Remco Ekkers, F. Starik, Wim T. Schippers, Sascha Reh, J. J. Voskuil, Carry Slee, Denis Johnson, Alun Lewis, George Sand

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

Brieven aan N.

1.
Er zijn gedichten die niet mogen
omdat ze te naakt zeggen waar het op staat
zo zou ik je willen schrijven maar
ik durf niet, lieve N., zou ik willen
schrijven, ik denk soms aan je
hoe je daar woont in dat kleine vervallen huis
met je kind dat je kind niet is
maar dat moeke zegt en aandacht vraagt
met de man die wel jouw man is
die geen aandacht vraagt maar stilte
die jou alleen laat met je warme lichaam
bij de kolenkachel terwijl je kind speelt
en geen lawaai mag maken, want de man
schrijft zulke ontroerende brieven
aan de jongen die zijn zoon niet is.

2.
Je bent koud geworden van alle kou
die op je afkomt, je verlangt naar de een
terwijl je het kind draagt van de ander
mooi praten kunnen mensen over onfatsoen
maar jij geeft liefde en je krijgt het kind
van een ander en verwijten over nutteloos
gefantaseer, lieve N., hier zit ik ver
van je bed en denk aan warmte
je kind redt zich wel, maar jij N.?

3.
Je kust je moeder niet meer in het ziekenhuis
evenmin je man als je weer thuis bent
thuis in de caravan naast de afbraak
waar de kolenkachel al weg is
was je je handen onder de dunne straal
verpieterd water om de besmetting
weg te wassen. ik hoor je stem door de telefoon
die niet besmet, warmte op afstand
ik denk aan je kind dat niets weet
dat blank in je slaapt, zich vast besloten voedt
laat het huis klaar zijn als het kind komt.

 

Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941)

 

De Nederlandse dichter, schrijver, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook alle tags voor F. Starik op dit blog.

 

Dode hoek

Mensen die je kent, mensen
die je best had kunnen kennen.
Een mevrouw die op een schoolplein stond
om haar kinderen weg te brengen, op te halen,
net als jij daar wachtte, soms met iemand sprak
maar meestal in gedachten – een gezicht
dat je als je het ergens anders tegenkwam
in verwarring bracht.

Zoals je winkeliers
alleen maar in hun winkel snapt.
Daarbuiten klopt iets niet.

Een gezicht dat jaren later
zomaar ergens op een fietspad fietst,
je was het jaren kwijt,
je weet het weer,
hebt bijna spijt.

 

De danser op de kade

Dagelijks denk ik aan de man
hier in de buurt die als de brug geopend was
wild begon te dansen
langs de Kosterverlorenvaart
en met zijn dans de schepen begeleidde
die zand naar IJburg brachten

hij sliep in een verloren hoekje
naast het skatepark en het hondenveld
in de beschutting van een elektriciteitshuisje
onder een struik en zijn matras
was altijd van urine nat

en sommige baasjes
ruimen de drollen niet op
om goed duidelijk te maken
dat ze schijt aan je hebben
dat het smerig is om buiten te slapen

en mijn man woonde daar
sliep in een klein hoekje
tussen verachting en respect
en nu is hij weg maar

hij danst voort in mijn gedachten.

 

F. Starik (1 juli 1958- 16 maart 2018)


De Nederlandse televisiemaker, schrijver en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers werd geboren in Groningen op 1 juli 1942. Zie ook alle tags voor Wim T. Schippers op dit blog.

Uit: Veelbelovend

‘Wat is dat voor geschreeuw, godverdomme!’
Gras schudde het hoofd, ‘Gespreeuw is het. En wat is dat voor gevloek, godverdomme!’
‘Weet u wel hoe laat het is?’
De veelbelovende kunstenaar: ‘Nee!’
‘Het is drie uur in de nacht!’
‘Dankuwel!’
Vandaag
was het halfvijf. Waar was zijn auto. Niet zoals gebruikelijk half op
de stoep voor de deur. Ook niet een eindje verderop met twee wielen in
het gras.

Ach!
Hij had ‘m gisterenochtend vroeg total loss gereden, was hij even
vergeten. Terwijl het toch geen geringe klap was. Meteen maar zelf de
politie gebeld. ‘Betrokken geraakt bij een aanrijdinkje. Zouden we best
samen zonder uw medewerking kunnen regelen, u heeft het tenslotte vast
druk genoeg, nietwaar. Toch zou ik graag zien dat u gauw kwam, anders
ben ik bang dat dit niet tot blikschade beperkt blijft maar dat er ook
een ambulance aan te pas moet komen. Heb me hier verschanst want… Laat
me met rust! Au! Niet doen! Blijf van me af!’

