De Vlaamse schrijfster Saskia de Coster werd geboren in Leuven op 29 januari 1976. Op haar achttiende ging De Coster naar Leuven om aan de KU Leuven Germaanse Talen te studeren (1994-1998). Ze rondde de studie succesvol af in 1998, om onmiddellijk opnieuw te beginnen aan een master in de literatuurwetenschap (1998-1999). De Coster debuteerde in 2000 met het verhaal “Onder elkaar” in het Nieuw Wereldtijdschrift. In 2002 verscheen De Costers romandebuut met de novelle “Vrije val”. Ook in 2002 werd De Coster door de redactie van Brakke Hond geselecteerd voor Mooie jonge honden, nieuw Vlaams literair talent. Vrij snel volgden “Jeuk”, “Eeuwige Roem”, “Held” en “Dit is van mij”. Aan haar zesde roman “Wij en ik”, heeft de schrijfster langer gewerkt. De Coster houdt zich ook bezig met videokunst (met werk in Z33 te Hasselt) en het schrijven voor theater (toneelgezelschap Crew en tg Stan) en voorziet muzikanten als Daan Stuyven en Dez Mona van lyrics. Ze is ook kernredactielid van het literaire tijdschrift DWB (Dietsche Warande & Belfort). De Coster werkt ook geregeld samen met beeldende kunstenaars, onder andere met Arno Geens Sinds 2002 nam Saskia De Coster veelvuldige deel aan festivaloptredens in Vlaanderen en Nederland. Ook nam zij deel aan verschillende tournees. Ze reisde doorheen Zuid-Afrika, Stellenbosch en Kaapstad in 2005. In 2009 toerde ze doorheen Tsjechië en vertegenwoordigde ze België op de International Book Fair.
Uit: Eeuwige roem
“De winter schijnt het appartement van Alex niet op te merken. De koude slaagt er niet in door te dringen tot de flat vol verse orchideeën, grasgroene gordijnen en lederen fauteuils. Het appartement is als een onderzeeër die in een donkere zeestraat ligt. In het vizier liggen andere appartementen en verlichte huizen die tekens van bewoning vertonen. Babs ziet vaders roeren in grote braadpannen, kinderen zitten gebogen over huiswerk, huismoeders zitten verdiept in computerspellen onder een zieltogende sfeerlamp, een vrouw telt de suikerkorrels in haar suikerpot opdat de poetsvrouw ze niet ongemerkt kan stelen, een bejaarde man drinkt een gat in de zwarte nacht, een man warmt zijn handen aan het droomverhaal van zijn zoontje. Er wordt geleefd, en wel zorgeloos, vanzelfsprekend en geruststellend.
Sinds haar overhaaste vlucht van Ruben en de Sterfelijken een maand geleden leeft Babs bij Alex, de drieëndertigjarige zoon van een oude studievriendin van Katrien. Wij weten dat die haar zoon onder lichte dwang tot deze gunst heeft aangezet. Aangezien Alex alles voor zijn moeder doet, kon hij niet weigeren. Zijn moeder bewondert haar jongen om zijn verstand, zijn grote verantwoordelijkheidsgevoel en zijn onvervalste levenslust. Over acht maanden wordt Alex vierendertig. De vierendertig flessen champagne voor het grootse feest heeft hij al lang besteld.
En dan willen wij even terloops de vraag opwerpen of de wereld niet van de bestellingen aaneenhangt. Hoe kan anders een oude vrouw vermoord worden op het kerkhof van Vetersberg, vlak bij het graf van haar zoontje? Heeft zij een huurmoordenaar betaald om haar op die plaats om te brengen?”
Saskia de Coster (Leuven, 29 januari 1976)