De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007.
Uit: Het feest der liefde
“Meeschrijvend met de wonderbaarlijke wedenwaardigheden uit mijn verbijsterende leven, ben ik aangekomen bij de dag dat een paar duizend mede-nulde jaarsstudenten en ik op een enorm kerkplein werden ontboden voor de introductiedagen van de stad en de universiteit. Het was er fascinerend gezellig. Overal stonden metershoge borden van biermerken (studeren is bier), sigarettemerken (studeren is roken) en een condoommerk (studeren is veilig). In die tijd, de vroege middeleeuwen, was ik nog beklagenswaardig groen en onervaren en links opgevoed. Ik was negentien, maar lovewise had ik in mijn leven niet meer meegemaakt dan dat ik op zo’n beetje ieder meisje dat ik kende erg verliefd was geweest. Slechts het meisje dat ik de allerleukste lellebel van de hele wereld’ noemde had deze liefde beantwoord, zij het precies één keer, toen ze na een droevig eindexamenfeest om onbegrijpelijke redenen mij had gezoend, in plaats van de stoere drinkebroers en vechtersbazen die ze gewoonlijk in haar mond toeliet.
Ik weet niet wat ik verwachtte van de introductieweek, maar wel dat alles anders zou worden.“
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)
De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook mijn blog van 17 december 2006 en ook mijn blog van 17 december 2007 en ook mijn blog van 17 december 2008.
Uit: Benjamins bruid
“Het begon onopvallend. Dolores vergat afspraken en namen. Ze vergat doorlopend waar ze haar sleutels had neergelegd om ze later verbaasd terug te vinden op de toetsen van haar piano, in de wasmand of op om het even welke vreemde plaats. Ze wist ook niet meer of ze haar medicijnen geslikt had en of ze al ontbeten had.
De tweede fase was opvallender. Ze liet kranen lopen, lampen volop branden en de televisie aanstaan, veel te hard en de hele dag. Er kwam chaos in haar huis. Haar jas werd niet meer aan de kapstok opgehangen; ze liet hem vallen ergens op de grond. De buitendeur bleef openstaan. Op alle stoelen lagen kranten. De planten hingen slap of waren uitgedroogd. In de ijskast lag bedorven voedsel. Overal slingerden plastic tasjes met kleding, keukengerei, etenswaren en afval. De trap lag vol met schilderijen en boeken die of naar beneden of naar boven moesten worden gebracht. Door wie en waarom, dat wist ze niet meer. Kleingeld lag overal in het huis verspreid.
Maar ze maakte zich niet ongerust. Ze was een beetje vermoeid, bedacht ze. Haar verstand was toch helder? En ze kon nog steeds uit een rijke herinnering putten. Wie vond het niet heerlijk om naar haar verhalen te luisteren? En die verhalen, die klopten toch nog steeds?
Op advies van haar oude huisdokter en vriend René liet ze zich met grote tegenzin testen in het ziekenhuis, want natuurlijk was het onzin. Nergens voor nodig.
Die tweede fase was duidelijk de ontkenningsfase. De uitslag wilde ze niet horen: beginstadium van alzheimer. Onzin. Ze zou zeker een second opinion vragen. Bovendien, dat ‘beginstadium’ klonk eigenlijk wel vriendelijk. Ze liet zich gewoon beschermen door de zoete ontkenning en maakte zich nog steeds niet ongerust. Die second opinion kon nog wel wachten. Zolang ze haar decorum kon ophouden, zou ze zich niet gewonnen geven aan zoiets onbenulligs als een beetje vergeetachtigheid. Zij zag dat
als een onschuldig signaal van de ouderdom. Ze zou echt niet meteen als een zombie op een stoel komen te zitten.”
Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)
De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Van 1975 tot 1982 verdiende hij zijn brood o.a. in de visindustrie, als metselaar en als politie-agent op het vliegveld van Keflavik. Van 1986 tot 1991 studeerde hij literatuurwetenschap aan de Hogeschool van Ijsland, waarna hij acht jaar lang docent literatuur was. In dezelfde tijd publiceerde hij artikelen en recensies. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver. In 1996 debuteerde hij met Skurðir í rigningu (Eng. “Ditches in rain”). Daarna volgden o.a. Sumarið bakvið Brekkuna (1997, “The Summer Behind the Hill”), Birtan á fjöllunum (1999, “The Light on the Mountains”) en Ýmislegt um risafurur og tímann (2001, “A Few Things about Giant Pines and Time”).
Uit: Verschiedenes über Riesenkiefern und die Zeit (Vertaald door Karl-Ludwig Wetzig)
“Großvater trinkt in der Küche Kaffee. Großvater toastet Brot. Großmutter schläft noch, meine Schwester auch. Todsicher. Alles ist still. Kein Auto draußen unterwegs, keine Stimme zu hören. Es ist noch so früh am Morgen, dass Großvater vermutlich allein auf der Welt ist, Kaffee im Becher, Toast auf dem Teller, die Brille auf dem Tisch. Da betrete ich die Küche und damit nimmt die Weltbevölkerung beträchtlich zu. Jetzt gibt es Großvater, mich und eine größer werdende Spinne in meinem Bauch.
