De Nederlandse dichter, predikant en hoogleraarr Nicolaas Beets werd geboren op 13 september 1814 in Haarlem. Zie ook mijn blog van 13 september 2010 en eveneens alle tags voor Nicolaas Beets op dit blog.
Langs moeders graf
’t Was de eerste thuiskomst na haar sterven;
Wij haalden hem van boord.
Hij pakte en kuste ons honderd werven,
Maar sprak geen enkel woord.
Een tijdlang stond hij in gedachten,
En zag ons zwijgend aan;
Op eenmaal kreeg hij moed en krachten,
En zeide “ Laat ons gaan ! “
Het kleine Stijntje werd gedragen,
Ik bij de hand gevat;
Opeens de Kerkstraat ingeslagen,
In plaats van ’t achterpad.
Verwondring heb ik niet doen blijken;
Benepen zweeg ik stil,
En had het hart niet op te kijken,
Al had ik ook de wil.
Maar toen wij langs het kerkhof togen,
Zijn hand de mijne neep,
Zag ik hem aan met vochtige ogen,
Ten blijk dat ik ’t begreep,
‘ Had ik die blik maar niet geslagen ! ‘
Herhaal ik duizend keer:
’t Gelaat dat toen mijn ogen zagen,
Vergeet ik nimmermeer.
Niet klagen
Niet klagen
Maar dragen
En vragen
Om kracht.
Niet zorgen
Voor morgen
Bij vallende nacht.
Niet beven
Voor ‘t leven
Gegeven
Van God
Maar ‘t heden
Besteden
Naar plicht en gebod.
Niet dringen
In dingen
Door niemand bevroed.
Tevreden
Te treden
Bij ‘t licht op het pad
En de lamp voor de voet.
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
Buste door Cornelis Beets, 1894
De Franse dichter en schrijver Francis Yard werd geboren op 13 september 1873 in Boissaye / Seine-Maritime.Zie ook mijn blog van 13 september 2010.
La neige au village
Lente et calme, en grand silence,
Elle descend, se balance
Et flotte confusément,
Se balance dans le vide,
Voilant sur le ciel livide
L’église au clocher dormant.
Pas un soupir, pas un souffle,
Tout s’étouffe et s’emmitoufle
De silence recouvert…
C’est la paix froide et profonde
Qui se répand sur le monde,
La grande paix de l’hiver.
L’église
Je regrette le temps où je servais la messe,
Les beaux jours merveilleux où la vie est promesse,
La chère enfance et mes sabots de bois ciré
Qui m’annonçaient de loin, quand Monsieur le Curé
Préparait en surplis, seul dans la sacristie
Le calice d’argent, la patène et l’hostie.
L’église pâle, après les songes de la nuit,
Restait mystérieuse, indifférente au bruit.
La lampe clignotait, comme endormie encore,
Car j’apportais un peu de vent avec l’aurore.
Et l’écho des vieux murs, s’éveillant à mon pas,
Me répondait confidentiel, presque tout bas.
Ah ! comme elle était grande et profonde l’église
Et haute sous le cintre où Jésus agonise,
Où Saint Martin, l’épée au clair sur son cheval
Fait pour le pauvre son grand geste libéral.
Oui, dans le demi-jour frémissant du village
Mon église était grande au matin de mon âge.
Elle est petite. Et maintenant quand je la vois,
Je regrette mes yeux candides d’autrefois.
Francis Yard (13 september 1873 – 28 februari 1947)
De Britse schrijver Roald Dahl werd geboren op 13 september 1916 in Llandalf, Zuid-Wales. Zie ook mijn blog van 13 september 2010 en eveneens alle tags voor Roald Dahl op dit blog.
Uit: The Magic Finger
“For months I had been telling myself that I would never put the Magic Finger upon anyone again — not after what happened to my teacher, old Mrs. Winter.
Poor old Mrs. Winter.
One day we were in class, and she was teaching us spelling. “Stand up,” she said to me, “and spell kat.”
“That’s an easy one,” I said. “K – a – t.”
“You are a stupid little girl!” Mrs. Winter said.
“I am not a stupid little girl!” I cried. “I am a very nice little girl!”
“Go and stand in the corner,” Mrs. Winter said.
Then I got cross, and I saw red, and I put the Magic Finger on Mrs. Winter good and strong, and almost at once …
Guess what?
Whiskers began growing out of her face! They were long black whiskers, just like the ones you see on a kat, only much bigger. And how fast they grew! Before we had time to think, they were out to her ears.
Of course the whole class started screaming with laughter, and then Mrs. Winter said, “Will you be so kind as to tell me what find so madly funny, all of you?”
Roald Dahl (13 september 1916 – 23 november 1990)
De Nederlandse wetenschapper en publicist, vrijdenker en anarchist Anton Constandse werd geboren in Brouwershaven op 13 september 1899. Zie ook mijn blog van 13 september 2006 en ook mijn blog van 13 september 2009 en ook mijn blog van 13 september 2010
Uit: Gastarbeiders zijn immigranten
“Men kan nu wel hoog opgeven van hun afwijkende `kultuur’, maar waarin bestaat die dan? Goed, ze hebben als godsdienst – behalve variaties van het christendom – de islam. Dit zegt overigens weinig, want aanzienlijke groepen van moslims geloven even weinig als dusgenaamde christenen. Als ze wel hechten aan hun geloof, en vooral dan aan de gebruiken die daarmee samenhangen, vallen ze in de kategorie van onze Drentse, Veluwse en Zeeuwse gereformeerden, met taboes en bijgeloof van eeuwen geleden. Het aantal analfabeten onder hen is groot, ze laten zich manipuleren door feodale leiders en leveren mede de fascistiese overvallers op hun lotgenoten. Het is onzin, over te lopen van eerbied voor zulke vormen van `kultuur’, waar we zelf na eeuwen van strijd mee hebben afgerekend, enkele onderontwikkelde gebieden uitgezonderd, die ons zwarte zeden en beklagenswaardige gehandikapten leveren, zoals slachtoffers van polio. Men moet zich eens indenken, welke ghetto’s er zullen ontstaan van verouderde, en voor ons gevaarlijke immigranten, als we niet alleen hun gruwelijke slachtgewoonten aanvaarden, maar ook hun diskriminatie van vrouwen, hun patriarchaal-autoritaire aanmatiging, hun onderwerping van kinderen, hun stamveten. Waarom van nieuwkomers aanvaarden, wat we zelf in gewoonten en wetten hebben opgeruimd?”