Hij
had gejammerd, en geklapperd met de ijzeren deur van de telefooncel.
‘Waar? Achter het Paleis! Help!’ Hij hing op, belde een taxi en liep
kalm terug naar zijn oude Toyota, die uit elkaar was gevallen. Een
gezette vijftiger in een te krap pak monsterde de glimmende Mercedes die
slechts een geschonden neus leek te hebben opgelopen. De man, een
louche zakentype met zorgvuldig over de kalende schedel gedrapeerde
haarsliertjes, kwam op hem af en beet hem toe: ‘Lijkt mij een duidelijke
zaak, misselijk stuk langharig werkschuw tuig.’

‘Moet u kijken hoe mijn auto erbij ligt. U reed veel te hard!’
‘Kan wel zijn, maar ik werk ook hard en ben elke dag vroeg op pad om zelf mijn brood te verdienen.’
‘Ik had wel dood kunnen zijn.’
‘Dat was dan mooi je eigen schuld geweest. Want jij sloeg links af en ik kwam voor jou van rechts, dus. Nietsvermoedend.’
‘Nietsvermoedend?
Je had gewoon beter uit je doppen moeten kijken, lul. Ik zat al lang en
breed in die bocht toen jij met een noodgang kwam aanzetten.’

‘En volgens mij heb jij een flinke slok op.’

 

Wim T. Schippers (Groningen, 1 juli 1942)

 

De Duitse schrijver Sascha Reh werd geboren op 1 juli 1974 in Duisburg. Zie ook alle tags voor Sascha Reh op dit blog.

Uit: Gegen die Zeit

„Während
draußen geschossen wurde, blieb ich in meinem Zimmer, hungrig, in
dumpfer Sorge vor einer Infektion, in Gedanken bei Ana. Ich tat nichts
als darauf zu warten, dass sie mich holten. Es würde sich nicht
ankündigen. Die Soldaten würden in der Nacht kommen oder am frühen
Morgen, sie wür-den nicht klopfen. Ich malte mir aus, wie sie mich aus
dem Haus schleifen und auf die Ladefläche eines ihrer Trucks prügeln
würden. Ich stellte mir vor, wie ein Gewehrkol-ben meinen Kiefer bräche,
fuhr mit der Zungenspitze über die Stelle, wo ein Zahn gewesen sein
würde. Versucht; mich vorgreifend an den Verlust von Dingen zu
gewöh-nen, die mir bislang selbstverständlich und teuer gewesen waren.
Dachte an meine Freunde, für die meine Gedan-kenspiele womöglich in
diesen Augenblicken Wirklichkeit wurden, an öscar, unser Team im CORPO
und bei INTEC. Meine Sorge lähmte jedes Handeln, betäubte mein Wollen,
sogar den Hunger. Seiiora Lorca, meine Vermieterin, hatte weder Telefon
noch Fernseher, im Radio waren nur schnarrende Anwei-sungen zu hören,
ansonsten Arbeiterlieder oder preußi- sehe Märsche, je nach Sender. Ich
wusste und erfuhr nichts über die Lage draußen, konnte sie nur am
Kreisen der Helikopter ermessen, mit denen man die Einhaltung der
Ausgangssperre kontrollierte, und an der Häufigkeit der Feuergarben. Die
Ereignisse schienen mich zu verhöhnen: Ich hatte im CORFO an der
Beschleunigung unserer Infor-mationen gearbeitet, an einem System, das
alles erfährt und nichts vergisst, einem rauschenden Strom allen
Wissens. Mit einem Mal war dieser Strom versiegt. Sefiora Lorca hatte
das Haus schon vor Monaten in Richtung Punta Arenas verlassen, wo ihr
Bruder wohnte. Ich wusste, das war ein schlechtes Zeichen. Sie hatte am
»Marsch der leeren Töpfe« teilgenommen, den scheinhei-ligen Protesten
gegen die Mangelwirtschaft, vorgebracht von jenen, die die Lebensmittel
in ihren eigenen Kellern und Garagen horteten: den Momios. Sie hatte
sich aus dem Staub gemacht, weil sie wusste, dass etwas bevorstand. Die
Stimme Pinochets im Radio war verzerrt, Frequen-zen pfiffen und
knarzten, doch ich verstand alles, worauf es ankam. Ich redete mir ein,
das Regime sei lediglich ein Provisorium, gültig für eine, vielleicht
zwei Wochen, Dik-tatur auf Zeit. Ich dachte es, ohne daran zu glauben;
mein Körper, von Panik vergiftet bis in die zitternden Nerven-spitzen,
wusste es besser.“

 

Sascha Reh (Duisburg, 1 juli 1974)


De Nederlandse schrijver Johannes Jacobus (Han) Voskuil werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor J. J. Voskuil op dit blog.

