode bloemen en sierlijke groene bladeren.
Hij had zich zo opgesteld, precies achter de grote, lichtpaarse fauteuil waarin zijn moeder zat, dat ik hem wel kon zien en zij niet.
Ze keek me belangstellend aan en vroeg: ‘Mag ik vragen waarom je dit werk doet?’
`Uit idealisme,’ antwoordde ik. En uit cynisme, maar dat zei ik er niet bij. Idealisme en cynisme waren een verbond met elkaar aangegaan.
`Ja, het is bijzonder dat zoiets bestaat,’ zei de WOUW. Ik had er nog nooit van gehoord. Tot er op het journaal aandacht aan werd besteed. En ik dacht: dat is misschien wel iets voor mijn Binnert.’
Achter het gordijn werd een keel geschraapt maar ze hoorde het niet.
`Kan ik jou nog wat thee inschenken, Vera?’ Zonder dat ik iets had geantwoord, stond ze al op.
Ondanks de warmte in de kamer droeg ze een wijde wollen jurk, die de contouren van haar lichaam haast volledig verborg. Ze had grote zware borsten, dat zag ik wel, maar waar haar heupen zich precies bevonden en of er een dikke buik onder die borsten hing, dat kon ik niet uitmaken. Waarschijnlijk wel, want anders droeg je natuurlijk niet zo’n soepjurk.
Ze duwde haar paarse bril tegen haar voorhoofd en kwam, een beetje log, met in haar hand een vergeelde theepot naar me toe. Snel hield ik mijn halfvolle kopje thee omhoog, zodat ze me makkelijker kon bijschenken. ‘Ik vrees dat ik een beetje verslaafd ben aan zoethoutthee,’ vertelde ze. ‘Mijn dokter zegt dat het slecht is voor mijn bloeddruk maar ik drink al decennia meerdere koppen per dag en ik heb nergens last van. Heb ik nou op je mouw gemorst?”
Merijn de Boer (Heemstede, 7 september 1982)
De Nederlandse schrijver Anton Haakman werd geboren op 7 september 1933 in Bussum. Zie ook alle tags voor Anton Haakman op dit blog.
Uit: Voor de spiegel
“Voor een zelfportret moet je jezelf zien. Van aangezicht tot aangezicht.
Ik zie mijzelf alleen bij het scheren. Geleidelijk kom ik in de spiegel te voorschijn van achter mijn witte baard van schuim. Zonder bril.
Zo meen ik voor mijzelf mijn uiterlijk te onthullen. Mijn innerlijk – daar gaat het hier niet om, daar zijn andere geschriften voor, waar ik telkens in een andere vermomming optreed.
Maar ook dat geleidelijk in de spiegel te voorschijn komende uiterlijk kan me aan het twijfelen brengen.
Ik heb mijn tent opgeslagen op een grote camping waar ik de wasgelegenheid aantrof in een gebouw met rijen wastafels in lange, evenwijdige gangen. Boven die wastafels bevinden zich kleine spiegels in lijstjes, net groot genoeg om een gelaat te omvatten.
’s Morgens heb ik me royaal ingezeept en mijn scheerapparaatje ter hand genomen. Voorzichtig ben ik begonnen mijn gezicht te onthullen. Ik zag hoe het krabbertje haal na haal een gelaat aan het licht bracht dat roder en boller was dan ik verwachtte. Ik keek verbaasd en het gelaat keek verbaasd terug. Daarna verdween het plotseling, en terwijl ik bleef kijken, zag ik binnen de omlijsting niets meer, helemaal niets behalve de vaalwitte planken waaruit het toiletgebouw was opgetrokken.
Totdat er een ander gelaat binnen het lijstje verscheen, van een ongeschoren man die mij aankeek, zich realiseerde dat hij een reeds ingezeept gelaat zag, en eveneens verdween, mij achterlatend in het niets.
Wie was ik ook alweer? Ik verplaatste mijn gereedschap naar de wasbak ernaast en zag in net zo’n omlijsting de man zonder bril die ik gewend ben bij het scheren aan te kijken.”
Anton Haakman (Bussum, 7 september 1933)
The Mirror door Philip Gladstone, z.j.
De Engelse dichteres en schrijfster Edith Sitwell werd geboren op 7 september 1887 in Scarborough. Zie ook alle tags voor Edith Sitwell op dit blog.
Interlude
Mid this hot green glowing gloom
A word falls with a raindrop’s boom…
Like baskets of ripe fruit in air
The bird-songs seem, suspended where
Those goldfinches–the ripe warm lights
Peck slyly at them–take quick flights.
My feet are feathered like a bird
Among the shadows scarcely heard;
I bring you branches green with dew
And fruits that you may crown anew
Your whirring waspish-gilded hair
Amid this cornucopia–
Until your warm lips bear the stains
And bird-blood leap within your veins.
Poetry
Enobles the heart and the eyes,
and unveils the meaning of all things
upon which the heart and the eyes dwell.
It discovers the secret rays of the universe,
and restores to us forgotten paradises.
