Dave Eggers, Naomi Shihab Nye, Raoul de Jong

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: The Museum of Rain

“It was the most elaborate get-together the Mahoneys had ever pulled off. Even Great Uncle Ernst—a German POW who was sent to California in 1943 and never left—had been wheeled in from Stockton. There were three middle-aged relatives from Ireland; no one could figure how they were related to the American Mahoneys, but they added some genealogical ballast. And they’d enjoyed last night’s bonfire more than anyone else.
It had been Patrick’s idea. In the middle of California, while a swath of Sonoma burned two hundred miles to the north, he insisted on having a bonfire. The kids loved it, and most of the adults, drinking homemade aquavit from an oak cask, grew to accept the fire’s existence, as tasteless as it was under the circumstances. The kids had fed it with pieces of a broken-down picnic table, and three Mahoney generations danced around it, rhythmless but free, until Patrick’s neighbor, nervous and outraged, flew by at midnight with his crop duster and doused the flames—and half the Mahoney family—with pink fire retardant. That had ended the night.
The family compound was a ramshackle array of Victorians, yurts and double-wides surrounding the original 1845 adobe—bought directly from Don Joaquin Gomez, the Monterey customs officer. In the morning, it looked like an art project gone awry. There were beer bottles, wine bottles, paper plates, chicken bones and skateboards and badminton rackets and a single cerulean sock, and all of it was soggy from the retardant.
Now it was up to Oisín to lead the children away from the mess so things could be returned to some semblance of order for that night’s dinner and concert. Patrick wanted to celebrate a distant ancestor, John O’Leary, who had been the right hand and biographer to Simón Bolívar; someone had done 23andMe and the connection, more or less direct, had been evinced. Evie had hired a high school marching band for the party and ordered an immense sheet cake from Safeway, with an etching of O’Leary replicated on the frosting. Most of the adults had planned to flee to Hooray’s, the only bar for eleven miles, until it was over.
“Five minutes,” Oisín yelled into the courtyard. He assumed word would get around. He hoped the parents would be motivated to make sure their own children were ready. The round trip would be four hours, minimum—no small gift to all the assembled adults.”

 

Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

De woorden onder de woorden

voor Sitti Khadra, ten noorden van Jeruzalem

De handen van mijn grootmoeder herkennen druiven,
de vochtige glans van de nieuwe huid van een geit.
Toen ik ziek was, volgden ze mij,
ik ontwaakte uit de lange koorts en merkte dat ze
mijn hoofd bedekten als koele gebeden.

De dagen van mijn grootmoeder bestaan uit brood,
een krachtig klop-klop en het langzaam bakken.
Ze wacht bij de oven en kijkt naar een vreemde auto
die door de straten cirkelt. Misschien brengt hij haar zoon,
verloren aan Amerika. Veel vaker toeristen,
die knielen en huilen bij mysterieuze heiligdommen.
Ze weet hoe vaak post aankomt,
hoe zelden er een brief bij is.
Als er een komt, kondigt ze het aan: een wonder,
Luistert ernaar, steeds opnieuw voorgelezen
in het schemerige avondlicht.

De stem van mijn grootmoeder zegt dat niets haar kan verrassen.
Breng haar de schotwond en de kreupele baby.
Ze kent de plaatsen waar we doorheen reizen,
de berichten die we niet kunnen versturen – onze stemmen zijn kort
en zouden onderweg verdwalen.
Vaarwel tegen de jas van de echtgenoot,
degenen die ze heeft liefgehad en gevoed,
die van haar wegvliegen als zaden in een diepe hemel.
Ze zullen zichzelf planten. We zullen allemaal sterven.