Anton Constandse (13 september 1899 – 23 maart 1985)
De Nederlandse dichter, schrijver en taalkundige Muus Jacobse werd op 13 september 1909 als Klaas Hanzen Heeroma geboren op het waddeneiland Terschelling. Zie ook mijn blog van 13 juni 2011 en ook mijn blog van 13 september 2010
Adam
Hij dwaalde, zegenend al wat hij zag,
En gaf de dieren en de bloemen namen,
Elk naar zijn aard, wanneer zij tot hem kwamen
Onder de zon van elke nieuwe dag.
Maar ’s avonds zocht hij droef het donker midden
En keerde tot de boom des levens, waar
Vooglen des hemels nestten bij elkaar,
Om daar in eenzaamheid tot God te bidden.
Onder de welving van de wereldboom,
Zijn tentzeil spannend voor de sterrenzalen,
Lag hij en sliep aan ’t ademende water,
Wellend over de w o r t e l s . . ..
Sloeg de stroom
Niet met zijn hartslag mee? Werd bij het slapen
Niet aan zijn hart een ander hart geschapen?
Jozef is nog jong
Als zon, maan, sterren buigen voor mij neer en
Wuivend groeten de rijpe korenschoven,
Weet ik met trots in mijn verliefde ogen
Mij van dit al de onaanrandbre heerser,
En denk ik wel eens: zou ik nu de dood geen
Verkoren buit zijn, nu nog geen ontberen
Met aardse droefheid mij heeft kunnen deren,
Omwikkeld door de mantel van mijn dromen?
Maar als ik oud moet sterven, zal, van tranen
En van veel rouwen schamel en gescheurd,
De dromenmantel die mijn ogen kleurt
Hun toch een teken zijn, en niet beschamen,
Van veel verloren en van veel getreurd
Te hebben, omdat zij zo veel bezaten.
Muus Jacobse (13 september 1909 – 21 november 1972)
De Engelse schrijver, journalist en literatuurcriticusJohn Boynton Priestley werd geboren in Bradford op 13 september 1894. Zie ook mijn blog van 13 september 2007 en ook mijn blog van 13 september 2010
Uit: An Inspector Calls and Other Plays
„SHEILA: How did you come to know this girl, Eva Smith?
GERALD: I didn’t
SHEILA: Daisy Renton then – it’s the same thing.
GERALD: Why should I have known her?
SHEILA: Oh, don’t be stupid. We haven’t much time. You gave yourself away as soon as he mentioned her name.
GERALD: All right. I knew her. Let’s leave it at that.
SHEILA: We can’t leave it at that.
GERALD: [approaching her] Now listen, darling –
SHEILA: No, that’s no use. You not only knew her, but you knew her very well. Otherwise, you wouldn’t look so guilty about it. When did you first get to know her? [He does not reply.] Was it after she left Milwards? When she changed her name, as he said, and began to live a different sort of life? Were you seeing her last spring and summer, during that time when you hardly came near me and said you were so busy? Were you? [He does not reply but looks at her.] Yes, of course you were.
GERALD: I’m sorry, Sheila. But it was all over and done with last summer. I hadn’t set eyes on the girl for at least six months. I don’t come into this suicide business.
SHEILA: I thought I didn’t, half an hour ago.
GERALD: You don’t. Neither of us does. So – for God’s sake – don’t say anything to the Inspector.
SHEILA: About you and this girl?
GERALD:Yes. We can keep it from him.
SHEILA: [laughs rather hysterically] Why – you fool – he knows. Of course he knows. And I hate to think how much he knows that we don’t know yet. You’ll see. You’ll see. [She looks at him almost in triumph] [He looks crushed. The door slowly opens and the INSPECTOR appears, looking steadily and searchingly at them.]
INSPECTOR: Well? „
J. B. Priestley (13 september 1894 – 14 augustus 1984)
De Engelse dichter en toneelschrijver James Shirley werd geboren in Londen op 13 september 1596. Zie ook mijn blog van 13 september 2010
Death’s Subtle Ways
Victorious men of earth, no more
Proclaim how wide your empires are;
Though you bind in every shore
And your triumphs reach as far
As night or day,
Yet you, proud monarchs, must obey
And mingle with forgotten ashes when
Death calls ye to the crowd of common men.
Devouring Famine, Plague, and War,
Each able to undu mankind,
Death’s servile emissaries are;
Nor to these alone confined,
He hath at will
More quaint and subtle ways to kill;
A smile or kiss, as he will use the art,
Shall have the cunning skill to break a heart.
James Shirley (13 september 1596 – 29 oktober 1666)
Londen en de Old London Bridge in de 17e eeuw