Bells Of Gray Crystal
Bells of gray crystal
Break on each bough—
The swans’ breath will mist all
The cold airs now.
Like tall pagodas
Two people go,
Trail their long codas
Of talk through the snow.
Lonely are these
And lonely and I….
The clouds, gray Chinese geese
Sleek through the sky.
Edith Sitwell (7 september 1887 – 9 december 1964)
Portret door Stella Bowen, 1929
De Nederlandse dichter en schrijver Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Willem Bilderdijk op dit blog.
De liefde is vrij
Dwang is een last; last baart verdriet;
Verdriet bestaat met Liefde niet.
De lieve Liefde is vrij; zij haat de strenge banden,
Waaraan belang of pligt, door gierigheid of magt,
Het hart te kluist’ren tragt;
Zij eischt niet anders, dan vrijwillige offerhanden.
’t Gareel, waarin haar’ zagte hand
Twee teed’re harten spant,
Is slegts van bloemen t’zaam geweeven.
Vrij, vrolijk, vergenoegt te leeven,
Den wederzijdschen gloed bestendig voedsel geeven,
Geen’ kwellende argwaan voên, eendragtig zijn van zin:
Zie daar de wetten van de Min.
De Liefde ontvlugt, zoo draa men d’invloed deezer wetten
Door wreev’le norsheid wil beletten;
Zoo draa zij merkt, dat dwang haar dreigt.
En ééns ontvloden, kan geen magt haar weêr doen keeren,
Zelfs geen berouw maakt haar op nieuws geneigt:
Men moet alsdan de Liefde altoos ontbeeren.
Dus als men zig aan ’t voorwerp, dat men mint,
Met onverbreekb’re banden bind,
Staat veeltijds ’t lastig lot te wagten,
Dat men slegts om een paar vermaakelijke nagten,
Al d’overigen Leevenstijd
In onrust en verveeling slijt.
Sneedig antwoord
Een jonge knaap zag een boerinnetje, zoo frisch
Als melk en roozen, op haar’ bloote beenen loopen:
‘Meid’, (sprak hij,) ‘’k zal u een paar and’re koussen koopen,
Zoo draa het paar, dat gij nu draagt, versleeten is.’
‘Is ’t zeeker waar, mijn beste maatje?’
(Hernam de fluksche tas,) ‘dan dient geen tijd verspilt;
Gaat dan maar vrij te markt: want, als je ’t weeten wilt,
Van boven hebben ze al een gaatje.’
Willem Bilderdijk (7 september 1756 – 18 december 1831)
Portret door Charles Howard Hodges, 1810
De Oostenrijkse dichter en schrijver Michael Guttenbrunner werd geboren op 7 september 1919 in Altenhofen. Zie ook alle tags voor Michael Guttenbrunner op dit blog.
Georg Trakl
Ein Haufen schwerverwundeter Soldaten,
und keine Hilfe, und die lange Nacht,
und dann, im Morgengrauen, auf dem Dorfplatz
die Leichen hingerichteter Ruthenen,
und dann, im Garnisonsspital, die Aussicht,
selbst vor das Standgericht gestellt zu werden:
das sind die letzten Dinge dieses Dichters,
die Briefe, die er mitgenommen hat.
Schluss
Nicht ewig sinnlos wie des Meeres Brandung,
die sich gebiert zu immer neuer Strandung,
geschehen Lust und Schmerz in unsrer Brust.
Von nun an rein und heilig wie die Firne
stehn über uns die leuchtenden Gestirne
der Wiederliebe und der Aberlust
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 – 12 mei 2004)
De Duits – Israëlische dichteres en schrijfster Jenny Aloni (eig. Jenny Rosenbaum werd geboren op 7 september 1917 in Paderborn. Zie ook alle tags voor Jenny Aloni op dit blog.
Uit: Jenny Aloni – Heinrich Böll. Briefwechsel
„Gane Jehuda/Doar Jahud Israel
26.9.1960.
(…)
Wenn ich Zeit finde, werde ich es vielleicht einmal fertig schreiben. Ich bat Frl. Zander gestern Ihnen ein Exemplar von „Hagar“ zu senden. Leider habe ich seit einigen Wochen nichts von ihr gehört und hoffe nur, dass sie nicht krank ist. Was „Hagar“ betrifft, so denke ich daran, noch ein Kapitel über die Bekanntschaft zwischen Hagar und Elisabeth in Deutschland hinzuzufügen. Ob das Buch etwas taugt,
kann ich selbst nicht beurteilen. Es würde mich sehr interessieren was Sie und Ihre Frau darüber denken. „Hagar“ ist vom Rowohlt Verlag, der Deutschen Verlagsanstalt und dem Nymphenburger
Verlag München abgelehnt worden. Esliegt noch bei Dr. Macher, welcher inzwischen für den Eckha
rtverlag arbeitet. „Das Budenspiel“ ist von dem westdeutschen Fernsehen, Köln abgelehnt worden. Einige Sachen haben vor Jahren einmal dem Fischerverlag vorgelegen. „Die Brandstiftung“ hat, so glaube ich, einmal der deutschen Rundschau vorgelegen. Das ist, soweit ich mich erinnere
alles, es sei denn dass Frl. Zander noch jemandem etwas gezeigt hat, aber ich denke nicht. – Was Sie über die Du-Form in „Jenseits der Wüste“ schreiben, sagte Esra auch und ich verbesserte es sogar
schon in einem Exemplar. Haben Sie die kleine Erzählung (oder wie Sie es sonst nennen wollen) „Begegnung“ in der FAZ gelesen.
