Wytske Versteeg

De Nederlandse schrijfster Wytske Versteeg werd geboren op 2 mei 1983. Zij studeerde in 2005 cum laude af in de politicologie aan de UvA, en werkt momenteel aan een promotieonderzoek op het gebied van wetenschapscommunicatie aan de Universiteit Twente. In het voorjaar van 2012 verscheen haar zeer goed ontvangen romandebuut De Wezenlozen bij uitgeverij Prometheus. Eerder publiceerde Versteeg bij uitgeverij Lemniscaat het non-fictie boek Dit is geen dakloze, dat onder andere gebaseerd was op haar ervaringen als vrijwilliger in een crisisopvang. Dit is geen dakloze (2008) mengde filosofische literatuur met journalistieke observaties en de ervaringen van daklozen zelf, en werd genomineerd voor de Jan Hanlo Essayprijs Groot. Wytske Versteeg werkt momenteel aan een nieuwe roman. In het verleden won ze onder andere de Serge Heederik Prijs voor filosofisch schrijftalent en de Kwakoe Literatuurprijs. Wytske Versteeg schrijft niet alleen essays, maar ook verhalen, gedichten en toneelteksten die verschenen in internationale bladen als De Ware Tijd, Streven, de Brakke Hond en Freitag. Naast politicologie studeerde ze ook sociale geografie aan de UvA en drama aan de Hogeschool Gent.

Uit: Boy

“Het lichaam komt altijd naar boven, zo zei die vrouw het.
‘Mensen denken dat het eenvoudig is, om te verdwijnen.’
Ze heette Joke en droeg donkerpaarse tentjurken. Ik had haar in de afgelopen tijd al te vaak in mijn huis gezien; politiemensen wijs je niet de deur, je biedt ze koffie aan. Wanneer ze vaker komen dan je hen zou willen zien verberg je dat ook als het moeite kost – ze zijn immers de enigen die je nog kunnen helpen. Dus haal je appeltaart, alsof dat uitmaakt, alsof ze door zo’n stukje taart nog verder, beter zullen zoeken, ontvang je hen met goed gespeelde hartelijkheid. Daarvoor was het nu te laat, ik zag het al aan hun gezichten toen ik de deur opendeed, maar toch liet ik hen binnen. Er was een protocol voor dit soort dingen, deze situaties moesten ze geoefend hebben.
Haar stem had de verkeerde toon.
Ze waren hier om die zin uit te spreken die ik niet wilde horen. Ik zou mijn handen tegen mijn oren moeten klemmen, heel hard moeten gaan zingen. Een geluid maken, wat voor geluid dan ook, als het maar luid genoeg was om haar boodschap te overstemmen, ongedaan te maken.
‘Ze denken, ik houd ermee op en het is klaar. Maar het lichaam komt altijd weer terug.’
‘Het spijt ons heel erg, mevrouw,’ onderbrak haar partner haar. Hij heette Walter. Hij had de gewoonte om zijn duimen achter de rand van zijn spijkerbroek te steken, zoals cowboys in slechte films dat doen. Ik vroeg me af of hij veel naar detectives keek en daaruit afleidde hoe hij zich moest gedragen, want hij had iets verbitterds dat niet helemaal van hem leek.
Ik bood hun iets te drinken aan, zij weigerden beleefd. Toch stond ik op en maakte thee voor hen, en ze bedankten me, maar raakten hun beker niet aan.”

 
Wytske Versteeg (Amsterdam (?), 2 mei 1983)