Ronald Giphart, Yvonne Keuls, Jón Kalman Stefánsson, Frank Martinus Arion, Paul Snoek

De Nederlandse schrijver Ronald Giphart werd geboren op 17 december 1965 in Dordrecht. Zie ook alle tags voor Ronald Giphart op dit blog.

Uit: Lieve

“Uitgerekend op de eerste draaidag van Lieve moesten ze de scène spelen waar ze beiden het meest tegen opzagen. Overigens zonder dat ze dat van elkaar wisten. Zelfs zonder dat ze elkaar persoonlijk kenden. Ze woonden al twee jaar in dezelfde stad, waar ze dezelfde winkels, koffiehuizen, feesten en premières bezochten. Achteraf gezien was het vreemd dat ze elkaar nooit tegen het lijf waren gelopen in de nachtkroegen waar ze met hun collega’s na afloop van voorstellingen en opnames samenschoolden. Dat ze elkaar niet kenden voelde later als een hoger ingrijpen. Het moest zo zijn, hun ontmoeting. Althans, dat vond hij.
Uiteraard had zij Bison gezien in Vertedering, de Nederlandse Oscarinzending waarin hij de hoofdrol speelde van een filosofische postkamermedewerker die tijdens zijn lunchpauze een doos met kittens had gevonden. Het was zijn grote doorbraak, en natuurlijk spraken ook zijn uiterlijk en bijzondere voornaam bij het grote publiek tot de verbeelding. Zijn ouders — jong in de jaren tachtig — hadden de naam Bison voor hem gekozen omdat hij was verwekt op doortocht over de prairies van Amerika. ‘Bison blijft plakken’, kopte Vice bij de juichrecensie van zijn debuutrol. Sindsdien werd hij door meisjes- en vrouwenbladen genoemd in lijstjes met cuties en begeerlijke vrijgezellen. Een foto van Bison van Beerschot gezeten in zijn sierlijke zwarte Triumph cabrio uit 1967 — een sportwagentje dat hij zichzelf had toegestaan na het succes van Vertedering — was dat jaar de meestbekeken foto van een Nederlandse acteur, aldus een onderzoeksbureau dat dit soort zaken bijhield (of verzon).
Op zijn beurt kende hij Liv Minnema eigenlijk niet, behalve haar gezicht en naam. Ze was het model van een opvallende mascarareclame en hij wist dat ze was vernoemd naar Liv Ullmann. ‘De Nederlandse Liv’ werd ze in de Volkskrant betiteld. Toen ze de naam bedacht had haar moeder uiteraard niet kunnen vermoeden dat haar dochter daadwerkelijk uiterlijke overeenkomsten met Ingmar Bergmans lievelingsactrice zou delen. De uiteenlopende rollen die Liv bij Het Zuidwestelijk had gespeeld, waren door kenners lovend besproken. Bison had geen van haar voorstellingen gezien. Met enige afgunst had hij gelezen dat Liv werd getipt voor de tweejaarlijkse Jonge Toneelturk, een ereprijs die hij niet had gekregen toen zijn naam een paar jaar geleden rondging.”

 

 
Ronald Giphart (Dordrecht, 17 december 1965)

 

De Nederlandse schrijfster Yvonne Keuls werd geboren op 17 december 1931 in Batavia, toen nog een onderdeel van Nederlands-Indië. Zie ook alle tags voor Yvonne Keuls op dit blog.

Uit: Familiegedoe

“Wij weten al dat P.J. en Carolus vooruitstrevende kooplieden zijn. P.J. koopt grootschalig in en Carolus doet de promotie; kortom, de broers doen dingen die in die jaren zeer ongewoon zijn voor kleine zelfstandigen. Daarbij hoort ook dat P.J. eenmaal per jaar een lange reis maakt. Met paard en wagen trekt hij naar Frankrijk om vaten wijn in te kopen. Met een volgeladen wagen keert hij een week of zes later naar huis en hij gunt zichzelf onderweg een goed glas, want ach, het paard kent de weg zo langzamerhand zelf wel, dus het is niet zo erg als P.J. in zoete dommel op de bok zit.
In het jaar 1898 slaat het noodlot echter toe. P.J. is wederom naar Frankrijk vertrokken en op de terugreis die zijn laatste zal worden, schrikt het paard omdat een wijnvat losraakt en op de Belgische kasseien kapotspat. Het paard slaat op hol en P.J. – nog half in zijn middagroes – raakt in paniek. Hij springt van de bok om het paard vast te grijpen maar hij valt. Helaas niet te pletter op de Belgische kasseien zoals het wijnvat, want dan zou het ‘bittere, smartelijke lijden’ waarvan zijn bidprentje melding maakt, hem bespaard zijn gebleven.
Nee, P.J. blijft met een voet aan de treeplank hangen en wee o wee, hij wordt honderden meters over de kasseien meegesleurd, voordat iemand het paard kan bedwingen. Zwaargewond wordt P.J. in een ziekenhuis opgenomen – het is niet bekend of dit een Nederlands of Belgisch ziekenhuis is, doch ik vermoed een Belgisch want daar is altijd direct plaats. Na acht maanden krijgt hij er ook nog een longontsteking bij die hem uiteindelijk fataal wordt. Zijn vrouw moet nu samen met broer Carolus voor de wijnhandel en de twintig kinderen zorgen. En een van hen is mijn schoonvader Aat, hij wordt geboren in december 1898, enkele maanden voor het overlijden van zijn vader P.J.”

