De Nederlandse schrijver, journalist en redacteur Peter Buwalda werd geboren in Blerick op 30 december 1971. Zie ook alle tags voor Peter Buwalda op dit blog.
Uit: Bonita Avenue
“De rector magnificus zou samen met Ruska door de Sovjet-Unie en China naar Japan zijn gereisd en onderweg Russische eethuizen aan spaanders hebben geslagen; hij zou na zijn grote wiskundige doorbraak in een Amerikaans gekkenhuis elektroshocks hebben gekregen; er zouden kinderen uit een eerder huwelijk bestaan die voor galg en rad waren opgegroeid. Je hoefde maar wat beter naar de foto te kijken en de verwarring gleed van het papier zo op je schoot. Iedereen kon zien dat wat Sigerius’ oren al aankondigden, zich onder de keurige tweedelige pakken, meestal saai donkerblauw, soms lichtgrijs of met een krijtstreep, gewoon voortzette, zich intensiveerde, het lichaam dat zo ongepast onthuld werd zag er schokkend taai en pezig uit, hard, onverwoestbaar, ‘droog’ om in sporttermen te spreken. Je moest je een mening vormen over dat lijf, net als over de duidelijk zichtbare tatoeages op de linkerborst: op Sigerius’ hart prijkten in goedkope, donkerblauwe zeemansinkt twee Japanse karakters – ‘judo’, wist Aaron. Er ging een onthutsende werking uit van die brandmerken, niet alleen waren tatoeages anno 1995 tamelijk zeldzaam, ze waren ook nog gewoon doodordinair. Ondertussen rijmden ze volmaakt met Sigerius’ lichamelijkheid, de aapman die tijdens ondernemingsraadvergaderingen graag op de achterste poten van zijn stoel balanceerde tot hij zich moest vastgrijpen aan de tafelrand; die in koffiepauzes als een trapezewerker zijn schouders losdraaide, rondkijkend alsof hij nog voor de hervatting zijn gesprekspartners wilde aftuigen – duistere sleutelgaten waren het waardoor de campus glimpen opving van een afgeschafte Sigerius, een rabauw, een mannetjesputter die zijn jongensboekcarrière was begonnen met twee Europese judotitels, een vechtjas voor wie de Olympische Spelen van München het hoogtepunt in zijn leven hadden moeten worden.
In interviews lazen ze dat hun rector in 1972 net als Ruska kanshebber was op eremetaal, maar dat krap een maand voor het toernooi het noodlot toesloeg. Om een puddingbroodje te kopen was Sigerius de Utrechtse Biltstraat overgestoken, en met de zachte custardsmaak al in zijn mond werd hij geschept door een scooter, die zijn ijzeren treeplank dwars over zijn onderbeen schoof: krak, einde topsportcarrière. Waar geen journalist, geen student, geen wetenschapper genoeg van kreeg, was de theorie dat zónder dat nooit gegeten puddingbroodje het werkelijke wonder van Sigerius’ loopbaan zich niet zou hebben voltrokken.”
Peter Buwalda (Blerick, 30 december 1971)
De Amerikaanse schrijver, dichter en componist Paul Bowles werd geboren in New York op 30 december 1910. Zie ook alle tags voor Paul Bowles op dit blog.
Uit:Up Above the World
“At some point in the night she had a dream. Or it was possible that she was partially awake, and was only remembering a dream? She was alone among the rocks on a dark coast beside the sea. The water surged upward and fell back languidly, and in the distance she heard surf breaking slowly on a sandy shore. It was comforting to be this close to the surface of the ocean and gaze at the intimate nocturnal details of its swelling and ebbing. And as she listened to the faraway breakers rolling up onto the beach, she became aware of another sound entwined with the intermittent crash of waves: a vast horizontal whisper across the bossom of the sea, carrying an ever-repeated phrase, regular as a lighthouse flashing: Dawn will be breaking soon. She listened a long time: again and again the scarcely audible words were whispered across the moving water. A great weight was being lifted slowly from her; little by little her happiness became more complete, and she awoke. Then she lay for a few minutes marveling the dream, and once again fell asleep.”
