De Nederlandse schrijver, journalis en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Hij was medeoprichter van het tijdschrift WAH WAH. Daarnaast schreef hij essays en verhalen voor tijdschriften als Bunker Hill, De Gids, Hollands Maandblad en Vrij Nederland. In september 2010 debuteerde hij met de roman Bonita Avenue, uitgegeven door De Bezige Bij. Het boek kreeg een nominatie voor de Libris Literatuur Prijs 2011. Ook is hij in de race om de Gouden Strop. Op 22 september 2011 werd bekend dat hij de Academica Debutantenprijs heeft gewonnen. Zie ook mijn blog van 13 oktober 2011.
Uit: Bonita Avenue
“Joni, Joni’s zusje Janis, zijn vrouw Tineke, iedereen in de grote herenkamer wist welke foto Sigerius bedoelde. Het ging om de foto die ongeveer een jaar eerder op groot formaat was afgedrukt in het blad van Tubantia University, de kleine campusuniversiteit in de bossen tussen Hengelo en Enschede waarvan Sigerius rector magnificus was. Hij stond erop aan de oever van het Amsterdam- Rijnkanaal, zonder kleren op een stropdas na, wijdbeens met zijn blote voeten in modderig, platgetreden gras, met onder zijn voorzichtig bollende vijftigersbuik duidelijk zichtbaar zijn geslachtsdelen. De foto werd de dagen erna overgenomen door vrijwel alle landelijke dagbladen, van NRC tot De Telegraaf , en uiteindelijk zelfs door Bild en een dagblad in Griekenland.
‘Ik heb een vermoeden,’ gaf Aaron toe, zich afvragend of Joni haar vader had bijgepraat of dat Sigerius hem gewoon herkende: de lange kale fotograaf van Tubantia Weekly die tijdens zijn publieke optredens als een paardenvlieg met een spiegelreflex om de rector heen zoemde. De laatste mogelijkheid vond hij vleiender, zoals iedereen het op de campus vleiend zou vinden opgemerkt te worden door de charismatische man die nu zijn hand stond fijn te knijpen.
Siem Sigerius was sinds zijn aantreden in 1993 het blakende middelpunt van Tubantia University, een hete zon waaromheen achtduizend studenten en hardwerkende academici hun kalme ellipsjes draaiden, verbaasd maar dankbaar dat hij juist hun campus verwarmde, en niet het Binnenhof waar hij een staatssecretarisschap had laten lopen, of een van de grote Amerikaanse universiteiten die naar zijn gunsten dongen. De eerste keer dat hij Joni’s vader zag was op de televisie, ettelijke jaren eerder, hij woonde nog bij zijn ouders in Venlo. De augustus na zijn eindexamen voer er iets in hem en zijn broer dat hen tot fanatieke Zomergasten-kijkers maakte, en tijdens een van die enerverende, studieuze zondagavonden zat er een wiskundige judoka tegenover Peter van Ingen, of misschien een judoënde wiskundige, een man in elk geval die fragmenten van Wim Ruska, rusteloze jazz, Tokio 1964 en André van Duin afwisselde met documentaires over priemgetallen en de laatste stelling van Fermat.”
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)