De Nederlandse schrijver Nescio (pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh) werd geboren in Amsterdam op 22 juni 1882. Zie ook mijn blog van 22 juni 2007 en ook mijn blog van 22 juni 2008 en ook mijn blog van 22 juni 2009.
Uit: Titaantjes
“Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens laten zien hoe ’t moest. We, dat waren wij, met z’n vijven. Alle andere menschen waren ‘ze’. ‘Ze’, die niets snapten en niets zagen. ‘Wat?’ zei Bavink, ‘God? je praat over God? Hun warme eten is hun God.’ Op enkele ‘goeie kerels’ na werd iedereen door ons veracht. Heel stilletjes zeg ik daar nu bij: ‘En niet ten onrechte’, maar dat mag niemand hooren. Ik ben nu geen held meer. Je weet niet hoe je de menschen nog eens noodig kunt hebben. En Hoyer vindt ook dat je geen aanstoot moet geven. Van Bekker zie of hoor je niks meer. En Kees Ploeger praat van die rare kerels die ‘m op den slechten weg brachten. Maar toen waren we in de dagen onzer dwaasheid, de uitverkorenen Gods, ja God zelf. Verstandig zijn we nu, alweer behalve Bavink, en we kijken mekaar aan en glimlachen en ik zeg tegen Hoyer: ‘we zijn er niet op vooruit gegaan.’ Maar Hoyer is al te ver heen, hij begint bij de bonzen van de S.D.A.P. te hooren, en maakt een gebaar van twijfel met z’n handen en z’n schouders.“
(…)
Titaantjes in het Oosterpark, beeld door Hans Bayens, Amsterdam
“Schilderen? Wie kon er nog schilderen, als je Bavink hoorde? Alles lieten de lui zich voorzetten, letterlijk alles. Ik moest maar eens een schilderij maken. Dat was ik zelf, Koekebakker. Hij zou me zeggen wat ik doen moest. ‘Je schildert twee horizontale banen, onder elkaar, even breed, een blauwe en een goudgele en in ’t midden van die blauwe baan maak je een ronde goudgele vlek. En dan zetten we in den catalogus: No.666 De Gedachte, schilderij. En zenden we ’t in op mijn naam: Johannes Bavink, 2de Jan Steenstraat, nummer zooveel en we prijzen ’t voor .008¦Je zult een zien wat ze er in ontdekken. Van alles, waar je zelf nooit een flauw benul van gehad hebt.’
Nescio (22 juni 1882 – 25 juli 1961)
De Nederlandse dichter en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984.Zie ook mijn blog van 21 mei 2009 en ook mijn blog van 21 mei 2010.
Meneer
Oma kent mijn naam niet meer,
vroeger spiekte ze nog
op het briefje
naast haar telefoon,
verwisselde mij met mijn
vader, broer of oom.
Maar als ik nu
haar kamer binnenkom,
met de klink nog
in de hand,
zegt ze ‘Dag…
meneer.’
Oma kent
mijn naam niet meer
Saharazand
Vroeger in de zomer
hing ik bij een
sterke zuidenwind
met een glazen potje
meters uit het raam.
Zo spaarde ik korrels
zand van de Sahara.
Als ik dan na uren sparen
in mijn potje staarde
was ik toch
een beetje op vakantie.
Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)
De Engelse schrijver Henry Rider Haggard werd geboren in Norfolk op 22 juni 1856. Zie ook mijnblog van 22 juni 2007 en ook mijn blog van 22 juni 2009.
Uit: She
“There are some evets of which each circumstance and surrounding detail seems to be graven on the memory in such fashion that we cannot forget it, and so it is with the scene that I am about to describe. It rises as clearly before my mind at this moment as thought it had happened but yesterday.
