De Engelse schrijver Sir William Gerald Golding werd geboren in St. Columb Minor, Newquay, Cornwall, op 19 september 1911. Zie ook mijn blog van 19 september 2007.
Uit: Lord of the flies
“Beyond the platform there was more enchantment. Some act of God—a typhoon perhaps, or the storm that had accompanied his own arrival—had banked sand inside the lagoon so that there was a long, deep pool in the beach with a high ledge of pink granite at the further end. Ralph had been deceived before now by the specious appearance of depth in a beach pool and he approached this one preparing to be disappointed. But the island ran true to form and the incredible pool, which clearly was only invaded by the sea at high tide, was so deep at one end as to be dark green. Ralph inspected the whole thirty yards carefully and then plunged in. The water was warmer than his blood and he might have been swimming in a huge bath.
Piggy appeared again, sat on the rocky ledge, and watched Ralph’s green and white body enviously.
“You can’t half swim.”
“Piggy.”
Piggy took off his shoes and socks, ranged them carefully on the ledge, and tested the water with one toe.
“It’s hot!”
“What did you expect?”
“I didn’t expect nothing. My auntie—”
“Sucks to your auntie!”
Ralph did a surface dive and swam under water with his eyes open; the sandy edge of the pool loomed up like a hillside. He turned over, holding his nose, and a golden light danced and shattered just over his face. Piggy was looking determined and began to take off his shorts. Presently he was palely and fatly naked. He tiptoed down the sandy side of the pool, and sat there up to his neck in water smiling proudly at Ralph.”
William Golding (19 september 1911 – 19 juni 1993)
De Zuidafrikaanse dichteres en schrijfster Ingrid Jonker werd geboren op 19 september 1933 bij Komberley (Noord Kaap). Zie ook mijn blog van 19 september 2006.
Ladybird
Okergloed
en een licht breekt
uit de zee.
Op het achtererf
ergens tussen het wasgoed
en een boom vol granaatappels
jouw lach en de ochtend
schielijk en klein
als een lieveheersbeestje
dat valt op mijn hand
Ontvluchting
Hier, aan dit Valkenburg, ben ik ontvlucht
en droom mij nu in Gordonsbaai terug:
Ik speel met kikkervisjes in een stroom
en kerf runen in een wilgenboom
Ik ben de hond die langs de stranden draaft
en dom-alleen de avondwind toeblaft
Ik ben de schrokop-zeevogel die daalt
en dode nachten opdist als een maal
De god die jou gebouwd heeft uit de wind
zodat mijn smart volmaaktheid in je vindt:
Mijn lijk ligt uitgespoeld in wier en gras
op al de plekken waar ik met je was.
Vertaald door Gerrit Komrij
Ingrid Jonker (19 september 1933 – 19 juli 1965)
De Surinaamse dichter Orlando Emanuels werd geboren in Paramaribo op 19 september 1927. Hij schreef jarenlang onder het pseudoniem Orlando, hoewel hij voor zijn vroegste publicaties ook het pseudoniem Cyrano heeft gebruikt. Orlando Emanuels werkte als voorlichter van De Surinaamsche Bank. Hij debuteerde in het tijdschrift Soela onder de schuilnaam Cyrano. Zijn eerste bundel verscheen in 1969 met nogal zwaar getoonzette kritisch-nationalistische poëzie, Onze misdaad van zwijgen. Hij bleef gedichten en proza publiceren in verspreide uitgaven. Beter dan in zijn eerste bundel is de balans in Getuige à decharge (1987), de eerste dichtbundel die ooit bij een Surinaamse uitgeverij verscheen (De Volksboekwinkel). Zijn poëzie is afwisselend Iyrisch-melancholisch en hard politiek-kritisch. Getuige à decharge vormde een doorbraak in het stilzwijgen van dichters in de eraan voorafgaande jaren.