De ogen van mijn grootmoeder zeggen dat Allah overal is, zelfs in de dood.
Als ze het heeft over de boomgaard en de nieuwe olijfpers,
als ze de verhalen vertelt van Joha en zijn dwaze wijsheden,
Hij is haar eerste gedachte, waar ze werkelijk aan denkt is Zijn naam.
“Antwoord, als je de woorden onder de woorden hoort…
anders is het gewoon een wereld met veel ruwe kantjes,
moeilijk om doorheen te komen, en onze zakken vol stenen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

De Nederlandse schrijver, columnist, programmamaker en danser Raoul de Jong werd geboren in Rotterdam op 12 maart 1984. Zie ook alle tags voor Raoul de Jong op dit blog.

Uit: Dagboek van een puber

“Het is voor iemand als ik een heel eigenaardige gewaarwording om in een dagboek te schrijven,’ schreef Anne Frank op 20 juni 1940 aan haar Kitty. ‘Niet alleen dat ik nog nooit geschreven heb, maar het komt me zo voor, dat later noch ik, noch iemand anders, in de ontboezemingen van een dertienjarig schoolmeisje belang zal stellen.’ Boy, was she wrong.
We ontmoeten de jonge Raoul twee weken nadat hij Anne Franks dagboek heeft uitgelezen, in zijn kinderkamer in Schiedam. Geïnspireerd door Anne Frank heeft hij de ingang van zijn kamer achter een boekenkast verstopt. Achter de boeken op de derde plank bevindt zich een geheime deurklink. En er hangt een briefje met in blokletters: verboden voor nazi’s! Achter die boekenkast annex deur zit de ster van dit verhaal, onder een hoogslaper die is versierd met spaanplaten wolken en een regenboog, gebogen over een schrift waaruit hij zojuist de eerste bladzijdes met logopedie-oefeningen heeft gescheurd.
Het is 27 januari 1996. ‘Ademnood’ van Linda, Roos & Jessica staat op nummer 1, Wim Kok is minister-president van Nederland, Bill Clinton is president van Amerika en de jonge Raoul schijft:
Zaterdag 27 januari 1996
Lieve Caspar Boris Lief dagboek,
Ik heb nog geen goede naam voor je, dus tot die tijd noem ik je maar ‘lief dagboek’. Dit is de eerste keer dat ik in je schrijf. Ik vind het wel een soort van spannend. Zal ik het volhouden?
Ik zal het fijn vinden dat ik nu kan opschrijven wat ik denk en wat ik voel. Ik zal kunnen schrijven over liefde et cetera, maar ook over jaloezie en wraakgevoelens.
Ik ben de laatste tijd heel erg bezig met herinneringen. Dat komt doordat dit het laatste jaar is op de lagere school. Er was altijd een ander schooljaar als dit schooljaar voorbij was. Maar nu is er geen ander jaar meer. Ik vind het zo vreemd, want elke dag naar school gaan is een gewoonte geworden. En de klas een soort tweede familie. Soms wou ik dat de tijd stil stond. Aan de andere kant ben ik wel benieuwd naar wat me te wachten staat.
Nou, ik zal maar eens iets over mezelf vertellen. Ik ben elf jaar oud, ik woon in Schiedam. Ik zit in groep 8b van de Sint Jozefschool. Samen met mijn klasgenootjes Sophie, Annelies, Manon en Bart heb ik een clubje opgericht, de Poedelclub.”

 

Raoul de Jong (Rotterdam, 12 maart 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e maart ook mijn blog van 12 maart 2020 en eveneens mijn blog van 12 maart 2019 en ook mijn blog van 12 maart 2018 en ook mijn blog van 12 maart 2017 deel 2.

Dave Eggers, Naomi Shihab Nye, Raoul de Jong

De Amerikaanse schrijver Dave Eggers werd geboren op 12 maart 1970 in Chicago. Zie ook alle tags voor Dave Eggers op dit blog.