“Opa, glaubst du, es ist gefährlich, eine Spinne zu verschlucken?”
“Das kommt ganz darauf an”, sagt Großvater. “Das muss gründlich bedacht werden. Schmier du mir meine Butterbrote, während ich mal über die Sache nachdenke!” Großvater setzt die Brille auf und denkt nach, während ich ihm die Brote schmiere und sie mit Ziegenkäse belege.
Aus irgendeinem Grund kann Großvater es nicht ausstehen, sich selbst das Pausenbrot für die Arbeit zu machen. Normalerweise erledigt Großmutter das am Vorabend, es sei denn, sie und Großvater sind wegen irgendwas uneins, etwa darüber, was man mit einem Jungen machen soll, der eine Packung Kekse und ein Glas Nussnougatcreme klaut, dann einen ganzen Tag lang verschwindet und erst am Abend wieder auftaucht. Ich belege ihm die Brote, Großvater denkt. Er schenkt sich Kaffee nach und denkt weiter. Hm. Einmal hat er versucht, meine Schwester zu wecken, damit sie ihm die Brote schmiert – manchmal kann er ein unverbesserlicher Optimist sein. Es wäre realistischer und leichter gewesen, einen Toten zum Leben zu erwecken. Großvater denkt nach.
“Hast du tatsächlich eine Spinne in deinem Bauch, Junge?”
Ich schlucke. “Wenn ich eine im Magen hätte, könnte sie dann wachsen und wachsen und größer werden als ich selbst, mich am Ende in Stücke zerreißen und ich würde sterben?”
“Sind die Brote fertig? Gut, dann komm mit mir nach draußen in den Schuppen! Bei so etwas muss man gründlich sein, da taugen keine halben Sachen. Komm und sei leise!”
Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)
De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.
Ik ben in de sneeuw gevallen
wiegenliedje
Ik ben in de sneeuw gevallen
Kun je me niet redden?
Val dan neer naast mij
En help me huilen.
Als je Papiamentu kon spreken
Noemde ik je DUSHI
Vroeg ik je me met een zoen te redden
Maar je kunt niet zwart worden.
En ze hebben me gezegd
En ze hebben me bezworen
Trouw je met een blanke vrouw
Kom je je zwarte land niet meer in.
Ik ben in de sneeuw gevallen
Kun je me niet redden?
Val dan neer naast mij
En help me huilen.
Frank Martinus Arion (Curaçao, 17 december 1936)
De Engelse schrijver en publicist Ford Madox Ford werd geboren op 17 december 1873 in Merton, Surrey. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.
Uit: Ladies Whose Bright Eyes
„He had been nearly married several times, and he had had one or two affairs of the heart that he did not particularly care to think about, and in one case he had burned his fingers rather severely. His rival in the affections of an erratic married lady having persuaded her to give up to him Mr. Sorrell’s letters, which the rival afterwards, to save his own skin, handed over to a remarkably injured husband, it was only by the most extraordinary exertions that Mr. Sorrell had kept out of the Divorce Courts, and this had proved to him such a warning that, as he stood there reflecting, nothing in the world would have persuaded him, except on shipboard, to have had anything whatever to do with Mrs. Lee-Egerton. It was not that anybody knew anything against her: it was that there was always enveloping her such a perpetual and cloudy feeling of insecurity. Her husband was the sort of man who was always shooting in the Rockies.”
Ford Madox Ford (17 december 1873 – 26 juni 1939)
De Franse schrijver Jules de Goncourt werd geboren op 17 december 1830 in Parijs. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.
Uit: Journal des Goncourt
„20 Février 1860
Au coin de son feu, Flaubert nous raconte son premier amour. Il allait en Corse. Il avait simplement perdu son pucelage avec la femme de chambre de sa mère. Il tombe dans un petit hôtel de Marseille, où des femmes, qui revenaient de Lima, étaient revenues avec un mobilier du XVIe siècle, d’ébène incrusté de nacre, qui faisait l’émerveillement des passants. Trois femmes en peignoir de soie filant du dos au talon ; et un négrillon, vêtu de nankin et de babouches. Pour ce jeune normand, qui n’avait été que de Normandie en Champagne et de Champagne en Normandie, c’était d’un exotisme bien tentant. Puis un patio, plein de fleurs exotiques, où chantait, au milieu, un jet d’eau.
Un jour qu’il revenait d’un bain dans la Méditerranée, emportant la vie de cette fontaine de Jouvence, attiré par la femme dans la chambre, une femme de trente-cinq ans, magnifique. Il lui jette un baiser où l’on jette son âme. La femme vient le soir dans sa chambre et commence par le sucer. Ce furent une fouterie de délices, puis des larmes, puis des lettres, puis plus rien.
