De Tsjechische schrijver Milan Kundera werd geboren in Brno op 1 april 1929. Zie ook alle tags voor Milan Kundera op dit blog.
Uit: De ondraaglijke lichtheid van het bestaan (Vertaald door Jana Beranová)
“Hoe kwam het dat ongesteldheid bij een hond haar vervulde met vrolijke tederheid, terwijl haar eigen ongesteldheid haar misselijk maakte? Het antwoord lijkt me gemakkelijk: de hond is nooit uit het paradijs verstoten. Karenin weet niets van een dualiteit tussen lichaam en ziel en weet niet wat walging betekent. Daarom voelt Tereza zich zo prettig en rustig met hem. (En daarom is het zo gevaarlijk een dier te veranderen in een machina animata en een koe in een automaat om melk te produceren: de mens verbreekt daardoor de draad die hem aan het paradijs bond, en in zijn vlucht door de leegte van de tijd kan niets hem meer stoppen of troosten.)
Uit deze warboel van denkbeelden ontkiemt de heiligschennende gedachte die ze niet van zich af kan zetten: de liefde die haar aan Karenin bindt is beter dan die tussen haar en Tomas. Beter, niet groter. Tereza wil Tomas noch zichzelf de schuld geven, ze wil niet beweren dat ze meer van elkaar zouden kunnen houden. Ze vindt eerder dat een mensenpaar zo geschapen is dat hun liefde a priori van een slechtere soort is dan (althans in het beste geval) de liefde die kan bestaan tussen een mens en een hond, het bizarre in de geschiedenis der mensheid dat door de Schepper waarschijnlijk niet was gepland.
Die liefde is onbaatzuchtig: Tereza wil niets van Karenin. Ze vraagt niet eens liefde. Nooit heeft ze zich de vragen gesteld die mensenparen kwellen: houdt hij van me? Heeft hij ooit van iemand anders meer gehouden dan van mij? Houdt hij meer van mij dan ik van hem? Misschien dat al deze vragen naar liefde, die liefde meten, doorgronden, onderzoeken, verhoren, haar tegelijkertijd in de kiem smoren. Misschien zijn we juist daarom niet in staat liefde te geven, omdat we ernaar verlangen liefde te krijgen, dat wil zeggen dat we steeds iets (liefde) van de ander willen in plaats van hem te benaderen zonder eisen en niets anders te willen dan zijn aanwezigheid. En dan nog iets: Tereza accepteerde Karenin zoals hij was, ze wilde hem niet naar haar eigen beeld veranderen, ze was het bij voorbaat eens met zijn hondenwereld, ze wilde hem die niet afnemen, ze was niet jaloers op zijn geheime avonturen. Ze voedde hem niet op om hem te herscheppen (zoals een man zijn vrouw en een vrouw haar man herscheppen wil), maar alleen om hem de elementaire taal te leren die het mogelijk maakte elkaar te begrijpen en met elkaar te leven.”
Milan Kundera (Brno, 1 april 1929)
De Italiaanse schrijver Sandro Veronesi werd geboren in Florence op 1 april 1959. Zie ook alle tags voor Sandro Veronesi op dit blog.
Uit: Die Berührten (Vertaald door Michael von Killisch-Horn
„Sein Geruchssinn war bereits wach genug, um ihn mit einem Mistgestank zu quälen. Das Morgenlicht brach sich Bahn durch die zarten Lider, die sich langsam hoben wie zwei Zwillingsleinwände, über welche die letzten Bilder des Traums liefen, der auf sie projiziert worden war. Zunächst hatte er Mühe, die Kokosnuss zu erkennen, die neben sei-nem formlosen Körper auf der Bettdecke lag. Unmöglich, dachte er und schloss schnell wieder die Augen.