Uit: The Museum of Rain

“Take them to the Museum of Rain,” Patrick said.
The family reunion, organized by Patrick to coincide with his seventy-fifth birthday, was in its second day and the adults were catatonic. The bonfire the night before had gone late, and the grown-ups were hungover, underslept, and emotionally spent. There was a herd of bored kids under sixteen and no one knew what to do with them.
Oisín’s mind was empty. “The what again?”
“The Museum of Rain, you senile fool,” Patrick said. “You’re the one who built it.”
Oisín was three years younger than Patrick, but his memory had been spotty since his forties. Museum of Rain. The words emerged from a fog.
“It’s just past the mission cemetery,” Patrick said. “On that hill overlooking Garza’s place.”
“I know, I know,” Oisín said. “I know where it is. I just needed a minute.”
He’d set up the Museum of Rain in the shade of a manzanita tree fifty years ago, a month before he enlisted. It started with a few small jars of California rain. Then, for about five years, every time he was home, he’d add specimens from wherever he’d been—Bozeman, London, Montevideo, Las Cruces. The last one, in a narrow green vase, was from Grenada, where he’d been shot in the shoulder just after landing. That was the end of the invasion for him.
“It can’t still be there,” Oisín said.
“I happen to know it is still there,” Patrick said. “It was discovered about ten years ago by our neighbors’ kids. They said it was actually in decent shape.”
“It must be three miles from here,” Oisín said. He had no interest in a hike.
“Three point two,” Patrick said.
Oisín ate the last scrap of bacon. It had been clinging to his shirt. “You want me to take ten kids on a three-mile hike?” he asked.
“I was just pondering,” Patrick went on, “how to occupy some percentage of them for the day, and thought of your thing under the tree. Besides, what else are you contributing to this reunion?” He stood up to signal that the conversation had been concluded to his satisfaction. “You want to make some sort of impression on these kids, don’t you? None of them have a clue who you are. They think you’re some hermit or mountain man. I had to set up this whole weekend. You’re freeloading.”
This was not remotely true. Patrick’s daughter, Evie, had been the force behind the reunion. She made all the calls, ordered the food, found lodgings for eleven families—forty-four people from eight states and three countries.”

 

Dave Eggers (Chicago, 12 maart 1970)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Naomi Shihab Nye werd geboren op 12 maart 1952 in St. Louis, Missouri. Zie ook alle tags voor Naomi Shihab Nye op dit blog.

 

Een vuist maken

We vergeten dat we allemaal dode mannen zijn die met dode mannen praten.
—Jorge Luis Borges

Voor het eerst, op de weg ten noorden van Tampico,
voelde ik het leven uit me wegglijden,
een trom in de woestijn, steeds moeilijker te horen.
Ik was zeven, ik lag in de auto
te kijken naar palmbomen die in een misselijkmakend patroon langs het glas wervelden.
Mijn maag was een meloen die breed gespleten was in mijn huid.

‘Hoe weet je of je gaat sterven?’
vroeg ik mijn moeder.
We waren al dagen onderweg.
Met vreemd vertrouwen antwoordde ze:
‘Als je geen vuist meer kunt maken.’

Jaren later glimlach ik als ik aan die reis denk,
de grenzen die we afzonderlijk moeten overschrijden,
met het stempel van onze onbeantwoordbare ellende.
Ik die niet stierf, die nog steeds leef,
nog steeds op de achterbank lig achter al mijn vragen,
en een kleine hand samenknijp en weer open.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Naomi Shihab Nye (St. Louis, 12 maart 1952)

 

De Nederlandse schrijver, columnist, programmamaker en danser Raoul de Jong werd geboren in Rotterdam op 12 maart 1984. Zie ook alle tags voor Raoul de Jong op dit blog.