Emanuels schreef voorts veel cabaretteksten en teksten voor kinderen, zoals de bundels versjes Popki patu 1 en 2 [Poppenkeuken] (1980). Hij schreef verder onder meer het verhaal ‘De bloemen zijn gek’ in Nieuwe Surinaamse verhalen (1986), later opgenomen in Verhalen van Surinaamse schrijvers (1989) en ook gebracht als toneelmonoloog. Zijn verhalen werden gebundeld in Verhalen voor de grotere jeugd en anderen (1993) en De spookavond van vrouw Anna (2001). Zie ook mijn blog van 19 september 2006.
Uit: De Bloemen zijn gek
Terwijl de dag nog slaapdronken is, hobbelt de marktbus over de zandweg naar de stad. Het dak hoog opgeladen met manden groenten en vruchten, tomaten en kippen. Elke dag opnieuw proberen de vroegversleten landbouwers nog wat te slapen tijdens de rit. Natuurlijk tevergeefs. De kinderen hangen uit de ramen. Laten de koude ochtendwind over hun kokosoliehoofden blazen. Kijken uit naar Willem, de man met de bloemen. Als ze hem eindelijk ontdekken en de bus langs hem suist, begint de jongen uit het tweede raampje luidkeels te roepen: ‘Willem, law Willemmm.’ De andere kinderen echoën gierend: ‘Law Willem, Willemmm.’ Niemand die er aanstoot aan neemt. Niemand die het ze verbiedt.
Want Willem is gek. Hij praat met zijn bloemen…
De chauffeur speelt elke dag het spelletje mee, manoeuvreert de bus dan gevaarlijk dicht langs Willem, toetert luid, grijpt alles aan om zijn sleurbestaan van zich af te schudden.
En altijd weer schrikt Willem, schreeuwt de dolle buskolonie zijn ergste scheldwoorden na: ‘Hondevangers, blikkewassers, rioolratten, analfabeten.’ Maar tegen de tijd dat hij bij ‘rioolratten’ is, verdwijnt de bus al in een stofwolk uit het gezicht. Zijn scheldpagara is dan nog slechts een voetzoeker. Zijn woede haast afgekoeld.
Uit de grote kippemand achter op zijn gammele fiets, steken ontelbare bloemen in het heerlijkste kleurencarnaval.
Willem is tuinier.
Willem is bloemenverkoper.
En Willem is gek. Hij praat met zijn bloemen…
Orlando Emanuels (Paramaribo, 19 september 1927)
De Duitse dichter en schrijver Crauss werd geboren in Siegen op 19 september 1971. Als schrijver „zonder voornaam“ kreeg Crauss, die aan de universiteit van Siegen literatuurwetenschap studeerde, midden jaren negentig grotere bekendheid. In 2001 veerscheen zijn dichtbundel Crausstrophobie, waarin hij thema’s en tradities uit de popcultuur en de popliteratuur verwerkt. Net zo experimenteel als deze eerste bundel was ook zijn tweede, in 2004 verschenen, bundel Alles über Ruth met gedichten over het thema liefde. Behalve gedichten publiceert Crauss ook literair -kritische teksten en is hij redacteur van het literatuurwetenschappelijke tijdschrift Kritische Ausgabe. Hij is lid van het literatuurprojekt Forum der 13, van de kunstenaarsgroep Musenflucht en hij is docent creatief schrijven aan de universiteit van Siegen.
strömungen
die letzten funksprüche waren ein wimmern
die musik war ein lowpass von meldung
und störungen der tag war ein zunehmender
wind eine grobe see aber du hast jetzt
was du dir wünschtest: ein dasein
aus erster hand. über schneewehen
ins land gleitest du lautlos man wird sich
sehr sorgen nur einer wird wissen
du steuerst ihn an ein häuschchen im osten
du drehst am kontrollrad
und schwenkst leicht nach links. die luft
ist edelsteinklar und unten beginnt es zu dämmern
noch denkst du ein lied noch denkst du die eltern
und strömungen wiegen dich sanft du gleitest
ins land. nur einer wird wissen
was von der küste aus niemand erahnt
einmal noch siehst du zwischen dem wehen
eine hand die dir winkt einen mann einen unterstand
glitzerndes rufen
bevor die maschine sinkt
bevor die instrumente fünfhundert fuss
bevor die geschwindigkeit vierhundert
die höhenruder gefrieren
der schnee ––
russischer zopf/ und dann im november
jemand schaut skeptisch auf deinen
kakau und geht pissen. ganz gelbe gestalten strömen
die stube vom trottoir her, der hüftknochige bube
kann kaum halten, was die schlingernden jeans dir
versprechen. zwei zimtwangen scheinens zu wissen,
an der wand strahlt egoïste in riesigen minuskeln,
blau, breit. betrunken sucht jemand nach platz. dann
maszloser regen. die sredzki, versunken, im arm einer
golden rushhour.