It was in this very month something over twenty years ago that I, Ludwig Horace Holly, was sitting one night in my rooms at Cambridge, grinding away at some mathematical work, I forget what. I was to go up for my fellowship within a week, and was expected by my tutor and my college generally to distinguish myself. At last, wearied out, I flung my book down, and, going to the mantelpiece, took down a pipe and filled it. There was a candle burning on the mantelpiece, and a long, narrow glass at the back of it; and as I was in the act of lighting the pipe I caught sight of my own countenance in the glass, and paused to reflect. The lighted match burnt away till it scorched my fingers, forcing me to drop it; but still I stood and stared at myself in the glass, and reflected.
“Well,” I said aloud, at last, “it is to be hoped that I shall be able to do something with the inside of my head, for I shall certainly never do anything by the help of the outside.”
This remark will doubtless strike anybody who reads it as being slightly obscure, but I was in reality alluding to my physical deficiencies. Most men of twenty-two are endowed at any rate with some share of the comeliness of youth, but to me even this was denied. Short, thick-set, and deep-chested almost to deformity, with long sinewy arms, heavy features, deep-set grey eyes, a low brow half overgrown with a mop of thick black hair, like a deserted clearing on which the forest had once more begun to encroach; such was my appearance nearly a quarter of a century ago, and such, with some modification, it is to this day.”
Henry Rider Haggard (22 juni 1856 – 14 mei 1925)
De Duitse schrijver Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) werd geboren op 22 juni 1898. Zie ook mijn blog van 22 juni 2006 en ook mijn blog van 22 juni 2007 en ook mijn blog van 22 juni 2008 en ook mijn blog van 22 juni 2009.
Uit: Im Westen nichts Neues
“Er bewegt die Augen; er ist zu schwach zum Antworten. Wir schneiden vorsichtig die Hose auf. Er stöhnt. „Ruhig, ruhig, es wird ja besser –“. Wenn er einen Bauchschuss hat, darf er nichts trinken. Er hat nichts erbrochen, das ist günstig. Wir legen die Hüfte bloss. Sie ist ein einziger Fleischbrei mit Knochensplittern. Das Gelenk ist getroffen. Dieser Junge wird nie mehr gehen können.
Ich wische ihm mit dem befeuchteten Finger über die Schläfe und gebe ihm einen Schluck. In seine Augen kommt Bewegung. Jetzt erst sehen wir, dass auch der rechte Arm blutet. Kat zerfasert zwei Verbandspäckchen so breit wie möglich, damit sie die Wunde decken. Ich suche nach Stoff, um ihn lose darüberzuwickeln. Kat hat inzwischen aus den Taschen eines Toten noch Päckchen geholt, die wir vorsichtig an die Wunde schieben. Ich sage dem Jungen, der uns unverwandt ansieht: „Wir holen jetzt eine Bahre.“ Da öffnet er den Mund und flüstert: „Hierbleiben–“.
Man kann nicht erkennen, ob er verstanden hat; er wimmert wie ein Kind hinter uns her: „Nicht weggehen –“ Kat sieht sich um und flüstert: „Sollte man da nicht einfach einen Revolver nehmen,
damit es aufhört?“
Der Junge wird den Transport kaum überstehen, und höchstens kann es noch einige Tage mit ihm dauern. Alles bisher aber wird nichts sein gegen diese Zeit, bis er stirbt. Jetzt ist er noch betäubt und fühlt nichts. In einer Stunde wird er ein kreischendes Bündel unerträglicher Schmerzen werden. Die Tage, die er noch leben kann, bedeuten für ihn eine einzige rasende Qual. Und wem nützt es, ob er sie noch hat oder nicht –“.
Erich Maria Remarque (22 juni 1898 – 25 september 1970)
De Amerikaanse schrijver Dan Brown werd geboren in Exeter, New Hampshire, op 22 juni 1964. Zie ook mijn blog van 22 juni 2007 en ook mijn blog van 22 juni 2008 en ook mijn blog van 22 juni 2009.
Uit:The Lost Symbol
House of the Temple
8:33 P.M.
The secret is how to die.
Since the beginning of time, the secret had always been how to die.
