Walter van den Berg

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijver Walter van den Berg werd geboren in Amstelveen in 1970. Hij heeft een jaar Nederlands gestudeerd op de UvA. Ook heeft hij een jaar de Rietveld Academie bezocht. Na verschillende baantjes als onder meer fietskoerier, graveur, vakkenvuller, schoonmaker, automatiseerder en conciërge, publiceerde hij in 2004 zijn debuutroman, getiteld “De hondenkoning”. Zijn tweede roman, “West”, gaat over een broederstrijd in Osdorp. In 2013 kwam zijn derde roman uit, getiteld “Van dode mannen win je niet”.

Uit: Van dode mannen win je niet

“Je moeder knipte mannen voor geld.
Ik weet niet of ze weer is gaan knippen toen jullie verdwenen waren, jij en je moeder, want ze was niet heel erg goed, alleen maar goedkoop. Je hoefde niet veel te verwachten van een knipbeurt van je moeder. Iemand had me dat verteld, dat je voor een tientje bij haar thuis geknipt werd en dat ze nog een lekker wijf was ook, maar dat je van de knipbeurt niet veel hoefde te verwachten.
Ik verwachtte ook niet veel, maar ik kon het wel met haar vinden tijdens het knippen. Ik wist dat dat bij haar werk hoorde, aardig zijn tegen je klanten, maar ik was beter in een praatje maken dan de
gemiddelde klant, dus zij kon het ook met mij vinden.
Ik had tijdens die eerste keer gevraagd of ze van lekker eten hield, en ja, natuurlijk hield ze van lekker eten, maar ze kookte niet zo vaak, zei ze, in de keuken hier werd meer geknipt dan gekookt. Dus ik had een paar dagen later een pan met goeie hachee langsgebracht, en een zak aardappelen, en die had ik in jullie keuken neergezet. Ik zei dat ze vanavond lekker eten zou hebben en dat ze alleen zelf de aardappelen moest schillen, en ik zei dat ik later die week de pan weer op zou halen.
Dus een paar dagen later kwam ik weer, en we dronken wat biertjes in de keuken, en ik nam de pan mee, en je moeder zei dat ze hoopte dat ze me snel weer zou zien.
Een week later zei ze dat ze het wel in me zag zitten. Zo zei ze het: ik zie het wel inje zitten.
Jullie woonden in die flat in Slotervaart en je vader was twee jaar dood.
Toen ik een paar maanden met je moeder was, mocht ik mee naar een feestje om jullie familie te ontmoeten, en ik voelde me er niet helemaal lekker over – op dat soort feestjes liepen altijd wel een of twee slimmeriken rond. Ik had een beetje bij je moeder gevist of jullie slimmeriken in de familie hadden, wie vond je moeder leuk, wie niet, en waarom dan niet, en met wie zou ik het volgens haar goed kunnen vinden, en met wie niet?”

 

 
Walter van den Berg (Amstelveen, 1970)