jemand nimmt sich was raus, rennt auf und davon
zur husemannstrasse, die russischen locken schon
nass. dann eine pause im müden geplätscher, die
stimmung ganz weich, die blase bloss voll. die eben noch
lachten, bestellen schnell neu. der durstige speit, dann
wird was frei (dein kakau beinah kalt). ein pärchen hält ein:
im fenster spiegelt der bratapfelrote schankstubensohn.
die abrechnung im stehn, das fazit beim heimweg –– es ist
überall schön, nur hier ist es gleich.
Crauss (Siegen, 19 september 1971)
De Duitse schrijfster Stefanie Zweig werd geboren in Leobschütz, Oberschlesien, op 19 september 1938. Haar familie vluchtte voor de nationaalsocialisten naar Afrika waar zij haar jeugd doorbracht. In 1947 keerde zij terug naar Duitsland. Later leidde Zweig dertig jaar lang het feuilleton van een Frankfurtse krant. Omdat zij het land uit haar jeugd miste begon zij autobiografische romans te schrijven en ontwikkelde zij zich tot een schrijfster van bestsellers. Haar eerste boek Ein Mund voll Erde verscheen in 1980.
Uit: Owuors Heimkehr
„Nachmittag am Baringosee
Ale Kenner des Landes waren sich über das Tempo von geschäftlichen Verhandlungen in Kenia einig gewesen. Ausnahmslos hatten sie Georg Stern geraten, für seinen Auftrag das Doppelte der in Deutschland dafür erforderlichen Zeit anzusetzen. Die Mahnungen fielen auf einen Boden, der nicht fruchtbarer hätte sein können, denn Georg war nicht nur Pessimist, sondern auch Pedant und darauf versessen, seinen Vorgesetzten zu imponieren. Ein halbes Jahr zuvor war sein Vorgänger in derselben Angelegenheit ohne befriedigende Ergebnisse nach Frankfurt zurückgekehrt, vor drei Wochen Meyer-Palmin aus der Kreditabteilung, der als ein begnadeter Afrika-Fachmann und beneidenswerter Diplomat galt. Mit Meyer-Palmins Gesicht vor Augen und seinem Bericht im Ohr hatte Georg die Sekretärin eine ganze Woche Nairobi buchen lassen. Sein Vorrat an Kopfschmerztabletten und Hemden deutete allerdings darauf hin, dass er sich mental auf eine noch längere Verweildauer eingerichtet hatte. Die Unterredung mit dem Direktor der Commercial Bank of Africa, in Frankfurt sogar vom Vorstandsvorsitzenden als diffizil klassifiziert und als eine Angelegenheit deklariert, deren Erledigung leider noch weitaus mehr Takt und Geduld als Zeit erfordern würde, hatte dann doch keine drei Stunden gedauert. Nicht eingerechnet in die Dauer der Verhandlungen waren eine längere Teepause mit Nürnberger Lebkuchen und eine noch länger andauernde Jagd auf einen Gecko, der sich im Papierkorb verirrt hatte und um dessen Leben der Besucher aus Deutschland zum Erstaunen des Hausherrn so besorgt gewesen war, dass nach der endlich erfolgten Festnahme des Eindringlings seitens des Bankdirektors seine Überführung in die Freiheit durch einen verblüfften Schalterangestellten organisiert werden musste.“
Stefanie Zweig (Leobschütz, 19 september 1932)