The thirty-four-year-old initiate gazed down at the human skull cradled in his palms. The skull was hollow, like a bowl, filled with bloodred wine.
Drink it, he told himself. You have nothing to fear.
As was tradition, he had begun this journey adorned in the ritualistic garb of a medieval heretic being led to the gallows, his loose-fitting shirt gaping open to reveal his pale chest, his left pant leg rolled up to the knee, and his right sleeve rolled up to the elbow. Around his neck hung a heavy rope noose—a “cable-tow” as the brethren called it. Tonight, however, like the brethren bearing witness, he was dressed as a master.
The assembly of brothers encircling him all were adorned in their full regalia of lambskin aprons, sashes, and white gloves. Around their necks hung ceremonial jewels that glistened like ghostly eyes in the muted light. Many of these men held powerful stations in life, and yet the initiate knew their worldly ranks meant nothing within these walls. Here all men were equals, sworn brothers sharing a mystical bond.
As he surveyed the daunting assembly, the initiate wondered who on the outside would ever believe that this collection of men would assemble in one place . . . much less this place. The room looked like a holy sanctuary from the ancient world.
The truth, however, was stranger still.
I am just blocks away from the White House.
This colossal edifice, located at 1733 Sixteenth Street NW in Washington, D.C., was a replica of a pre-Christian temple—the temple of King Mausolus, the original mausoleum . . . a place to be taken after death. Outside the main entrance, two seventeen-ton sphinxes guarded the bronze doors. The interior was an ornate labyrinth of ritualistic chambers, halls, sealed vaults, libraries, and even a hollow wall that held the remains of two human bodies. The initiate had been told every room in this building held a secret, and yet he knew no room held deeper secrets than the gigantic chamber in which he was currently kneeling with a skull cradled in his palms.”
Dan Brown (Exeter, 22 juni 1964)
De Franse dichter en schrijver Xavier Grall werd geboren op 22 juni 1930 in Landivisiau (Finistère). Zie ook mijn blog van 22 juni 2007 en ook mijn blog van 22 juni 2008 en ook mijn blog van 22 juni 2009.
Solo (Fragment)
Seigneur me voici c’est moi
je viens de petite Bretagne
mon havresac est lourd de rimes
de chagrins et de larmes
j’ai marché
Jusqu’à votre grand pays
ce fut ma foi un long voyage
trouvère
j’ai marché par les villes
et les bourgades
François Villon
dormait dans une auberge
à Montfaucon
dans les Ardennes des corbeaux
et des hêtres
Rimbaud interpellait les écluses
les canaux et les fleuves
Verlaine pleurait comme une veuve
dans un bistrot de Lorraine
Seigneur me voici c’est moi
de Bretagne suis
ma maison est à Botzulan
mes enfants mon épouse y résident
mon chien mes deux cyprès
y ont demeurance
m’accorderez vous leur recouvrance ?
Seigneur mettez vos doigts
dans mes poumons pourris
j’ai froid je suis exténué
O mon corps blanc tout ex-voté
j’ai marché
les grands chemins chantaient
dans les chapelles
les saints dansaient dans les prairies
parmi les chênes erraient les calvaires
O les pardons populaires
O ma patrie
j’ai marché
j’ai marché sur les terres bleues
et pèlerines
j’ai croisé les albatros
et les grives
mais je ne saurais dire
jusqu’aux cieux
l’exaltation des oiseaux
tant mes mots dérivent
et tant je suis malheureux
Seigneur me voici c’est moi
je viens à vous malade et nu
j’ai fermé tout livre
et tout poème
afin que ne surgisse
de mon esprit
que cela seulement
qui est ma pensée
Humble et sans apprêt
ainsi que la source primitive
avant l’abondance des pluies
et le luxe des fleurs
Xavier Grall (22 juni 1930 – 11 december 1981)
Hier met de beeldhouwer Dulck-Conventi (rechts) in 1977
Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn vorige blog van vandaag.