Paul Bowles (30 december 1910 – 18 november 1999)
Cover
De Duitse dichter en schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Zie ook alle tags voor Theodor Fontane op dit blog.
Uit: Graf Petöfy
“In einer der Querstraßen, die vom »Graben« her auf den Josephsplatz und die Augustinerstraße zuführen, stand das in den Prinz-Eugen-Tagen erbaute Stadthaus der Grafen von Petöfy mit seinem Doppeldach und seinen zwei vorspringenden Flügeln. Ein altmodisches Hochparterre, dazwischen ein Hof und ein etwas vernachlässigtes, den ganzen Bau nach vornhin abschließendes Eisengitter. Ging man an einem dunklen Tage hart an diesem Eisengitter vorüber und sah durch seine rostigen Stäbe hin auf den mit Kies bestreuten Vorhof, so gewann man den Eindruck, daß hier alles längst tot und ausgestorben sei; trat man aber umgekehrt auf das Trottoir der andern Straßenseite hinüber, so bemerkte man an allerlei kleinen Zeichen und nicht zum wenigsten an einem gedämpften Lichtschimmer, der abends durch die nicht ganz zugezogenen Gardinen fiel, daß, wenn nicht der ganze Bau, so doch die zwei vorspringenden Flügel desselben bewohnt sein mußten.
Und so war es auch.
Die beiden letzten Petöfys, Graf Adam und seine Schwester Judith, eine seit vielen Jahren verwitwete Gräfin von Gundolskirchen, bewohnten den Palais in getrennter Wirtschaftsführung und benutzten in Gemeinschaftlichkeit nur die dem Corps de Logis angehörigen Repräsentationsräume.
Die »Gesellschaft«, die sich in diesen Räumen zu versammeln pflegte, war, je nachdem der Bruder oder die Schwester »invitiert« hatte, von sehr verschiedenem Gepräge.
Beide Geschwister gefielen sich nämlich in einem ausgesprochenen Protegieren; aber während die Protektion des Grafen der Kunst galt, galt die der Gräfin der Kirche, weshalb es weder ausbleiben noch überraschen konnte, daß sich in denselben Empfangsräumen eine sehr verschiedene Gesellschaftselite: die Wolter und der Kardinal von Schwarzenberg, abwechselnd bewegte. Nur selten, daß man eine Vereinigung beider Elemente wagte.
Graf und Gräfin waren jeder zu seinem Teil ebenso voll Hingebung wie voll Wohlwollen, und doch hätte es keiner allzu scharfen Beobachtung bedurft, um wahrzunehmen, daß die Protektion, in der sie sich ergingen, etwas von einer noblen Passion an sich trug. Sie fühlten eine gewisse Leere, wollten sie standesmäßig ausfüllen und trafen darnach unter dem, was ihnen zur Hand war, ihre Wahl.
Aber dieser Entstehung ihrer Passion waren sich beide seit lange nicht mehr bewußt und standen vielmehr in Aufrichtigkeit und gutem Glauben jeder an seinem Platz.`
Theodor Fontane (30 december 1819 – 20 september 1898)
Cover
De Hongaarse schrijver en politicus Miklós Bánffy (graaf van Losoncz) werd geboren op 30 december 1873 in Kolozsvár, op dat moment gelegen in het koninkrijk Hongarije. Zie ook alle tags voor Miklós Bánffy op dit blog.
Uit: The Transylvanian Trilogy (Vertaald door Patrick Thursfield en Katalin Banffy-Jelen)
“One day in the autumn of 1906 the Budapest Parliament was unusually well attended. In fact the Chamber was packed, with not an empty seat to be seen. On the front benches, the government was there in full force. It was, of course, an important day for that morning the Budget was to be presented and everyone knew that, for the first time since 1903, it was bound to be passed and, more important still, passed by a massive majority. For the previous three years the country’s finances had been ordered by ‘indemnities’ – unconstitutional decrees, which had mockingly become known in pig Latin as ‘exlex’ for the sake of the rhyme, and which had had a disastrous effect on the economy.
At last, and this had been the great achievement of the Coalition government, the nation had put its house in order.
