De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.
Uit: Ignorance
“The Greek word for “return” is nostos. Algos means “suffering.” So nostalgia is the suffering caused by an unappeased yearning to return. To express that fundamental notion most Europeans can utilize a word derived from the Greek (nostalgia, nostalgie) as well as other words with roots in their national languages: añoranza, say the Spaniards; saudade, say the Portuguese. In each language these words have a different semantic nuance. Often they mean only the sadness caused by the impossibility of returning to one’s country: a longing for country, for home. What in English is called “homesickness.” Or in German: Heimweh. In Dutch: heimwee. But this reduces that great notion to just its spatial element. One of the oldest European languages, Icelandic (like English) makes a distinction between two terms: söknuour: nostalgia in its general sense; and heimprá: longing for the homeland. Czechs have the Greek-derived nostalgie as well as their own noun, stesk, and their own verb; the most moving, Czech expression of love: styska se mi po tobe (“I yearn for you,” “I’m nostalgic for you”; “I cannot bear the pain of your absence”). In Spanish añoranza comes from the verb añorar (to feel nostalgia), which comes from the Catalan enyorar, itself derived from the Latin word ignorare (to be unaware of, not know, not experience; to lack or miss), In that etymological light nostalgia seems something like the pain of ignorance, of not knowing. You are far away, and I don’t know what has become of you. My country is far away, and I don’t know what is happening there. Certain languages have problems with nostalgia: the French can only express it by the noun from the Greek root, and have no verb for it; they can say Je m’ennuie de toi (I miss you), but the word s’ennuyer is weak, cold — anyhow too light for so grave a feeling. The Germans rarely use the Greek-derived term Nostalgie, and tend to say Sehnsucht in speaking of the desire for an absent thing. But Sehnsucht can refer both to something that has existed and to something that has never existed (a new adventure), and therefore it does not necessarily imply the nostos idea; to include in Sehnsucht the obsession with returning would require adding a complementary phrase: Sehnsucht nach der Vergangenheit, nach der verlorenen Kindheit, nach der ersten Liebe (longing for the past, for lost childhood, for a first love).
Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)
De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Zie ook alle tags voor Nikolaj Gogol op dit blog.
Uit: Dead Souls (Vertaald door D. J. Hogarth)
“To the door of an inn in the provincial town of N. there drew up a smart britchka–a light spring-carriage of the sort affected by bachelors, retired lieutenant-colonels, staff-captains, land-owners possessed of about a hundred souls, and, in short, all persons who rank as gentlemen of the intermediate category. In the britchka was seated such a gentleman–a man who, though not handsome, was not ill-favoured, not over-fat, and not over-thin. Also, though not over-elderly, he was not over-young. His arrival produced no stir in the town, and was accompanied by no particular incident, beyond that a couple of peasants who happened to be standing at the door of a dramshop exchanged a few comments with reference to the equipage rather than to the individual who was seated in it. “Look at that carriage,” one of them said to the other. “Think you it will be going as far as Moscow?” “I think it will,” replied his companion. “But not as far as Kazan, eh?” “No, not as far as Kazan.” With that the conversation ended. Presently, as the britchka was approaching the inn, it was met by a young man in a pair of very short, very tight breeches of white dimity, a quasi-fashionable frockcoat, and a dickey fastened with a pistol-shaped bronze tie-pin. The young man turned his head as he passed the britchka and eyed it attentively; after which he clapped his hand to his cap (which was in danger of being removed by the wind) and resumed his way. On the vehicle reaching the inn door, its occupant found standing there to welcome him the polevoi, or waiter, of the establishment–an individual of such nimble and brisk movement that even to distinguish the character of his face was impossible. Running out with a napkin in one hand and his lanky form clad in a tailcoat, reaching almost to the nape of his neck, he tossed back his locks, and escorted the gentleman upstairs, along a wooden gallery, and so to the bedchamber which God had prepared for the gentleman’s reception. The said bedchamber was of quite ordinary appearance, since the inn belonged to the species to be found in all provincial towns–the species wherein, for two roubles a day, travellers may obtain a room swarming with black-beetles, and communicating by a doorway with the apartment adjoining.”
Nikolaj Gogol (1 april 1809 – 4 maart 1852)
Standbeeld in St. Petersburg
De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Zie ook alle tags voor Arnold Aletrino op dit blog.