Doch es war so, er musste sich damit abfinden. Aufgrund einer Reihe überraschender Enthüllungen war er gezwun-gen, die hässliche Realität dieses Morgens zu akzeptieren: Eine Kokosnuss lag neben ihm auf dem Bett; unter der Decke hatte er vollständig angekleidet geschlafen, mit Jacke und Schuhen. Besonders die Schuhe mit ihren dicken Profilsohlen aus Gummi hatten zwischen den Laken eine nichts Gutes verheißende braune Substanz verteilt. Das Telefon war auf den Boden gefallen, der Hörer, aus dem das Besetztzeichen drang, lag daneben, und irgendwo im Zim-mer summte eine Fliege. Das Zimmer war jedenfalls seins, dasjenige, in dem Mète seit sechs Monaten bis zu diesem Morgen ziemlich regelmäßig jeden Tag im Herzen Roms aufgewacht war. Reglos, außerstande, im Augenblick auch nur einen Finger zu bewegen, beschränkte er sich darauf, seine Aufmerksamkeit auf diese befremdliche Situation zu richten, die sich immer deutlicher als Folge von etwas erwies. Aber noch gelang es ihm nicht, sich zu erinnern wovon und sich den Grund für die heftigen Gewissensbisse zu erklären, die ihn jetzt quälten.
Das Erste, was er zu tun vermochte, war, den Hörer an sein Ohr zu führen, mit der zeitlupenhaften Langsamkeit eines Astronauten in der Leere des Alls. Als wie üblich Radio Vatikan aus dem Hörer tönte (es musste die Stimme des Papstes sein, die mit dem Besetztzeichen rivalisierte), war er erleichtert. Er blieb noch etwas liegen und lauschte heili-gen Worten, um seinen ganzen Mut zusammenzunehmen und aktiv zu werden.
Und jede Menge Mut brauchte er, um sich jeder einzelnen dieser Folgen zu stellen. Er zog unverzüglich die Schuhe aus und stellte sie aufs Fensterbrett. Wütend riss er Laken und Decken vom Bett, knüllte sie zusammen und schleuderte das Knäuel, fest entschlossen, es nie mehr anzurühren, in die entfernteste Ecke des Zimmers.“
Sandro Veronesi (Florence, 1 april 1959)
De Russische schrijver Nikolaj Vasiljevitsj Gogol werd geboren in Poltawa, Oekraïne, op 1 april 1809. Zie ook alle tags voor Nikolaj Gogol op dit blog.
Uit: De revisor (Vertaald door Charles B. Timmer)
“Inspecteur van de scholen.
Groote God! en nog wel met geheime orders!
Burgemeester.
’t Is of ik er een voorgevoel van gehad heb: ‘k heb van nacht telkens gedroomd van twee ongewoon groote ratten. Waaracbtig. ‘k had nog nooit zulke groote beesten gezien; zwart en onnatuurlijk groot! Ze kwamen. snuffelden hier en daar rond – en verdwenen weer . . . Apropos. ik zal u den briet voorlezen,dien ik zooeven van Andrèj Iwánowitsj Tsjmijchow ontving – u kent hem. Artémij Filippowitsj. Hoor. wat hij schrijft: „Geliefde vriend, peetoom en weldoener. . .” Hm! {hij mompelt voor zich heen en vliegt met de oogen dan brief door) je te berichten . . .” 0 ja. hier! . . . ‚.ik haast me je te berichten. dat zooeven een ambtenaar hier is aangekomen met het bevel. het heele gouvernement te inspecteeren, maar voornamelijk. Ons district. (Hij heft gewichtig den vinger op.) Ik heb dit bericht uit zeer betrouwbare bron vernomen; hij doet zich incognito voor. Aangezien ik weet. dat jij als ieder sterveling kleine tekortkomingen op je geweten hebt, omdat je als verstandig man je niet graag laat ontglippen. wat je in de band komt zwemmen . . . hm . . {hij houdt even op) nu… en hier… ..raad ik je aan je maatregelen te nemen: bij kan elk oogenblik komen. indien hij er al niet is en ergens incognito zijn intrek heeft genomen . . . Gisteren heb ik…”
Nu. hier volgen tarnílìeaangelegienheden . . . ‚,mijn zuster Anna Kirilowna is gisteren met haar man bij ons komen logeeren: Iwan Kirilowitsj is erg dik geworden en doet niets dan vioolspelen nu. . . enz. enz. . . . Zoo staan de zaken.
Rechter. Een merkwaardige geschiedenis. een hoogst merkwaardige geschiedenis. Daar steekt wat achter.
Schoolinspecteur. Weet u Anton Antonowitsi. waarom de revisor ons op ’t dak wordt gestuurd?
Burgemeester. Waarom… ja! Dat zijn nu eenmaal de beschikkingen van het lot! ( Hij zucht.) Tot nu toe zijn goddank andere steden daarmee bezocht geworden. nu komen wij aan de beurt.