Plusieurs fois, revint à Marseille. On ne sut jamais lui dire ce qu’étaient devenues ces femmes. La dernière fois qu’il y passa, pour aller à Tunis pour son roman de Carthage – car chaque fois, il allait revoir la maison -, il ne retrouvait plus cette maison. Il regarde, il cherche, il s’aperçoit que c’est devenu un bazar de jouets. Au premier, un perruquier : il y monte, se fait raser et reconnaît le papier de la chambre.
4 Mars 1860
Nous nous avouons les uns aux autres, carrément, notre mépris haineux pour les oeuvres à la Feuillet. « Un écouillé ! » crie Flaubert. Le Musset des familles, comme nous l’avons baptisé les premiers. Et parlant de la cour basse qu’il fait aux femmes dans ses oeuvres, de la bonne réclame que ça lui a été, Flaubert nous dit : « Ça prouve qu’il n’aime pas la femme… Les gens qui l’aiment font des livres où ils disent ce qu’ils en ont souffert ; et on n’aime que ce dont on souffre. »
Jules de Goncourt (17 december 1830 – 20 juni 1870)
Edmond en Jules de Goncourt
De Duitse schrijver Hans Henny Jahnn werd geboren op 17 december 1894 in Hamburg. Zie ook mijn blog van 17 december 2006.
Uit: Das Holzschiff
„Das Schiff fuhr mit dunklen bauchigen Segeln über den Abgründen, die mit Wasser ausgefüllt sind. Die Luft war ungewöhnlich lange nur voll leichter Wirbel gewesen. Der neue Tag, wie um den Triumph des weißen Lichtes zu überhöhen, war klar und kalt, ganz ausgeleuchtet mit dem Schimmer der silbrigen Helligkeit. Die Gegenstände an Deck erschienen allesamt hart, unförmig, gar nicht der geringen Bewegung von Wasser und Wind angemessen. Noch vor Abend strichen warme Schwaden um das Schiff. Unbegreiflich schnell mischte sich die fahle Kälte mit dem lauen Dunst. Nebelmauern rückten heran. Wolken, kaum wahrgenommen, fielen schon aus der Höhe herab und umdampften das Schiff. Masten und Segel wuchsen riesenhaft. Vor kurzem noch war der Horizont das Maß aller Dinge gewesen. Jetzt war das Sichtbare verengt. Das Gebilde aus Menschenhand schwebte im Nebelmeer, war von der Erde abgestürzt.“
Hans Henny Jahnn (17 december 1894 – 29 november 1959)
De Amerikaanse dichter en hervormer John Greenleaf Whittier werd geboren in Haverhill, Massachusetts op 17 december 1807. Whittier was een pionier in regionale literatuur en een gedreven actievoerder voor humanitaire zaken, met name de afschaffing van de slavernij. Zijn eerste gedichten werden uitgegeven in 1826 door zijn vriend William Lloyd Garrison. Van 1828 tot 1832 redigeerde en schreef Whittier verhalen, schetsen en gedichten. Zijn eerst twee gepubliceerde boeken, Legends of New England (1831) en het gedicht Moll Pitcher (1832), gaan over het alledaagse leven in de provincie. Vanaf 1833 profileerde Whittier zich als abolitionist. In 1834–35 zat hij in het parlement van de staat Massachusetts. Hij stelde zich kandidatuur voor het Congres in 1842 en was één van de oprichters van de Amerikaanse Republikeinse partij
THE WORSHIP OF NATURE
HE harp at Nature’s advent strung
Has never ceased to play;
The song the stars of morning sung
Has never died away.
And prayer is made, and praise is given,
By all things near and far;
The ocean looketh up to heaven,
And mirrors every star.
Its waves are kneeling on the strand,
As kneels the human knee,
Their white locks bowing to the sand,
The priesthood of the sea!
They pour their glittering treasures forth,
Their gifts of pearl they bring,
And all the listening hills of earth
Take up the song they sing.
The green earth sends its incense up
From many a mountain shrine;
From folded leaf and dewy cup
She pours her sacred wine.
The mists above the morning rills
Rise white as wings of prayer;
The altar-curtains of the hills
Are sunset’s purple air.
The winds with hymns of praise are loud,
Or low with sobs of pain,–
The thunder-organ of the cloud,
The dropping tears of rain.
With drooping head and branches crossed
The twilight forest grieves,
Or speaks with tongues of Pentecost
From all its sunlit leaves.
The blue sky is the temple’s arch,
Its transept earth and air,
The music of its starry march
The chorus of a prayer.
So Nature keeps the reverent frame
With which her years began,
And all her signs and voices shame
The prayerless heart of man.
John Greenleaf Whittier (17 december 1807 – 7 september 1892)
Zie ook mijn vorige blog van vandaag