Wim Hazeu

De Nederlands schrijver, journalist, radio- en televisieprogrammamaker, uitgever, dichter en biograaf Wim Hazeu werd geboren in Delft op 28 april 1940. Hij volgde zijn middelbare schoolopleiding aan het Christelijk Lyceum Delft en studeerde Nederlands aan de School voor Taal- en Letterkunde te Den Haag. Tijdens zijn studie richtte hij in 1959 het literaire tijdschrift Kentering op en bleef redacteur van dat blad tot de opheffing in 1977. Ook was hij onder meer letterkundig medewerker van de Delftsche Courant en de Haagsche Courant. Van 1965 tot 1971 was hij werkzaam bij de NCRV in de functie van chef literaire radioprogramma’s, hoorspel- en jeugdprogramma’s. In april 1966 lanceerde hij de rubriek Literama, een veertiendaagse radiokrant over boeken en schrijvers. Drie jaar later zette hij het late-avond-kunstprogramma Voorrang op met als vaste medewerkers onder anderen Hans Andreus, Hugo Brandt Corstius en J.W. Holsbergen. Hazeu maakte ook radiodocumentaires over Oost-Europa (Tsjecho-Slowakije, Hongarije en Roemenië). In 1972 stapte hij over naar de televisie en werd hoofd van de afdeling drama, kunst en jeugdprogramma’s. Hazeu debuteerde als dichter in 1963 met de poëziebundel “Achterebbe”, in 1966 gevolgd door “Dankdag voor het gewas”. Hazeu’s poëzie is geëngageerd en ontleent veel van de thematiek aan de natuur. In “Blikschade” (1975) spelen ook autobiografische feiten een rol. Engagement en autobiografie zijn ook kenmerkend voor Hazeu’s romans: “De helm van aarde” (1970) over de Praagse Lente, “Duitse honden bijten” (1972) over het Duitsland van na WO II en “Een duif boven Parijs” (1978) over Bretons nationalisme en de Nederlandse houding tijdens WO I. Naast verscheidene romans en dichtbundels publiceerde hij omvangrijke biografieën van Marten Toonder, Gerrit Achterberg, J. Slauerhoff, M.C. Escher en Simon Vestdijk. Ook bezorgde hij de briefwisseling tussen laatstgenoemde en Henriëtte van Eyk onder de titel Wij zijn van elkaar (2007).

Uit: Simon Vestdijk en E. du Perron

“Volgens eigen zeggen en schrijven had Vestdijk maar twee vrienden: de componist Willem Pijper en de schrijver E. du Perron; indachtig wellicht de woorden van Greshoff dat vele vrienden de vriendschap dun maken. Aan de vriendschap kwam een eind door de vroege dood van beide vrienden. Vestdijk was al voor zijn vijftigste verjaardag verweesd, van ouders en vrienden. Behoefte aan nieuwe vrienden had hij niet, al kunnen zijn relaties met Henriëtte van Eyk (van liefde tot vriendschap) en met Herman Mulder (neef en componist, van vriendschap tot collegialiteit) wel gerekend worden tot die van een langdurig vriendschappelijk contact. Dat gold minder voor schrijvers en dichters als Roland Holst en Theun de Vries, met wie hij meer bij vlagen contact had. Na de oorlog schreef Vestdijk zijn romans, essays en boeken over muziek en componisten voortaan zonder het klankbord van zijn twee vrienden.
Maar wat is vriendschap? Een eigenschap van een vriend is een gewillig oor. Du Perron en Vestdijk leenden elkaar een gewillig oor. Men had respect voor elkaar, Vestdijk voor Du Perrons ongekende werkkracht, concentratievermogen en belezenheid, Du Perron voor Vestdijks originaliteit en veelzijdigheid. Waar kwam je in Nederland nog een schrijver tegen die vanuit het niets een dwingende belangstelling kon opwekken voor het werk van de tot dan toe onbekende Emily Dickinson; of een schrijver die in korte tijd, tien maanden wel te verstaan, een roman als Kind tusschen vier vrouwen kon schrijven, terwijl Du Perron langer worstelde met zijn autobiografie Het land van herkomst. Vestdijks ijver, veelzijdigheid en literaire intuïtie brachten Du Perron ertoe om hem al snel als zijn opvolger in de redactie van Forum voor te stellen. Hij genoot van Vestdijks ontdekkingsijdelheid, die zorgde voor het debuut van bijvoorbeeld Leo Vroman, Anton Koolhaas, Adriaan van der Veen en M. Vasalis. Over het laatste debuut schreef Vestdijk aan Greshoff:
‘De verzen lijken me niet ontalentvol; ik koos ze uit een grootere bezending, waar veel nog onrijp bij was.’ Na publicatie berichtte Du Perron aan Ter Braak: ‘De heer Vasalis – mij verder onbekend – vond ik ook heel aardig, zeker even aardig bv. als Van Hattum.’

 
Wim Hazeu (Delft, 28 april 1940)