Rechter. Weet u. wat ik geloof. Anton Antonowitsi. dat ’t een leep overlegd geheim is – een politiek geheim. Ik wil er dit mee zeggen . . . Rusland . . . ja. ja. Rusland wil oorlog voeren en nu stuurt het ministerie een ambtenaar uit. om te weten te komen. of hier ook verraders zijn.”
Nikolaj Gogol (1 april 1809 – 4 maart 1852)
Scene uit een opvoering in Dortmund, 2014
De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Zie ook alle tags voor Arnold Aletrino op dit blog
Uit: Uit ’t leven
“Ze zaten in een hoekje van de restaurant. Om hen heen was de zaal ongemerkt leeg-geruimd, de tafels en stoelen waren eenzaam terug-gelaten onder ’t helle licht. In de uitgemoeide rust van het late avond-uur suisde een doffe stilte onder de hooge zoldering, waarin het sleepend loopen van een kellner even een zacht geluid trok; ver over-luidend in de roerlooze warmte brak telkens een week getinkel van borden en glazen die werden weggedragen en daarna hing de lichtende stilte weer onbewegelijk, week neergespreid onder de vaag-doffe geluiden die van de straat naar binnen loomden.
Na ’t eten waren ze blijven doorpraten zonder te letten op wat rondom hen gebeurde, recht-over-leunend boven hun tafel naar elkaar, niet wetend de uren die voortgleden boven hun hoofd in de intieme warmte in hun weggeschuild hoekje.
In jaren hadden ze elkaar niet gezien. Ze waren samen student geweest, ze waren weggedwaald van elkaar en hadden elkaar teruggevonden vol gegroeid in hun kracht, man geworden uit de laatst-gebleven-herinnering van hun jong zijn. Zij hadden zitten praten over de dagen van hun jeugd, verre beelden van vroeger, ze hadden hun leven verteld in den tijd toen zij weg waren van elkaar, alles wat gebeurd was in de ongemerkte wisseling der jaren over hun leven. En ze zaten zwijgend, napeinzend de laatste woorden die ze gesproken hadden in de stilte.
Toen op eens zei de jongste: ‘of ik pleizier heb in mijn metier? ’t Is ’t eenige dat ik zou willen doen, ’t eenige dat ik weêr zou kiezen wanneer ik mijn leven moest over beginnen. Ik zou niet graag iets anders willen zijn dan dokter, niettegenstaande alle ellende, alle beroerdheid die je er in hebt. Ik heb ’t gevoeld van den eersten dag af toen ik zieken heb gezien en ’t is blijven hangen over mijn leven als een zacht-zware neveling van grijsheid die mij mijn pleizier van ’t leven heeft neergedrukt. In de eerste jaren toen ik assistent was in ’t ziekenhuis, dacht ik altijd dat ’t wel zou wennen wanneer ik later in de praktijk zou zijn. ’t Was daar in ’t gasthuis ook een concentratie van misère, altijd en altijd ellende om je heen.”
Arnold Aletrino (1 april 1858 – 17 januari 1916)
Portret door Jan Veth, 1885
De Nederlandse dichter en journalist Max Nord werd geboren in Gorinchem op 1 april 1916. Zie ook alle tags voor Max Nord op dit blog.
Soms droomt zij nog …
Soms droomt zij nog als zij is opgestaan
zoals een kind kan dromen zonder spijt
ooit te ontwaken en de wereld in te gaan
vol tegenslag, verweer en bitterheid.
Stil staat zij voor mij en ik strik haar schort,
ik streel haar hand en fluister in haar oor,
dan zie ik hoe zij langzaam wakker wordt
en lacht en wat verlegen is daardoor.
Wat weet zij van de wereld en van mij
dan dat ik als die wereld ben zo groot?
Ach, dat zij wordt als ik, ik was al zij,
dat zij die droom van mij heeft en haar dood.
Niet dat zij weten zou hoe ’t haar zal gaan,
dat eens de liefste snikken zal en bang
zal liggen in haar bed en dat een traan,
veel tranen vallen zullen op haar wang.
Kom als ik sterf weer voor mij staan en droom,
dan streel ik zacht je kleine hand en fluister
iets van je schort, je strikken en je schroom
en lach je tegen mij en wordt het eindlijk duister.