Uit: Jaguarman

“Het is vijf over halftien, een maandagmorgen in juni, ik zit in mijn vogelneststudio op de tiende verdieping van een flat, uitkijkend over de havens van Rotterdam. De zon valt binnen door de ramen, langs het balkon vliegt een groep meeuwen, buiten klinkt het geraas van de snelweg. Alle deadlines zijn gehaald, alle rekeningen zijn betaald. Ik heb geen sigaretten, mijn telefoon staat op trilstand en mijn e-mail stuurt de komende week een out of office reply. De komende zeven dagen ben ik helemaal van u.
Vanochtend had ik alle spullen die ik volgens Misi Elly’s instructies nodig had in huis, behalve een prapi, want toen ze gister in de winti-winkel op de Kruiskade lieten zien wat dat was, een aluminium teil, had ik al voor tientallen euro’s aan spullen op de toonbank liggen. Dus gebruikte ik vanochtend een blauwe plastic emmer. De emmer waar gisteravond nog sop in zat om mijn huis schoon te maken. Ik hoop dat u dat oké vindt.
Met wit krijt zette ik een kruis op de bodem, ik verpulverde een halve bol pimba, een soort kalk, goot er melasse, een bijproduct van de productie van rietsuiker, uit een plastic flesje overheen, haalde takjes van een tropische plant uit een zak in de vriezer, knipte die in stukjes boven de emmer, goot er koud water bij, roerde het met een houten pollepel tot een prutje, en vulde de emmer met heet water. ‘Zo heet als je kunt verdragen,’ stond in de instructies die Misi Elly had opgeschreven.
Het water was inderdaad gloeiendheet en bruin, de takjes bleven steken in mijn haar. Ik gebruikte een schaaltje waarin ik de vorige dag guacamole had gemaakt om het over me heen te gieten, één kopje per keer. ‘Als je daar dan staat,’ had Misi Elly gezegd, ‘blijf dat niet staan als een standbeeld. Praat! Want je woorden nemen vormen aan.’ In haar handleiding stond wat ik moest zeggen: ‘Ik was me om verlicht te worden. Alle vuiligheid die ik op straat, op mijn werk of elders heb opgedaan, was ik van me af.’ Er was nogal wat vuiligheid om van me af te wassen, dus ik zei het met overtuiging. ‘Alles wat vies is, is nu weg,’ zei ik, en ik besefte dat direct achter mijn badkamer de galerij is en dat iedereen die over die galerij liep me kon horen.”

 

Raoul de Jong (Rotterdam, 12 maart 1984)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e maart ook mijn blog van 12 maart 2020 en eveneens mijn blog van 12 maart 2019 en ook mijn blog van 12 maart 2018 en ook mijn blog van 12 maart 2017 deel 2.

Raoul de Jong

De Nederlandse schrijver, columnist, programmamaker en danser Raoul de Jong werd geboren in Rotterdam op 12 maart 1984. De Jong debuteerde in 2005 met de roman “Het leven is verschrikkulluk!”, dat deels was gebaseerd op zijn leven tijdens zijn eindexamenjaar in Rotterdam. Zijn tweede boek, “Stinknegers”, verscheen in 2006. Voor dit boek reisde hij 4 maanden door West-Afrika in opdracht van Plan Nederland. Met “Stinknegers” won hij de Dick Scherpenzeel Prijs. Kort daarna bracht De Jong “It’s AMAAAZING” uit, over een reis naar New York waar hij onder andere de Italiaanse kunstenaar Gianluca Frantonio ontmoette die nog veelvuldig een rol in zijn oeuvre zou spelen. In 2008 maakten De Jong en Fratantonio samen een reis van Noord naar Zuid Italië, waarover hij het boek “Miracoloso” schreef. In 2013 verscheen het boek “De Grootsheid van het Al”. Dit boek was gebaseerd op zijn wandeltocht van Rotterdam naar Marseille. Het boek kwam voort uit de immense belangstelling voor de columns die De Jong schreef voor nrc.nl tijdens de tocht. Naast zijn werk als auteur, schreef Raoul de Jong als columnist voor Spunk, NRC Handelsblad, nrc.next en Het Parool. In 2008 deed De Jong mee aan het VPRO-programma Café de Liefde. In 2011 schreef en regisseerde hij voor Villa Achterwerk het programma ‘Iedereen kan ‘dansen’. In 2015 was Raoul de Jong genomineerd voor de Esquire’s ‘Best Geklede Man 2015’ award. In 2017 schreef hij samen met schrijfster Sanneke van Hassel de leesvoorstelling “In Suriname”. Het stuk werd geregisseerd door Johan Simons, met onder andere Jörgen Raymann, Noraly Beyer, Pierre Bokma en Karin Amatmoekrim. In 2020 ging het stuk in reprise. In november 2020 verscheen “Jaguarman; mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden.” Raoul de Jong is woon- en werkachtig te Rotterdam en Parijs.

