Willem de Mérode, Pim te Bokkel, Kees van Beijnum, Hamid Skif, Jean Paul

Dit Romenu Blog bestaat vandaag precies twaalf jaar. Dank weer aan alle oude en nieuwe bezoekers voor hun interesse en reacties van het afgelopen jaar. De eerste bijdrage in 2006 ging over de dichter en schrijver Willem de Mérode. Traditiegetrouw, omdat hij aan de wieg stond van dit Blog, ook nu weer een gedicht van hem. Zie ook mijn blog van 2 september 2010 en voor het overige de Willem de Mérode tags op dit blog.

 

 
The Blue Boy door Thomas Gainsborough, 1779

 

The blue boy

Ik draag het leven in zijn rijksten tooi,
Gelijk mijn zachte blauwe zijden kleeren.
Een weelge wappering van koele veeren
Is ’t aan mijn oren: ’t leven is zoo mooi!

Zie mijn gestalte: kostelijk en trotsch
De kloeke bouw der lenig jonge leden.
Nog ken ik niet dan moeders teederheden
En ben zoo rein gelijk een engel Gods.

Maar om mijn mond schemert het weeke smachten
Naar liefde, die mijn droomen slechts vermoeden,
En in mijn oogen leeft de glans van nachten,

Wier heerlijkheid geen daglicht kan vergoeden.
En rustig wacht ik vreugden, die nog komen,
’t Leven is heerlijk als het wordt genòmen!

 

 
Willem de Mérode (2 september 1887 – 22 mei 1939)

 

De Nederlandse dichter Pim te Bokkel werd geboren in Winterswijk op 21 maart 1983. Zie ook alle tags voor Pim te Bokkel op dit blog.

 

Fatal system error

wie is die man
die met zijn vierkante laptop
in zijn deurpost staat en zowaar
adem haalt
en dingen denkt als

Ja wie ben ik? Een kleine
lul. Op een stoepje. Mijn
stoepje. Met vierkante tegels

daar staat hij – in een
straat in een vierkantje vergeten vinex
vlak
onder dat plaatsje met
die ene naam ergens links op de landkaart

Ik sta hier. Op een planeet
Die om de zon draait. Dat
Is logisch. Dat is gewoon zo
en ja hoor daar staat
hij – de vierkante man op zijn ronde planeet
op het punt
tussen werk en ontbijt tussen rijden
en file

Ik sla alles op. De wereld als
getallen. Als formules op
mijn harddrive. Nul Nul Nul

en dan speelt hij
hamertje tik
met de hamer van een stoffige it-er en diezelfde
dwaze blik – vierkantje
ronde tik tik

 

Zon

Als eerste mens
ben ik vanochtend de zoon
van de zon

In het licht
van die fantastische vader
zie je me zo
als gewoon een insect
of forens

Nog even en
we zien door gloeiende wolken
mijn onverbeterlijke vader
als superman
uit zijn overhemd breken

 

 
Pim te Bokkel (Winterswijk, 21 maart 1983)

 

De Nederlandse schrijver Kees van Beijnum werd geboren in Amsterdam op 21 maart 1954. Zie ook alle tags voor Kees van Beijnum op dit blog.

Uit: Een soort familie

“Als hij in de stenen, glazen schittering van de hoge kantoorgebouwen door zijn rayon rijdt, heeft hij het gevoel dat hem werkelijk alles meezit op deze warme lentedag. De meeste mensen zijn al op hun werk en hij is onderweg tussen het gesuis van de auto’s en het krioelende leven, zijn radio afgestemd op de favoriete muziekzender. Een telefoontje van de binnendienst voert hem zonder uitstel naar het rayon van zijn collega Marloes, die op vakantie is aan de Rode Zee. Hem is verteld dat het een onbekend adres betreft, Eldorado Reizen is dus geen voorbewerkte prospect van Marloes, wat inhoudt dat hij als haar waarnemer de onverdeelde som aan provisie opstrijkt, mocht zijn demonstratie tot een order leiden. Eldorado Reizen blijkt gevestigd aan de Gedempte Oude Gracht in Haarlem, parkeerplaats voor de deur, begane grond, zonder drempel. Soepel en vanzelfsprekend duwt hij zijn uitklapbare kar met de XR10 erop het linoleum over. Tien minuten later staat hij weer buiten in het volle licht van zijn succes, met een getekende order inclusief uitgebreid servicecontract op zak.
over de weg door de duinen rijdt hij naar de kust, waar de strandtenten tot zijn aangename verrassing al zijn opgebouwd. Met zijn zonnebril voor zijn ogen, stropdas los, eet hij een broodje op het terras. Het licht op zee is adembenemend, feeëriek. Hij is een kind van het water, die band gaat ver terug. En terwijl de golfjes een voor een omrollen en voortkruipen over het droge zand, zou hij dit een perfecte dag willen noemen. Zijn perfecte dag.
Als hij wegrijdt van de parkeerplaats ziet hij haar lopen, zijn vrouw Tessa, gekleed in een zwierige zomerjurk, hand in hand met een man die hij, al heeft hij hem in jaren niet meer gezien, moeiteloos herkent. Ed, zijn vriend van vroeger. Hij twijfelt even en rijdt dan weg, terug naar de stad, terug naar zijn eigen rayon.
Weer enigszins tot zichzelf gekomen, ontgaat de ironie hem niet. Zoals hij in de tijd dat Tessa nog Eds vriendin was stiekem afspraakjes met haar maakte, gaat Ed nu achter zijn rug om met Tessa naar het strand. De rollen zijn omgedraaid, in zijn nadeel, ontegenzeggelijk in zijn nadeel.
Thuis zegt hij niets over waar hij op de parkeerplaats getuige van is geweest. Hun huis schijnt op deze avond van alles net iets te veel te hebben, een eethoekstoel te veel, een zijtafel te veel, een foto te veel. Samen met hun zoontje Joris eten Tessa en hij aan tafel. Ze hebben het over school, over
kos, waar ze met de vakantie heen gaan, als het toch niet Sicilië wordt. Hij weet zich geen raad met zichzelf, maar slaagt erin met zijn vrouw de voors en tegens van beide bestemmingen tegen het licht
te houden. Als iedere avond ruimen ze samen de tafel af.”