Max Nord (1 april 1916 – 28 februari 2008)
Cover van Le Grand Meaulnes
De Zwitserse schrijver en dichter Urs Allemann werd geboren op 1 april 1948 in Schlieren. Zie ook alle tags voor Urs Allemann op dit blog.
Alkäisch die elfte
Wir waren zwei. Wir hingen im Apfelbaum.
Wir seien Äpfel log ich. Du glaubtest mir.
Als unsre Stimmen ineinander
wuchsen wurden wir schwer. Wir fielen.
Wir schwirrten fleischfern, Pfiffe, durchs Radio.
Schallmückenschwärme. Du warst ganz schwarz davon.
Als dich mein Auge ansah war es
deines. Wir stürzten uns aus den Schädeln.
Ameisenbrüste. Du säugtest Tausende.
Sie frassen dich. Ich schrieb ein Naturgedicht.
Es war ganz still. Wir sprachen gar nicht
gegen die lautere Dialektik.
Die Würmer blieben draussen. Bald kröchen wir
einander in die Münder. Wir liebten uns
wo möglich. Lägen einer auf des
anderen Zunge. Nicht auszusprechen.
Urs Allemann (Schlieren, 1 april 1948)
De Duitse dichter en schrijver Rolf Hochhuth werd geboren op 1 april 1931 in Eschwege. Zie ook alle tags voor Rolf Hochhuth op dit blog en ook mijn blog van 1 april 2011.
Uit: Essayistische Prosa und Gedichte (Der Fliehende Holländer)
“Im Hintergrund nun der Siebzehnjährige, geht, um seinen Ball aufzuheben, über die Bühne, spielt einen Moment allein mit dem Ball, bis ein Fünfzehnjähriger zu ihm tritt – sofort auch mit dem Ball anfängt, wortlos noch, bis die Mutter mit dem Mädchen wieder weg ist, die eilig in den Vordergrund zurückgelaufen war, den vergessenen Puppenwagen zu holen. Sobald die beiden nicht mehr zu sehen sind, sagt der Fünfzehnjährige, ohne sein Ballspiel mit dem Siebzehnjährigen zu unterbrechen:
Fünfzehnjähriger :
Die Deutschen haben eben ihre Eltern verhaftet, sagt meine Schwester – die sollen Juden sein und müssen umziehen, nach Polen, da sollen die arbeiten für die Deutschen!
Siebzehnjähriger, sie fußballern weiter:
Können hier doch auch arbeiten!
Fünfzehnjähriger :
Nicht Waffen bauen, die sollen in Polen Panzer und Flugzeuge bauen.
Siebzehnjähriger :
Wir müssten jeden Holländer erschießen, der für Deutsche Waffen baut!
Fünfzehnjähriger :
Mein Vater sagt, die Juden wollen das gar nicht, die werden dazu gezwungen!
Siebzehnjähriger;auch Handbewegung dorthin, wo das Kind mit der Frau abging:
Und ihre Kinder lassen die in Holland zurück, die Juden? Die Cohns, hab ich selber vorher gesehen, sind aber vor einer Stunde mit ihren Kindern abgeholt worden! Auf Lastwagen . . . bis nach Polen?
Fünfzehnjähriger :
Vielleicht nur zum Bahnhof; haben geweint.
Siebzehnjähriger :
Hab nicht gewußt, daß die Juden sind – sind Juden anders als wir Holländer?“
Rolf Hochhuth (Eschwege, 1 april 1931)
De Engelse dichter en schrijver John Wilmot 2e graaf van Rochester werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. Zie ook alle tags voor John Wilmot op dit blog.
I cannot change, as others do
I cannot change, as others do,
Though you unjustly scorn;
Since that poor swain that sighs for you,
For you alone was born.
No, Phyllis, no, your heart to move
A surer way I’ll try:
And to revenge my slighted love,
Will still love on, will still love on, and die.
When, killed with grief, Amintas lies
And you to mind shall call,
The sighs that now unpitied rise,
The tears that vainly fall,
That welcome hour that ends this smart
Will then begin your pain;
For such a fauthful tender heart
Can never break, can never break in vain.
John Wilmot (1 april 1647 – 26 juli 1680)
Johnny Depp in de film The Liberine (The story of John Wilmot), 2004
Zie voor nog meer schrijvers van de 1e april ook mijn blog van 1 april 2012 deel 2 en ook deel 3.