Victor Vroomkoning en Ferdinand von Saar

De Nederlandse dichter Victor Vroomkoning (pseudoniem van Walter van de Laar) werd geboren op 6 oktober 1938 in Boxtel. Zijn vader had een brood- en banketzaak. Vroomkoming studeerde Nederlandse taal- en letterkunde en filosofie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Hij was lange tijd werkzaam in het onderwijs. Vroomkonings werk werd regelmatig onderscheiden. Zo won hij in 1983 de Pablo Nerudaprijs en in 2006 de Karel de Grote-prijs van de stad Nijmegen. Dat jaar ook won hij met zijn bundel Stapelen de Publieksprijs voor de beste gedichtenbundel van 2005. Verder zijn gedichten van hem opgenomen in verschillende bloemlezingen. Vroomkoning is de komende twee jaar stadsdichter van Nijmegen.(Zie ook het blog van 3 september)

Werk o.a.:  De Laatste dingen (1983), Echo van een echo (1990), Oud zeer (1993), Bij verstek (2002), Stapelen (2005).

UUR U

Vader en ik, wij zijn de luidkeelse
zwijgers. Ik hoef maar moeder
te fluisteren, of daar gaan we
met zestig minuten oorverdovende
stilte. Hij was al een man van halve
woorden, maar sinds haar dood
hoeft niets meer uitgesproken.

Af en toe hoor je hem slikken,
glinstert er iets aan zijn ogen
maar zijn gezicht een masker van
papier-maché, een bedje ijskoude
asperges zijn biddende vingers.

Achter hem trouwt hij haar,
zijn vingers in de hare, zijn kop
lachend naar haar toegenegen.

 

De herfst

heeft weer flink uitgepakt:
de bruinrode loper uit, eikels
voor de pijp, kastanjes voor
het vuur, paddestoelen om tot
sprookjes in te keren. De zon
weerlicht aan de grond, ritselt
tussen afgeleefd blad en overal
het wuiven en zwaaien, depressies
binnen en buiten. Alles trekt
zich terug, de takken in hun
boom, de bomen in hun wortels,
de mens in zijn dromen. Wisseling
van jas, sjaal wordt das,
rooksignalen van overlevenden.

UIT RIJDEN

Hier is je sleutel, rinkelt hij.

Hij zal ervan lusten.

Onderweg, beide handen aan het stuur,

ben ik weerloos onder zijn vingeren.

Geen mens die onder de ijlte

van mijn stof zijn geile spin

vermoedt tot in de kilte van mijn grot.

Ik zoek de boom

waarmee ik hem de dood insla.

 

(Onder pseudoniem Stella Napels)

 

Vroomkoning

Victor Vroomkoning (Boxtel, 6 oktober 1938)

 

De Oostenrijkse schrijver en dichter Ferdinand von Saar werd geboren op 30 september 1833 in Wenen. Hij stamde uit een in de adelstand verheven ambtenarenfamilie. Hij bezocht in Wenen o.a. het gymnasium en nam in 1849 dienst in het leger. In 1854 werd hij luitenant. In 1871 beëindigde hij zijn officiersloopbaan. Hoge schulden uit zijn diensttijd leidden echter in de daaropvolgende jaren tot verschillende gevangenisstraffen. In 1871 werd hij door adellijke beschermvrouwen van de ergste nood verlost. In 1877 zorgde de publicatie van zijn Nove
llen aus Österreich
voor literaire erkenning. Zijn grootste succes werden de Wiener Elegien in 1893. De laatste jaren van zijn leven werd hij geplaagd door ziekte en zware depressies. Nadat aan zijn huwelijk al in 1884 door de zeldmoord van zijn vrouw een tragisch einde was gekomen maakte von Saar zelf in 1906 ook zelf een einde aan zijn leven.

 

Wiener Elegien

 

1.

 Also seh’ ich dich wieder, du schimmernde Stadt an der Donau,
Die ich seit Jahren bereits nur mehr im Fluge gestreift!
Traut umfing mich ein ländliches Heim, es heischte die Muse
Ernsteste Sammlung – und so hielt ich mich selber verbannt.
Jetzt, am Abend des Lebens, nach fast vollendetem Tagwerk,
Treibt Erinnrung mich, treibt mich die Sehnsucht zurück.
Freilich bist du nicht mehr, die du warst! Es gingen die Zeiten
Mit veränderndem Lauf über dein Weichbild dahin.
Altes, Gewohntes versank, daran mir die Seele gehangen,
Und ein Fremdling längst bin ich dem neuen Geschlecht.
Aber es weht noch die Luft herüber vom Kahlengebirge,
Die ich geatmet als Kind, die mich zum Manne gereift;
Noch zu gewahren dem Aug’ sind Reste entschwundener Tage,
Still wehmütig erfreun sie des Elegikers Herz.
Und so sei mir gegrüßt! Für immer nun bleib’ ich der Deine,
Ob du auch nie mich vermißt, hältst du mich liebend doch fest.
Singen will ich ein Lied dir noch als treuster der Söhne –
Und wo die Wiege mir stand, find’ ich zuletzt auch ein Grab!

 

VonSaar

Ferdinand von Saar (30 september 1833 – 24 juli 1906)