Rob Waumans

De Nederlandse schrijver Rob Waumans werd geboren in Alkmaar op 2 mei 1977. In februari 2011 verscheen zijn debuutroman “Als je de stad binnenrijdt”, over parkeerwachter Gert Verhulst. Daarnaast publiceerde hij korte verhalen in onder andere verhalenbundel Het Beste van Nightwriters, De Brakke Hond en De Revisor. Zijn tweede roman “De nacht van Lolita” verscheen in oktober 2013 bij uitgeverij Atlas Contact. Rob Waumans maakt en presenteert samen met Ivo Victoria de rondreizende literaire voorstelling Waumans’ en Victoria’s Groot Internationaal Literair Variété Spektakel.

Uit: Als je de stad binnenrijdt

“Mijn moeder ligt in kamer D 2.20. Op het prikbord boven haar hoofdeinde hangen drie kaarten. Op een van de kaarten staat een beer met een grote glimlach. De beer ligt in een bed en daarnaast staat ook een beer, gekleed als een verpleegster. ‘Beterschap!’ staat eronder. Die kaart is van mij. Een andere kaart is van de buurvrouw en die kleine is van mijn broer. Zo is hij dan ook wel weer. Oom Don heeft nooit een kaart gestuurd want hij komt elke dag, net als ik. Hij koopt om de vijf dagen een bos bloemen. In totaal heeft hij al zes bossen bloemen gekocht. Meestal tulpen of rozen, maar zo nu en dan koos hij voor een gemengd boeket. Ik stuurde mijn kaart pas nadat die van mijn broer was bezorgd.
Op de dag dat moeder in het ziekenhuis werd opgenomen, hebben oom Don en ik haar tas gepakt. Als laatst pakte ik het fotolijstje met mijn foto. Die van mijn broer liet ik staan, maar toen ze de volgende dag vroeg of ik die ook wilde neerzetten, heb ik hem alsnog gehaald.
De verpleegster zegt dat moeder bijna de hele dag haar ogen niet heeft geopend. Ik vraag of ze een glas water wil halen. Oom Don zegt dat hij zijn ogen ook niet zou openen als die verpleegster aan zijn bed zou staan. Hij pakt de vaas bloemen van het kastje.
‘Deze hebben het niet lang volgehouden,’ zegt hij. Hij loopt ermee naar het keukentje. Als hij terugkomt, zet hij de lege vaas neer. Het is de eerste keer sinds moeder hier ligt dat er geen bloemen naast haar bed staan. De verpleegster komt terug met een glas water. Ik vraag haar of moeder vandaag goed heeft gegeten.
‘Mwoah,’ zegt ze.
De verpleegsters dragen bijna allemaal dezelfde schoenen. Modellen van een rubberachtig spul in bonte kleuren. Vroeger droeg ik in de zomer waterschoenen. Die van mij hadden een riempje dat vaak irriteerde. Deze niet. Ze dragen ze allemaal, dus onder het ziekenhuispersoneel lijkt er een soort van mode te bestaan.”

 
Rob Waumans (Alkmaar, 2 mei 1977)