Raoul de Jong

De Nederlandse schrijver, columnist, programmamaker en danser Raoul de Jong werd geboren in Rotterdam op 12 maart 1984. De Jong debuteerde in 2005 met de roman “Het leven is verschrikkulluk!”, dat deels was gebaseerd op zijn leven tijdens zijn eindexamenjaar in Rotterdam. Zijn tweede boek, “Stinknegers”, verscheen in 2006. Voor dit boek reisde hij 4 maanden door West-Afrika in opdracht van Plan Nederland. Met “Stinknegers” won hij de Dick Scherpenzeel Prijs. Kort daarna bracht De Jong “It’s AMAAAZING” uit, over een reis naar New York waar hij onder andere de Italiaanse kunstenaar Gianluca Frantonio ontmoette die nog veelvuldig een rol in zijn oeuvre zou spelen. In 2008 maakten De Jong en Fratantonio samen een reis van Noord naar Zuid Italië, waarover hij het boek “Miracoloso” schreef. In 2013 verscheen het boek “De Grootsheid van het Al”. Dit boek was gebaseerd op zijn wandeltocht van Rotterdam naar Marseille. Het boek kwam voort uit de immense belangstelling voor de columns die De Jong schreef voor nrc.nl tijdens de tocht. Naast zijn werk als auteur, schreef Raoul de Jong als columnist voor Spunk, NRC Handelsblad, nrc.next en Het Parool. In 2008 deed De Jong mee aan het VPRO-programma Café de Liefde. In 2011 schreef en regisseerde hij voor Villa Achterwerk het programma ‘Iedereen kan ‘dansen’. In 2015 was Raoul de Jong genomineerd voor de Esquire’s ‘Best Geklede Man 2015’ award. In 2017 schreef hij samen met schrijfster Sanneke van Hassel de leesvoorstelling “In Suriname”. Het stuk werd geregisseerd door Johan Simons, met onder andere Jörgen Raymann, Noraly Beyer, Pierre Bokma en Karin Amatmoekrim. In 2020 ging het stuk in reprise. In november 2020 verscheen “Jaguarman; mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden.” Raoul de Jong is woon- en werkachtig te Rotterdam en Parijs.

Uit: Jaguarman

“De afgelopen jaren speelde u een spel met mij. U gaf me tekens en ik heb ze gevolgd. Van Rotterdam naar Paramaribo, van Rome naar Recife. Maar telkens als ik op het punt stond op uw staart te trappen, sprintte u door. We kunnen niet eeuwig zo doorgaan, ik denk dat u dat zelf ook wel begrijpt. Het is tijd om de balans op te maken. Om onze kaarten op tafel te leggen. Vooruit, ik begin: dit is geen verhaal over wit of zwart of Nederland of Suriname, het is ook geen verhaal over mijn vader, al spelen al die elementen een rol. Dit is een verhaal over u. Er is mij verteld dat u bovenmenselijke krachten had en dat die krachten iets te maken hebben met mij.
Is dat mogelijk? Is het mogelijk dat mijn leven door uw daden beïnvloed wordt alleen omdat we wat genen delen? Als ik naar mijn vader en mij kijk, dan lijkt het antwoord ‘ja’. Achtentwintig jaar lang was hij geen vader en toch delen we van alles, veel meer dan alleen ons uiterlijk. En als dat zo is, dan is het logisch dat er in mij ook iets van mijn vadersvader zit, en van mijn vaders vadersvader. Eén van die vaders bent u. Volgens mijn vader kon u uzelf veranderen in het sterkste en, volgens sommigen, wreedste dier van het Zuid-Amerikaanse regenwoud, de koning van de Amazone: de jaguar. Hoe deed u dat? Wie was u? Waar kwam u vandaan? Hoe kwam u aan uw krachten? En waarom moet ik die krachten volgens mijn vader met rust laten?
Dit is dag één van een zevendaags ritueel om antwoord te krijgen op mijn vragen, zoals dat mij werd uitgelegd in een klein snoephuisje achter dievenijzers en een rozentuin, in een wijk van Paramaribo genaamd Casabaholo oftewel ‘cassavegat’ door de op dat moment negenenzeventigjarige wintipriesteres Misi Elly Purperhart.
‘Wat mijn vader me verteld heeft, kan dat?’ had ik Misi Elly gevraagd. Misi Elly had naar iets achter mij gekeken – een geest, dacht ik, maar toen ik omkeek zag ik dat er een auto aan de overkant van de straat geparkeerd werd. Ze lachte geheimzinnig en citeerde toen vreemd genoeg de Bijbel: ‘Ik, uw God, ben een ijverige god. Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, tot aan…’ – bulderend – ‘… het vierde geslacht!’
Ja, dat was dus mogelijk. Volgens het christendom én volgens het wintigeloof.
Ik lachte nerveus: ‘O, dus ik ben vervloekt?’ Dat wist Misi Elly niet, maar ze wist wel hoe ik daarachter kon komen. ‘Ik ga het je zeggen, maar je moet doen wat ik je zeg. Het mag geen
fiasco worden. Je moet echt ernstig zijn.’
Zeven dagen zou ik nodig hebben. Zeven dagen geen sigaretten, geen alcohol, geen vlees, geen zout en geen seks. En ik mocht pas terug in Nederland beginnen, want u, Jaguarman, houdt niet van vliegen.”

 

Raoul de Jong (Rotterdam, 12 maart 1984)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *