Pinksteren (Muus Jacobse), Gonzalo Torrente Ballester, Fernando Pessoa, Willem Brakman, Marcel Theroux

Prettige Pinksterdagen!

 

Pfingsten, Jozseph Ignaz Mildorfer (1719 –1775), rond 1750

 

Pinksteren

Gij hebt dit graf gebroken nu
En wij kunnen niet blijven staan
Nu Gij daaruit zijt opgestaan,
Maar toch, hoe was het vol van U.

Het hart dat gij geschapen hebt
Werd ledig van Uw hemelvaart,
En ’t oog heeft blind omhoog gestaard
Omdat Gij het verlaten hebt.

Het is zo vreemd geworden nu,
Want wij, uw kindren, zijn verweesd
En wachten ledig op Uw Geest,
En toch, wij zijn niet zonder U.

Ach, dat wij op dezelfde tijd
Verweesde zijn en deelgenoot,
Horen aan leven en aan dood,
Verlossing en verlorenheid.



Muus Jacobse (13 september 1909 – 21 november 1972)

 

De Spaans-Galicische schrijver Gonzalo Torrente Ballester werd geboren op 13 juni 1910 in Serantes, Ferrol, Galicië. Zie ook mijn blog van 13 juni 2010.

 

Uit: Santiago de Compostela (Vertaald door Victor Andrés Ferretti en Karina Gómez-Montero)

„Auch das Wort hat seinen Anteil an der Entstehung Compostelas, auch das Wort wirkte mit am unermesslichen Werk. Zuerst das Wort Gottes, dann das Wort der Menschen. Die Steine sind wunderschön, ja, und anzunehmen, sie hätten ihren Ursprung im Zusammenspiel von Nebel und wohlklingender Bronze, ist eine hübsche poetische Vorstellung; doch jeder Stein hat einen Namen, und die Namen von Compostela sind so schön wie die Steine selbst. Namen von Straßen, Plätzen und Winkeln, von Türmen, Kirchen und Palästen. Von Gassen wie der Rúa de Raíña, von Türmen wie der Torre Berenguela.

Wie gerne würden wir uns vorstellen, dass sich ein Mönch in seinen Träumen Namen um Namen ausgedacht hat – in derselben Weise, wie etwa Erzbischof Gelmírez einst sein großes Bauwerk ersann. Der Mönch ruhte nicht eher, bis die ganze Stadt mit ihrer Geschichte in eine Liste aus Wörtern von hehrer lateinischer Provenienz eingeschlossen war, die sich eines nach dem anderen vortragen ließen und zusammen ein vollkommenes Gedicht in elegischen Distichen bildeten. Aber nein, so war es nicht! Es war ganz anders.

Es war das Werk der Zeit, die an der Sprache arbeitet, wie sie an den Steinen arbeitet, und die die gewöhnlichen Ausdrücke verschönert, wie sie mit ihrer Patina die Farbe einer Fassade verschönert. Einen Ort, den man »Preconitorium« nannte, ließ die Zeit zu »Preguntoiro« werden. Wenn euer

neugieriges Gemüt nach einer wissenschaftlichen Erklärung verlangt, haltet euch an die Philologen; wer sich jedoch einzig und allein auf wissenschaftliche Erklärungen verlässt, wird nur sehr wenig über Compostela erfahren.“

 

Gonzalo Torrente Ballester (13 juni 1910 – 27 januari 1999)

Beeld in Café Novelty,Salamanca

 

De Portugese dichter en schrijver Fernando António Nogueira Pessoa werd geboren in Lissabon op 13 juni 1888. Zie ook mijn blog van 13 juni 2007 en ook mijn blog van 13 juni 2008en ook mijn blog van 13 juni 2009 en ook mijn blog van 13 juni 2010.

Autopsychografie

De dichter wendt slechts voor.
Hij veinst zo door en door
Dat hij zelfs voorwendt pijn te zijn
Zijn werkelijk gevoelde pijn.

En zij die lezen wat hij schreef,
Voelen in de gelezen pijn
Niet de twee die hij geleden heeft
Maar een die de hunne niet kan zijn.

En zo rijdt op zijn rails in ’t rond,
Tot vermaak van onze rede,
Die opwindtrein, in dichtermond
ook wel “het hart” geheten.

 

Abdicatie

Neem mij in uw armen, o eeuwige nacht,
En noem mij – koning die ik ben – uw zoon.
Vrijwillig deed ik afstand van mijn troon
Van dromen, die mij slechts vermoeidheid bracht

Mijn zwaard, mijn armen zijn ontkracht,
een kalme, mannelijke hand heeft het genomen;
Mijn scepter heb ik neergelegd, mijn kroon,
Versplinterde symbolen vroeger macht.

Mijn maliënkolder, nu zo nutteloos,
Mijn sporen, rinkelend en waardeloos,
Heb ik achtergelaten op de koude trap.

’k Ontdeed mij, ziel en lichaam, van mijn koningschap
En keerde terug tot de aloude en kalme nacht
Gelijk het landschap bij het sterven van de dag.