Uit: Jaguarman

“De afgelopen jaren speelde u een spel met mij. U gaf me tekens en ik heb ze gevolgd. Van Rotterdam naar Paramaribo, van Rome naar Recife. Maar telkens als ik op het punt stond op uw staart te trappen, sprintte u door. We kunnen niet eeuwig zo doorgaan, ik denk dat u dat zelf ook wel begrijpt. Het is tijd om de balans op te maken. Om onze kaarten op tafel te leggen. Vooruit, ik begin: dit is geen verhaal over wit of zwart of Nederland of Suriname, het is ook geen verhaal over mijn vader, al spelen al die elementen een rol. Dit is een verhaal over u. Er is mij verteld dat u bovenmenselijke krachten had en dat die krachten iets te maken hebben met mij.
Is dat mogelijk? Is het mogelijk dat mijn leven door uw daden beïnvloed wordt alleen omdat we wat genen delen? Als ik naar mijn vader en mij kijk, dan lijkt het antwoord ‘ja’. Achtentwintig jaar lang was hij geen vader en toch delen we van alles, veel meer dan alleen ons uiterlijk. En als dat zo is, dan is het logisch dat er in mij ook iets van mijn vadersvader zit, en van mijn vaders vadersvader. Eén van die vaders bent u. Volgens mijn vader kon u uzelf veranderen in het sterkste en, volgens sommigen, wreedste dier van het Zuid-Amerikaanse regenwoud, de koning van de Amazone: de jaguar. Hoe deed u dat? Wie was u? Waar kwam u vandaan? Hoe kwam u aan uw krachten? En waarom moet ik die krachten volgens mijn vader met rust laten?
Dit is dag één van een zevendaags ritueel om antwoord te krijgen op mijn vragen, zoals dat mij werd uitgelegd in een klein snoephuisje achter dievenijzers en een rozentuin, in een wijk van Paramaribo genaamd Casabaholo oftewel ‘cassavegat’ door de op dat moment negenenzeventigjarige wintipriesteres Misi Elly Purperhart.
‘Wat mijn vader me verteld heeft, kan dat?’ had ik Misi Elly gevraagd. Misi Elly had naar iets achter mij gekeken – een geest, dacht ik, maar toen ik omkeek zag ik dat er een auto aan de overkant van de straat geparkeerd werd. Ze lachte geheimzinnig en citeerde toen vreemd genoeg de Bijbel: ‘Ik, uw God, ben een ijverige god. Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, tot aan…’ – bulderend – ‘… het vierde geslacht!’
Ja, dat was dus mogelijk. Volgens het christendom én volgens het wintigeloof.
Ik lachte nerveus: ‘O, dus ik ben vervloekt?’ Dat wist Misi Elly niet, maar ze wist wel hoe ik daarachter kon komen. ‘Ik ga het je zeggen, maar je moet doen wat ik je zeg. Het mag geen
fiasco worden. Je moet echt ernstig zijn.’
Zeven dagen zou ik nodig hebben. Zeven dagen geen sigaretten, geen alcohol, geen vlees, geen zout en geen seks. En ik mocht pas terug in Nederland beginnen, want u, Jaguarman, houdt niet van vliegen.”

 

Raoul de Jong (Rotterdam, 12 maart 1984)