Ich sende sie Ihnen zu sowie noch einige andere Sachen, von denen ich annehme, dass ich Sie Ihnen nicht gab. Ich hoffe, Ihr Wunsch ist in Erfüllung gegangen und Sie können sich ganz Ihrer Arbeit
widmen, und auch hoffe ich, dass ich Sie nicht allzu sehr mit meinen Angelegenheiten störe. Einen
herzlichen Gruss an Sie,“
Jenny Aloni (7 september 1917 – 30 september 1993)
De Amerikaanse schrijfster Margaret Landon werd geboren op 7 september 1903 in Somers, Wisconsin. Zie ook alle tags voor Margaret Landon op dit blog.
Uit: Anna and the King of Siam
“In the early afternoon the Chow Phya began its slow and careful passage up the winding river. Tables were set on deck and the passengers ate and talked. The reddish-brown water curved between banks of lush green. Monkeys swung from bough to bough. Birds flashed and piped among the thickets. After half an hour the ship anchored again at a squalid little town where the captain went ashore to report to the governor and the customs officials. The passengers occupied themselves with watching the life of the village. In the open shed of the Custom House interpreters, inspectors, and tidewaiters lounged on mats, chewing betel and tobacco, extorting money, goods, or provisions from the owners of the various craft anchored at the wharf. Under the flimsy houses of bamboo, pigs and dogs and dirty babies played together in the mud. Across from the town on a small island was the delicate spire of a marble temple. It shone like a jewel on the breast of the river and was duplicated in the quivering shadows of the waters below. A fitful breeze stirred. When the Chow Phya resumed its journey up the river, the Englishwoman and her son were standing against the rail. The nearer they came to the city the more frequent were the houses, thatched with atap palm, the pyramids and spires and turrets of the larger buildings. The sun was already setting when they caught sight of a roof of English pattern. Presently a white chapel with green shutters appeared beside two houses standing among shade trees, evidently the compound of the American missionaries. The swaying of the trees over the chapel, the peaceful and homelike quality of the scene, stole into the heart of the Englishwoman. Ahead was the glamour of the approaching night, the darkness and mystery of the land to which she had come. The thought filled her suddenly with indefinable dread. She wished for a brief instant that she had listened to her friends in Singapore. Then she put fear away resolutely. For another half hour the ship moved on into the darkness, dropping anchor near several rotting hulks of Siamese men-of-war. A little farther up the river Anna could discern a long white wall over which towered dimly, tier on tier, the roofs of the Royal Palace.”
Margaret Landon (7 september 1903 – 4 december 1993)
Scene uit een opvoering in Chicago, 2016, met Sam Simahk (Lun Tha) en Kate Baldwin (Anna)
De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinson werd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Henry Morton Robinson op dit blog.
Uit: The Cardinal
“Merry del Val smiled at the commotion. “There is no need to test Monsignor Fermoyle’s knowledge of Horace. I propose a divertissement more original. Suppose,” he appealed engagingly to Stephen, “we cap the poet’s verses in a language native to neither of us. What do you say to trying it in French?”
Squeals of delight rose from the ladies. Latin was beyond them; French they might understand. A space was cleared between the contestants; at one end of the gauntlet sat Merry del Val enjoying the hubbub; at the other, Stephen faced him standing.
“Shall we go on with the Integer vitae?” asked Merry del Val.
“It’s one of the few I happen to know, Your Eminence.”
While the Cardinal delicately moistened his lips for the first line, Princess Lontana gathered her linguistic skirts about her for the hurdles ahead. Her attention at the moment was divided between Lord Chatscombe and Baron Rumboldt; for better or worse, these two gentlemen were about to hear in their native language a catch-as-catch-can translation of a Roman lyric poet tripping off the tongue of a Steubenville, Ohio, American.
Merry del Val began:
“L’homme honnête, tout pur, sans crime . . .”
Princess Lontana whispered simultaneously from both sides of her fan. “Der Mann des reinen Sinnes . . . the honest, pure-souled man . . .”
The poetic passage at arms was interrupted by the arrival of new guests who, sensing the unusual nature of the performance, found places along the line of fire. The Cardinal waited serenely for the late-comers to settle down, and during this interval of silence Stephen let his eyes range along the aisle of listeners. He had almost completed the circuit of faces, gowns, and coiffures when he saw quite close to him—so close that she might have touched him with her outstretched fan—the unforgettable face and figure of Ghislana Falerni.“
Henry Morton Robinson (7 september 1898 – 13 januari 1961)
Tom Tryon (Stephen Fermoyle) en Romy Schneider (Annemarie von Hartmann) in de gelijknamige film uit 1963