 

 
Yvonne Keuls (Batavia, 17 december 1931)
Cover

 

De IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson werd geboren in Reykjavík op 17 december 1963. Zie ook alle tags voor Jón Kalman Stefánsson op dit blog.

Uit: Heaven and Hell (Vertaald door Philip Roughton)

“Bárur sighs, looks off to the left, looks at the ocean itself, deep and dark, he doesn’t think at all about the end of the world and the eternal cold, but instead about long, dark hair, how it blew in her face in early January and how the most precious hand in the world brushed it aside, her name is Sigríur, and Bárur trembles a bit inside when he speaks the name to himself. The boy follows his friend’s glance and sighs as well. He wants to accomplish something in life, learn languages, see the world, read a thousand books, he wants to discover the core, whatever that might be, he wants to discover whether there is any core, but sometimes it’s hard to think and read when one is stiff and sore after a difficult fishing voyage, wet and cold after twelve hours’ working in the meadows, when his thoughts can be so heavy that he can hardly lift them, then it’s a long way to the core.
The west wind blows and the sky slowly darkens above their heads.
Dammit, the boy blurts out, because he is standing there alone with his thoughts, Bárur has set off down the slope, the wind is blowing, the sea churns and Bárur is thinking about dark hair, about warm laughter, about big eyes bluer than the sky on a clear June night. They have come down to the beach. They clamber over large rocks, the afternoon continues to darken and press in on them, they keep going and hurry the final minutes, and are a hair’s breadth ahead of the twilight to the huts.“

 

 
Jón Kalman Stefánsson (Reykjavík, 17 december 1963)

 

De Antilliaanse dichter en schrijver Frank Martinus Arion werd geboren op 17 december 1936 op Curaçao. Frank Martinus Arion overleed op 27 september jongstleden. Zie ook alle tags voor Frank Martinus Arion op dit blog.

 

Economie

Ik houd van economie
Economie is als een sprookje.
Zij is belangeloos als een dichter
En zij kan zelfs waarzeggen

Economie kan kaartlezen
En kan kaartleggen
Maar economie kan niet kaarten
En is daarom ook niet volledig.

Zoals de dichter die daarbij een kaartspeler is
Zo is economie dus ook een wonderdoener
Als patiënten van psychiaters die tevens mensen zijn
Want zij zijn ook zieners.

Ik ben die al die doeners bij elkaar doe
Die dan ook zo wonderwel toe doe ben
Zeggend wat iedereen al weet –
Want economie heeft allang voorspeld:

Eens zal poëzie ook duurder worden mensen
Paarser op haar beurt en schaarser;
Voor de prijs van poëzie
Komt dit op hetzelfde neer

Die prijs van goede poëzie zal waarschijnlijk liggen
Ver boven de prijs van goede prostituees
En die zijn al zo duur
Per uur tegenwoordig    

 

 
Frank Martinus Arion (17 december 1936 – 27 september 2015)
Borstbeeld bij de nationale bibliotheek van Curaçao

 

De Vlaamse dichter, schrijver en schilder Paul Snoek werd geboren in Sint-Niklaas op 17 december 1933. Zie ook alle tags voor Paul Snoek op dit blog.

 

Conversatie met mijn bloemen

I
Ik weet het bloemen,
gij die aan mijn venster staat
en luistert naar de houten stemmen in de straat,
langer dan mijn naam zult gij bestaan
en luisteren naar de straat,
die mij smorgens als een vogel
loslaat in de tuinen van de dag
en die me savonds,
als de bloemen aan hun venster slapen,
vraagt of ik gelukkig was.

Gij weet het bloemen,
gij die aan de kleuren namen geeft
en luistert
naar mijn klein gebeuren in de straat,
dat ik een wezen ben
dat tussen mensen staat
en dat alleen is, meer alleen
dan aan mijn venster in zijn kleine kooi
de blinde vogel die zijn meester haat.

Wij weten bloemen
dat er in de droefheid
vreugde en wat kleur bestaat
en daarom bloemen
zijn wij soms gelukkig,
gij en ik.

 

Levensgevaarlijk gedicht

Er zijn woorden die sissen als slangen.
Vleesetende woorden met een muil vol tanden.
Woorden die gevaarlijk slapen onder hete stenen
Of die webben weven om hun prooi te vangen.

Sommige zijn doorzichtig als glazen kwallen
en spuiten giftige inkt uit je mond.
Andere zijn geslepen tot vlijmscherpe messen
of druipen als etter uit verzworen ogen.

Woorden dragen soms bedrieglijke maskers.
Zij kennen de knepen van de camouflage
om als wandelende takken vruchten te dragen
of om een ander woord bekoorlijk te betoveren.

Het is maar een woord voor een woord
om eensklaps van gedaante te verwisselen,
om als een tijdbom duizend eeuwen
te overwinteren in een klompje ijs.

Want leg ’s avonds een onschuldig woord
als een wicht in zijn wieg te slapen,
’s morgens stoot je tussen de lauwe lakens
op een koude, splinternieuwe handgranaat.

 

 
Paul Snoek (17 december 1933 – 19 oktober 1981)
Portret door Jean-Pierre Vandenberghe, 1973

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e december ook mijn vorige twee blogs van vandaag.