 

 
Kees van Beijnum (Amsterdam, 21 maart 1954) 

 

De Algerijnse dichter, schrijver en journalist Hamid Skif werd geboren op 21 maart 1951 in Oran. Zie ook alle tahs voor Hamid Skif op dit blog.

 

Aufbruch

Ich habe mich davon gemacht, querfeldein
Bergluft roch ich
An einer Wegbiegung
Sah mich ein Mufflon kommen und legte sich ohne Furcht auf einen Stein
Ach!, sagte es mir: Ich gehe nicht weiter
Vor Dir habe ich keine Angst
Du hast Dein Leben mit Rennen verbracht, Du bist müde
Setzt Dich, und reden wir
Erzähl mir vom bitteren Gebräu der Trennungen
Sag alles, ohne Auslassungen
Stell Dein Leid
Auf diesen Stein
Spuck das Gift der Rache aus
Lies das Buch der im Sturm
Gefangenen Einsamkeiten
Jede dieser Seiten kann unsere Zuflucht werden
Genau darum sind wir Brüder

 

Die Tische
für Elisabeth Wolffheim

1
Aus dem verfluchten Dunkelbaum
Aus einem Splitter zerkleinerter Tränen
Dröhnt der Lärm des Galopps
Werdet ihr Euch morgen auf das Grab der Wölfe stellen
Die den Königsvers singen
Werdet ihr mich besuchen in meinen Holzfestungen
Oder unter den Wellen meiner Ängste
Bin ich unter meinem Schattenpanzer
Mensch oder starrköpfiges Tier
Oder bin ich die Nachahmung eines Lieds
Ein Gedicht über einen Schrei ohne Schreienden
Ich möchte Euren Worten glauben
Und aus jedem einzelnen Eure Seele keltern
Ich bin weder unterwürfig noch bereit, die Bande unseres gegenseitigen Versprechens zu zerschneiden

 

Vertaald door Andreas Münzer

 

 
Hamid Skif (21 maart 1951 – 18 maart 2011)

 

De Duitse dichter en schrijver Jean Paul werd op 21 maart 1763 in Wunsiedel geboren. Zie ook alle tags voor Jean Paul op dit blog.

Uit: Selina oder über die Unsterblichkeit der Seele

“Es war eine selige Zeit –denn im Innern war es fast noch Jugendzeit –, als ich vor dreißig Jahren unter meinen vielen Fußreisen – denn die Jugend will auf Reisen sein, sogar in der Nacht, so wie das Alter immer übernachten, sogar am Tage – als ich da, sag’ ich, die schönste Reise in der schönsten Gesellschaft machte durch das Kampaner Tal und als um mich bloß Liebende waren und um uns lauter Glückliche bis hinauf zu der sanften grünenden Bergkette, wo junge Hirten herabsangen zu den arbeitenden Männern in dem Gebirg-Abhang und zu den Hirtengreisen unten, welche von den Jugendjahren in stillem Glücke schon auf der Erde, nicht in ihr ausruhten.
Unsere Reisegespräche betrafen, wie meine Leser aus dem kleinen Buche darüber wissen, meistens die Seelenunsterblichkeit; an die Aussichten in das Zaubertal und auf die Zauberhöhen wurden die Aussichten in die zweite Welt gereiht wie die blumige Erde sich an den gestirnten Himmel schließt. Nur der Rittmeister Karlson nahm den Gottesacker für den ewigen Brachacker ohne Saat; daher dichtete er seine »Klage ohne Trost« [Fußnote], als er die von ihm im stillen geliebte Braut seines Freundes Wilhelmi nach einer falschen Nachricht gestorben glaubte.
Der Baron Wilhelmi war mit ihr in Spanien in dem Zauberschlosse geblieben, wohin die Kampaner Tagreise sie zur Trauung geführt hatte; den Rittmeister Karlson aber hatten sein liebetrauerndes Herz und sein Dichtergeist gleichsam auf vier Flügeln nach andern Ländern, auf neue Berghöhen der Musen und in neue Tempe-Täler der Sehnsucht getragen. Rechte Leser des Kampanertals werden leicht, wenn auch traurig durch den Nonnenschleier gesehen haben, den seine Liebe für Gione genommen. Keine Liebe ist so rührend als die verhehlte, die sich selber ihre Klostermauern zum Entsagen baut. Aber nur durch die irrige Nachricht von Gionens Tode konnte man wie durch eine Wunde so tief in seine Brust hineinsehen.“

 

 
Jean Paul (21 maart 1763 – 14 november 1825) 
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e maart ook mijn vorige blog van vandaag en ook Romenu’s eerste lustrumpagina.

Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 21 maart 2007 en ook mijn blog van 21 maart 2008 en eveneens mijn blog van 21 maart 2009.