Sergei Efron

 

De Russische dichter Sergei Yakovlevich Efron werd geboren op 8 oktober 1893 in Moskou. Hij was het zesde van de negen kinderen van Elizaveta Durnovo en Yakov Konstantinovitsj Efron. Beiden waren Russische revolutionairen en de leden van een socialistische partij. Efron leed als een tiener aan tuberculose en zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid werd verder op de proef gesteld na de dood van zijn moeder die in 1910 zelfmoord pleegde. Een van haar kinderen was haar daarin voorgegaan. Nadat hij was gaan studeren aan de Universiteit van Moskou meldde Sergei zich als vrijwillg aan bij het leger als verpleger. Vanwege zijn slechte gezondheid kon hij dat werk niet blijven doen. In plaats daarvan schreef hij zich in voor een officiersopleiding. Als 17-jarige cadet aan de militaire academie ontmoette hij in 1911 bij Koktebel, een bekende toevluchtsoord voor schrijvers, dichters en kunstenaars op de Krim, de 19 jaar oude Marina Tsvetaeva. Zij werden verliefd en trouwden in januari 1912 Terwijl zij al een intense relatie hadden, had Tsvetaeva affaires, o.a. met Osip Mandelstam en de dichter Sofia Parnok. Het echtpaar kreeg twee dochters en een zoon. In oktober 1917 nam Efron deel aan de gevechten met de bolsjewieken in Moskou, daarna kwam hij terecht in het Witte Leger en nam hij deel aan de verdediging van de Krim. Tsvetaeva kon vijf jaar lang niet weg uit Moskou waar een vreselijke hongersnood heerste. In 1919 bracht zij haar beide dochters naar een weeshuis van de staat omdat zij dacht dat men daar betervoor de kinderen kon zorgen. Alya werd echter ziek en Tsvetaeva haalde haar weg, maar Irina stierven er van de honger in 1920. Aan het einde van de revolutie emigreerde Efron naar Berlijn, waar hij uiteindelijk werd herenigd met zijn vrouw en dochter Ariadna die de Sovjet-Unie hadden verlaten. In 1922 verhuisde de familie naar Praag. Efron studeerde er politiek en sociologie aan de Karel Universiteit en Tsvetaeva en Ariadna vonden kamers in een dorp buiten de stad. In 1925 verstigde het gezin zich in Parijs, waar ze de volgende14 jaarzouden blijven wonen. In deze tijd kreeg Tsvetaeva ook tuberculose.
In Parijs ontwikkelde Efron Sovjet-sympathieën en kreeg hij heimwee naar Rusland. Hetzij uit idealisme of om door de communisten geaccepteerd te worden, begon hij voor de NKVD, de voorloper van de KGB, te spioneren. In 1937 keerde hij noodgedwongen terug naar de Sovjet-Unie, omdat de Franse politie hem ervan verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Sovjet-agent en overloper Ignace Reiss. Tsvetaeva werd ondervraagd, maar de politie concludeerde dat zij gestoord was en niets wist van de moord. Efron werd onder huisarrest gehouden in een datsja, totdat hij werd gearresteerd op 10 december 1937. Later werd bekend dat Efron mogelijk ook had deelgenomen aan de moord op Lev Sedov in 1936. In 1939 keerden Tsvetaeva en haar zoon Georgy terug naar Moskou, zonder te weten wat hun daar te wachten stond. In Stalins Sovjet-Unie was iemand die in het buitenland had gewoond verdacht, evenals iedereen die onder de intelligentsia voor de revolutie was geweest. Efron en Alya werden gearresteerd voor spionage. Alya’s verloofde was eigenlijk een NKVD-agent die was aangewezen om de familie te bespioneren. Onder marteling werd geprobeerd om van Efron bewijs los te krijgen tegen Tsvetaeva, maar hij weigerde te getuigen tegen haar of iemand anders. Zijn dochter echter bekende onder dwang dat haar vader een
trotskistische spion was en dat leidde tot zijn executie. Efron werd neergeschoten in 1941; Alya bracht meer dan acht jaar in de gevangenis door. Beiden werden vrijgesproken na de dood van Stalin. In 1941 werden Tsvetaeva en haar zoon geëvacueerd naar Yelabuga. Op 31 augustus 1941 maakte Tsvetaeva een eind aan haar leven door zich op te hangen, wel of niet gedwongen door NKVD-agenten.

 

Uit : The Swan’s Encampment

Little mushroom, white Bolitus,
my own favourite.
The field sways, a chant of Rus’
rises over it.
Help me, I’m unsteady on my feet.
This blood-red is making my eyes foggy.

On either side, mouths lie
open and bleeding, and from
each wound rises a cry:
Mother!

One word is all I hear, as
I stand, dazed. From someone
else’s womb into my own:
– Mother!

They all lie in a row,
no line between them,
I recognise that each one was a soldier,
But which is mine? Which one is another’s?

This man was White now he’s become Red.
Blood has reddened him.
This one was Red now he’s become White.
Death has whitened him.

– What are you? – Can’t understand.
– Lean on your arm.
Have you been with the Reds?
– Ry-azan.

And so from right and left
behind ahead
together. White and Red, one cry of
– Mother!

Without choice. Without anger.
One long moan. Stubbornly.
A cry that reaches up to heaven,
– Mother! 

 

Marina Tsvetaeva (vertaald door Elaine Feinstein)

 

 
Sergei Efron (8 oktober 1893 – 16 oktober 1941)
Sergei Efron en Marina Tsvetaeva