Pal Hoitsy, the Speaker, ascended the podium, his handsome grey head and well-trimmed imperial looking well against the oak panelling behind the platform. In stilted words he commented on the importance of this blessed situation in which confidence had been restored ben the nation and the King, the Emperor Franz-Josef in Vienna.
A few meagre ‘hurrahs’ came from a handful of enthusiastic members, though the rest of the House remained silent, stony- faced and stern. None of the political groups – not even the minorities party whose leader, the Serbian Mihaly Polit, was to propose acceptance of the Budget – gave the smallest sign of believing the Speaker’s words. The reason was that that morning, September 22nd, an article had appeared in the Viennese news- paper Fremdenblatt baldly stating that this much-vaunted harmony was nothing more than a cynical and dishonest political fiction.
The article concentrated on the resolution which had been drafted on the previous day by the legal committee of the Minis- try of Justice and which, so everyone had been led to believe, would be incorporated into law at today’s session.”
Miklós Bánffy (30 december 1873 – 5 juni 1950)
De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Zie ook alle tags voor Peter Lund op dit blog.
Uit: Das Wunder von Neukölln
“K-D:
Ich will ne richtige Stelle.
Janine:verzweifelt
Du warst seit ner Woche nicht mehr vor der Tür!
K-D:
Reg dich ab. Du hast doch Arbeit!
Janine:
Und wie weiter? Glaubst du, ich hab Lust, mich für ein Arschloch krummzulegen, das-
K-D:scharf
Ich lieg dir nicht auf der Tasche, O.K.?
Janine:
Nee, klar, du bist Supermann. Den haben sie auch gerade vor drei Wochen auf Hilfe runtergekürzt.
K-D:rastet aus
Oh Scheiße! Ich kann diese Quarktasche beim Amt echt nicht ertragen, und wenn die aufrufen Nummer 386 Herr Döberitz, wir ham’ leider wieder nix für sie, das will ich nicht mehr hören. Verstehst du? Ich will das NIE wieder hören.
Janine: lenkt ein
Aber Franzi hat-
K-D:brüllt
Scheiß auf diese Esoterikschwester. Hat die das ausgependelt, oder was?
Janine:
Franzi-
K-D:
Vergiß es.
Janine:
Aber-
K-D:
Ich hau dir echt auf die Fresse.“
Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)
Scene uit een opvoering in de Neuköllner Oper, Berlijn, 1998
De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Zie ook alle tags voor Joshua Clover op dit blog.
Orchid & Eurydice
In one version you must convince every living thing one by one
to weep until he climbs back into the marriage-house,
that earth about which it is said that bread is the glue of the earth.
Certainly glue is money, the phrase “the tears of things” is money,
the revelation of the Woman Clothed in the Sun is money.
The lake is a disc of bright money buying a few plain birds down,
they climb back nervously as you hurry through, plain birds like a
plain song,
that moment when four or five are around your knees
like Zeno’s arrow, rising by halves, like Eurydice’s bread,
& still the possibility they might intersect,
you would be the one who was struck by a flying bird,
somewhere between a blesséd fool & village idiot,
the only one to persist outside the local economy,
drooling at travelers, holding yourself, slinging incomprehensible
advice,
you would learn the trick with museum wire
where you snap the heads off quiet animals in front of the store,
tempted equally by science & dirty work. . . .
I am trying to invent a way for you to buy me back—
Joshua Clover (Berkeley, 30 december 1962)
De Britse schrijver en dichter Joseph Rudyard Kipling werd geboren op 30 december 1865 in Bombay, India. Zie ook alle tags voor Rudyard Kipling op dit blog.
Mother O’ Mine
If I were hanged on the highest hill,
Mother o’ mine, O mother o’ mine!
I know whose love would follow me still,
Mother o’ mine, O mother o’ mine!
If I were drowned in the deepest sea,
Mother o’ mine, O mother o’ mine!
I know whose tears would come down to me,
Mother o’ mine, O mother o’ mine!
If I were damned of body and soul,
I know whose prayers would make me whole,
Mother o’ mine, O mother o’ mine!