Uit: Zuster Bertha
“Haar witte mutsje maakte een heldere, levende plek in het stille licht. Zij schikte eenige dingen terecht, dof tikkend met de fleschjes op het zinken tafelblad, een valsch, gebarsten, kort geluid makend bij het tegen elkaâr raken van twee flesschen. En een tijdlang stond ze gebogen, aandachtig kijkend op haar hooggeheven handen, terwijl zij draden door de naalden reeg, nu en dan kloppend met haar voet op den grond. Toen zij gedaan had, keerde zij zich om, draaide de gasvlam onder den ketel lager en ging naar het raam, waarvan zij de twee schuinhangende gordijnen van elkaâr trok.
Buiten ’t raam dichtte een dikke nevel, groot door eentonige witheid, in zware tastbaarheid neêrdrijvend, naar boven. Soms bewoog de wollige mist, log heen- en weêr bollend wanneer de wind er door heen blies, in groote, hoekige scheuren vaneen wijkend. En door de wijde scheuren plekte de roode veeg van een dak aan de overzij of vaagde het bruin van een boom met zijn herfstbladen onduidelijk, woelig op en schoof weêr weg achter de mist, die zich geluidloos met loome schommelingen ineenvoegde. Dan hing de damp weêr onbewegelijk, zwaar deinend voor het venster, als van verre het ratelend geluid van een rijtuig over de steenen oprommelend of de roep van een koopman op straat met een matten klank opdoffend naar boven. En diep naar onder was de mist een vaste, grijze massa, dicht in een, alles bedekkend met een gelijke, eentonige grijsheid.
Gedachteloos in de stilte stond zuster Bertha naar buiten te staren, naar boven kijkend, waar ’t leek of de nevel ijler werd en een bijna onmerkbare rose schijn neêrwemelde in den dunneren damp, met haar oogen soezend in de stille, droomerige witheid òm haar. Het helle, kleurlooze licht suisde door het hooge venster scherp over haar heen in de kamer, de operatietafel wit slaande met groote plekken, de instrumenten in de kast glanzend optrekkend uit den donzigen schemer, de korte glimpjes op de flesschen breed uitvegend in omtreklooze schijnsels, glijdend op den bruinen vloer met glimmende plassen. In de bocht der koperen bekkens tikten helle lichtjes, plotseling onbewegelijk blijvend.”
Arnold Aletrino (1 april 1858 – 17 januari 1916)
De Nederlandse dichter en journalist Max Nord werd geboren in Gorinchem op 1 april 1916. Zie ook alle tags voor Max Nord op dit blog.
Uit: Le Grand Meaulnes
“De roman Le Grand Meaulnes, die hier de Nederlandse lezer onder de titel Het Grote Avontuur wordt voorgelegd, is één van die, te weinige, unieke boeken, waarin het de schrijver is gelukt de sfeer van de jeugdromantiek volledig vast te houden en uit te beelden. De schrijver Henri Alain-Fournier werd 3 October 1886 geboren in la Chapelle d’Angillon, klein plaatsje bij de Cher, een 30 km ten Noorden van Bourges; de streek dus waar zijn beroemd geworden boek speelt. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij door in Epineuil-le-Fleuriel, tussen Saint-Armand en Montluçon, waar zijn ouders lange tijd onderwijzer waren. Zijn roman verscheen in 1913, na eerst in de ‘Nouvelle Revue Française’ gepubliceerd te zijn geweest. De bekende Franse literatuur-historicus Albert Thibaudet, die vermeldt dat in dit jaar ook Les Caves du Vatican van André Gide uitkwam (evenals Du Côté de chez Swann, Barnabooth en Jean Barois!), schrijft dat beide boeken eerst met terughouding werden ontvangen. Jacques Rivière, de Franse essayist, die Fourniers schoolkameraad op het lyceum van Lakanal was van October 1903 tot Juli 1905, en die later door zijn huwelijk met Henri’s zuster Isabelle zijn zwager werd, vertelt daarentegen in zijn inleiding tot Miracles – waaruit ik vrijwel alle biografische gegevens put – dat Le Grand Meaulnes tot hun teleurstelling wel niet de Prix Goncourt verwierf, maar bij het publiek en in de pers gunstig werd ontvangen; dat Fournier zelfs onmiddellijk hartstochtelijke bewonderaars had, dat hij talrijke enthousiaste brieven ontving en dat het boek, toen de oorlog uitbrak, reeds verscheidene herdrukken had beleefd. Succes heeft Fournier, mag men wel aannemen, in zijn korte leven, en met zijn ene roman, dus gekend. Korte leven, want de schrijver die, evenals zijn vriend Rivière, toen reeds zijn zwager, 4 Augustus 1914 als luitenant van de 23ste compagnie, 288ste regiment infanterie, 17de legercorps in dienst ging, en die in zijn laatste briefkaart aan zijn zuster, 11 September van dat jaar, meldde bij de generale staf der cavalerie te zijn ingedeeld, werd reeds 22 September 1914 opgegeven als vermist, tussen Baux-les-Palameix en Saint-Rémy. Hij liet geen ander werk na dan een onafgemaakte roman, die Colombe Blanchet zou heten.”