Vertaald door August Willemsen

 

I don’t know how many souls I have

I don’t know how many souls I have.

I’ve changed at every moment.

I always feel like a stranger.

I’ve never seen or found myself.

From being so much, I have only soul.

A man who has soul has no calm.

A man who sees is just what he sees.

A man who feels is not who he is.

Attentive to what I am and see,

I become them and stop being I.

Each of my dreams and each desire

Belongs to whoever had it, not me.

I am my own landscape,

I watch myself journey –

Various, mobile, and alone.

Here where I am I can’t feel myself.

That’s why I read, as a stranger,

My being as if it were pages.

Not knowing what will come

And forgetting what has passed,

I note in the margin of my reading

What I thought I felt.

Rereading, I wonder: “Was that me?”

God knows, because he wrote it.

Vertaald door Richard Zenith

 

Fernando Pessoa (13 juni 1888 – 30 november 1935)

Buste inDurban, Zuid-Afrika

 

De Nederlandse schrijver Willem Brakman werd geboren op 13 juni 1922 in Den Haag. Zie ook mijn blog van 13 juni 2010 en eveneens alle tags voor Willem Brakman op dit blog.

 

Uit: Engel (Zes subtiele verhalen)

„Nog een paar kostbare jaren en dan kwam hij in de veilige, gezwelloze regionen van geleidelijke mummificatie en uitdroging, maar daar namen de kansen weer snel toe om, na een volle vuist in de borst plotseling over gazon en daken weg te zweven op een zomerwindje, terwijl het lijf achterbleef voor de huishoudelijke dienst: hand op het hart, oog gedoofd, gezicht van rubber. Zorg, zorg. Voorlopig echter moest dat lijf nog worden voortgeduwd, gevoed, ontlast, gewassen, te slapen gelegd en van mineralen voorzien.

Bij toeval keek hij omhoog en zag zichzelf opeens staan in een bolle spiegel, daar aangebracht opdat de geronten niet zouden wegsluipen met chocolade of pepermunt in jasje of tasje. Wel parkeerden en rangeerden in de flats alleen gegoede bejaarden, maar kleptomanie neemt snel toe met het klimmen der jaren.

Uitgerekt stond hij daar in den hoge, achter een gebogen karretje, geflankeerd door een heel reclamepakket van zoutloze soepen, lecitinehoudende sojabonen en galdrijvende tarwekiemen. Een groot kegelvormig Bertrand-Russellhoofd zag hij, lange dunne knokkelhanden en hele elegante voetjes in de diepte. Een tragische gestalte, zo plotseling betrapt en bijgebogen, maar zoals Lou Barenswaard zijn Bataks en pygmeeën, zo had ook hij zijn dichters, zijn troostende en bezwerende

poëten. Bijna altijd beschikte hij wel over het woord en er waren momenten dat hij vast geloofde dat hem dat had behoed voor een gierende huilbui of op zijn minst voor chaos of verwarring.

The tree has entered my hands

The sap has ascended my arms

The tree has grown into my breast

Downward

The branches grow out of me like arms.

Zijn inwendig orgaan, zijn innerlijke stem bezat een somber en gedragen pathos dat regelrecht uit het hart kwam en al wat daar lag verzameld. Er school niets in van dat dappere oudje of de naar nobele voleinding toe rijpende stoïcijn.“

 

Willem Brakman (13 juni 1922 – 8 mei 2008)

 

De Britse schrijver en presentator Marcel Theroux werd geboren op 13 juni 1968 in Kampala, Oeganda. Zie ook mijn blog van 13 juni 2010.

 

Uit: Far North

„The old meetinghouse where we worshipped still stands on the far side of the town. We used to sit there in silence, listening to the spit and crackle of the logs.

The last time I went in there was five years ago. I hadn’t been inside for years and when I was a child I’d hated every stubborn minute I’d been made to sit there.

It still smelled like it used to: well-seasoned timber, whitewash, pine needles. But the settles had all been broken up to be burned and the windows were smashed. And in the corner of the room, I felt something go squish under the toe of my boot.It turned out to be someone’s fingers. There was no trace of the rest of him. I live in the house I grew up in, with the well in the courtyard and my father’s workshop much as it was in my childhood, still taking up the low building next to the side gate.

In the best room of the house, which was kept special for Sundays, and visitors, and Christmas, stands my mother’s pianola,and on it a metronome, and their wedding photograph, and a big gilded wooden M that my father made when I was born.

As my parents’ first child, I bore the brunt of their new religious enthusiasm, hence the name, Makepeace. Charlo was born two years later, and Anna the year after that.

Makepeace. Can you imagine the teasing I put up with at school? And my parents’ displeasure when I used my fists to defend myself?

But that’s how I learned to love fighting.

I still run the pianola now and again, there’s a box of rolls that still work, but the tuning’s mostly gone. I haven’t got a good enough ear to fix it, or a bad enough one not to care that I can’t.“

 

Marcel Theroux (Kampala, 13 juni 1968)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e juni ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.