The Morning Song Of The Jungle
One moment past our bodies cast
No shadow on the plain;
Now clear and black they stride our track,
And we run home again.
In morning-hush, each rock and bush
Stands hard, and high, and raw:
Then give the Call: “Good rest to all
That keep the Jungle Law!”
Now horn and pelt our peoples melt
In covert to abide;
Now, crouched and still, to cave and hill
Our Jungle Barons glide.
Now, stark and plain, Man’s oxen strain,
That draw the new-yoked plough;
Now, stripped and dread, the dawn is red
Above the lit talao.
Ho! Get to lair! The sun’s aflare
Behind the breathing grass:
And creaking through the young bamboo
The warning whispers pass.
By day made strange, the woods we range
With blinking eyes we scan;
While down the skies the wild duck cries:
“The Day–the Day to Man!”
The dew is dried that drenched our hide,
Or washed about our way;
And where we drank, the puddled bank
Is crisping into clay.
The traitor Dark gives up each mark
Of stretched or hooded claw:
Then hear the Call: “Good rest to all
That keep the Jungle Law!”
Rudyard Kipling (30 december 1865 –18 januari 1936)
Portret door John Collier, 1900
De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne in Rheinmünster-Söllingen in Duitsland. Zie ook alle tags voor Douglas Coupland op dit blog.
Uit: Generation X: Tales for an Accelerated Culture
“You know, Dag and Claire smile a lot, as do many people I know. But I always wondered if there is something either mechanical or malignant to their smiles, for the way they keep their outer lips propped up seems a bit, not false, but protective. A minor realization hits me as I sit with the two of them. It is the realisation that the smiles that they wear in their daily lives are the same as the smiles worn by people who have been good-naturedly fleeced, but fleeced nonetheless, in public and on a New York sidewalk by card sharks, and who are unable because of social conventions to show their anger, who don’t want to look like poor sports.”
(…)
“I walked far down a dirt side road and into a farmer’s field – some sort of cereal that was chest high and corn green and rustled as its blades inflicted small paper burns on my skin as I walked through them. And in that field, when the appointed hour, minute, and second of the darkness came, I lay myself down on the ground, surrounded by the tall pithy grain stalks and the faint sound of insects, and held my breath, there experiencing a mood that I have never really been able to shake completely – a mood of darkness and inevitability and facination – a mood that surely must have been held by most young people since the dawn of time as they have crooked their necks, stared at the heavens, and watched their sky go out.”
(…)
“Anti-sabbatical: A job taken with the sole intention of staying only for a limited period of time (often one year). The intention is usually to raise enough funds to partake in another, more personally meaningful activity such as watercolor sketching in Crete or designing computer knit sweaters in Hong Kong. Employers are rarely informed of intentions”
Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december 1961)
De Vlaamse dichter en schrijver Willy Spillebeen werd geboren in Westrozebeke op 30 december 1932. Zie ook alle tags voor Willy Spillebeen op dit blog.
De stem
Een jongen stond aan de gevel
en vanuit de nevel dreef een
oude stem naar hem
over de hunebedden der bieten
die hutten werden van primitieve
bewoners van dit land
over de zwarte piramide
van het kastanjebos
riep die stem.
Gewarig en toch met tegenzin
luisterde hij, het was de wind
in de rij populieren het was de bas
van de bossen – de dieren stonden
doodstille beelden in het gras –
er riep een uil er stierf een mens,
de jongen voelde hoe een verleden
in hem aan het sterven was.
En hij liep langzaam op de landweg
waarnaartoe… de stem riep hem…
ze riep hem vanuit de ingewanden
om ver van het huis vandaan te gaan.
Toen hij een half leven later omkeek
– o poëzie – had de hoeve vier
rechthoeken licht en in het donker
op de drempel riep die stem.
Vroeger later moeder ik ben
ver van die gevel weggegaan
onderweg naar een schoot die echoot.
Moeder ik ben nooit weg geweest.
Willy Spillebeen (Westrozebeke, 30 december 1932)
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e december ook mijn blog van 30 december 2013 en eveneens mijn blog van 30 december 2010 deel 2.