Max Nord (1 april 1916 – 28 februari 2008)
Cover van Le Grand Meaulnes
De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Zie ook alle tags voor Urs Allemann op dit blog.
Traurige Trochäenbrösl
für Wolfram Groddeck
Sinn sei wieder keiner aber
böser roter Mond am Boden
liebes kleines Loch im Himmel
und in dem Gesicht zwei Nasen
sei die eine in das Loch die
andre in den Mond zu bohren
das Gesicht zerreisse oder
ob aus dem Gedicht zwei Hasen
sei der eine um den Mond der
andre durch das Loch gesprungen
das Gedicht sei Scheisse schade
dass bei dem Gewicht zwei Vasen
sei das Loch in o der einen
da der Mond auf ach die andre
was Gewicht denn heisse bitte
wenn vor dem Gericht zwei Phasen:
grosses weisses Loch im Boden
böser kleiner Sinn am Himmel
Mond sei wieder keiner aber
danke eh es icht zwei Asen
Uit: im kinde schwirren die ahnen
XXXY
es ist xanthippes sohn und heisst
lamprokl
des sokrates tochter.
dem sokrat er ihr tocht. sie ist
der xant und hippe sein söhnin. es
krankt an dem lamproklsie.
lamprokler ist sie dem gsandt – hipp!
ihr gesöhn heisst der so grad
sie seine tochterin.
aaaaageproklt lamm du
aaaaarossbock blonz
aaaaahimmlich hammelin.
Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)
De Duitse dichter en schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Zie ook alle tags voor Rolf Hochhuth op dit blog en ook mijn blog van 1 april 2011.
Uit: Essayistische Prosa und Gedichte (Der Fliehende Holländer)
„Drei Fünf- bis Sechsjährige, ein Mädchen, zwei Jungen in einer Sandkiste.
Mädchen : Ich könnt euch eine Burg bauen!
Ich kann mir nie ein Babybettchen bauen – wie denn aus Sand? Geht nicht.
Junge I : Abhauen – sollst hier abhauen:
Spiel mit deinem Puppenwagen. Sie steht da, mit einer großen Puppe.
Junge II,schreit, stößt sie weg, so heftig, daß sie auf den Rükken fällt in die Sandkiste:
Blöde Gans, jetzt hast du die halbe Burg zertrampelt!
Hau ab, verstehst nichts von Soldatenspielen.
Mädchen : Will gar nicht mehr mit euch spielen, doch die Anneliese ist heute nicht da.
Mutter :RAUFKOMMEN!
Der sehr laute Ruf einer Frau, die man noch nicht sieht. Sie wiederholt:
Mutter : Raufkommen!
Junge I : Wollen nicht, Mama, du störst uns.
Mutter, eine Vierzigjährige, betritt aufgeregt die Bühne, sagt energisch zu ihren Söhnen – ergreift das Mädchen, zieht es mit:
Mutter : Wir essen – los, und du kommst heute auch mit zu uns.
Junge II: Essen – noch keinen Hunger, Mama, laß uns . . .
Ein Fußball wurde über die Bühne geschossen; man sieht noch nicht, von wem.
Mutter : Ihr kommt mit und du kommst auch mit – heute, los. Weg hier jetzt!“
Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931)
De Engelse dichter en schrijver John Wilmot 2e graaf van Rochester werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. Zie ook alle tags voor John Wilmot op dit blog.
Return
Absent from thee, I languish still;
Then ask me not, When I return?
The straying fool ’twill plainly kill
To wish all day, all night to mourn.
Dear, from thine arms then let me fly,
That my fantastic mind may prove
The torments it deserves to try,
That tear my fix’d heart from my love.
When, wearied with a world of woe,
To they safe bosom I retire,
Where love, and peace, and truth does flow,
May I contented there expire!
Lest, once more wandering from that heaven,
I fall on some base heart unblest;
Faithless to thee, false, unforgiven –
And lose my everlasting rest.
John Wilmot (1 april 1647 – 26 juli 1680)
Portret door Jacob Huysmans (1633–1696)
Zie voor nog meer schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2012 deel 2 en ook deel 3.