Uit: Afgang (Het Bureau 6)

“Hij
schoof zijn bordje in, bekeek het poortje tussen de loge en de keuken,
stapte de keuken in, groette Wigbold, die aan zijn tafel zat en toekeek,
en bekeek het ook aan de andere kant. ‘Zijn ze nu klaar?’ vroeg hij,
zich tot Wigbold wendend. ‘Het moet alleen nog geverfd.’ Maarten knikte.
‘Het is mooi geworden.’

‘Als ze maar niet denken dat ik daar ga zitten.’
‘Dat hoeft ook niet. Als u er maar bij kunt.’
‘En dan almaar heen en weer lopen zeker.’
‘Ik heb er nu drie keer gezeten,’ hij bedwong zijn irritatie, ‘er komen hooguit vijftien telefoontjes op een dag.’
‘Nou, dan hebt u zeker stille dagen gehad.’
‘Dat
kan,’ hij had geen zin daarover in discussie te gaan, ‘maar in ieder
geval hoeft u nu niet meer om te lopen,’ hij wendde zich af, de hal in,
ging de klapdeur door, nam de post van de balie en klom de achtertrap op
naar zijn kamer. Hij sloot de deuren van de bezoekerskamer en de
kaartsysteemkamer, legde de post op zijn bureau, zette zijn tas onder
zijn schrijfmachine, zette het raam op een kier, hing zijn jasje op,
knipte zijn bureaulamp aan en zette zich achter zijn bureau. Hij pakte
zijn briefopener, nam de bovenste brief van de stapel en sneed hem open.
Het was een mededeling van de vereniging voor historici dat ze drs. M.
Grosz bereid hadden gevonden als spreker op te treden op het eind maart
te houden congres over mentaliteitsgeschiedenis, in de plaats van drs.
De Vlaming. Het bericht verraste hem. Hij las het nog een keer over,
zich afvragend waarom Mark hem dat niet gezegd had en herinnerde zich
dat hij hem de laatste weken opvallend onvriendelijk had gevonden.

Terwijl hij daarover nadacht, kwam Joop de kamer in. ‘Morgen,’ zei ze. ‘Dag Joop,’ zei hij afwezig.
Ze
bleef bij zijn bureau staan. ‘Kan ik eigenlijk niet mee naar Münster?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, alleen de mensen van het
boedelbeschrijvingsonderzoek.’ Ze verborg haar teleurstelling. ‘Nou, dan
heb ik het eens een dag lekker rustig.’

‘Ik
denk erover om als dat congres achter de rug is een keer met zijn allen
naar het Zeemuseum te gaan,’ zei hij om haar te troosten. ‘Zoals toen
naar Arnhem.’ Hij knikte. ‘Is dat wat?’

‘Zeker
weten!’ Hij lachte. Terwijl ze zich afwendde en de kaartsysteemkamer
binnenging, legde hij de brief opzij en pakte de volgende.”

 

J. J. Voskuil (1 juli 1926 – 1 mei 2008)


De Nederlandse schrijfster Carry Slee werd geboren op 1 juli 1949 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Carry Slee op dit blog.

Uit: Verdacht

“Victor gooit een kussen naar Brahims hoofd. Dan trekt hij Tess naar zich toe en kust haar. Tess heeft het gevoel alsof ze zweeft. Ze hebben al een halm aar verkering, maar ze kan niet geloven dat het ooit uit zal gaan. Victor streelt Tess’ haar. Ze voelt zich zo gelukkig.
Ze pakt Victors gezicht en kust hem opnieuw.
Ze schrikken op als Rachel de deur opengooit.
‘Nee hè, zijn ze weer aan het zoenen? Ik dacht dat jullie aan het werk waren?’
‘Dat mocht toch niet van jou,’ zegt Tess. ‘We moesten op je wachten.’
‘En dat dóén jullie? Nounou, dat ik zo’n macht heb,’ zegt Rachel. ‘Nooit gedacht. Hé, luilak, wakker worden.’ Ze gaat op Brahims benen staan.
‘Au!’ Kreunend komt Brahim overeind. ‘Wat een beul ben jij.’ Hij grijpt Rachel, smijt haar op de grond en begint haar te kietelen. Maar als Victors moeder binnenkomt met cola en cake houdt hij gauw op.
‘Weten jullie wat ik net hoor?’ Victors moeder kijkt hen aan. ‘De juwelier in de Schoutenstraat is overvallen.’
‘Hè?’ zegt Victor. ‘Daar komen we net vandaan. ‘Is eh… is hij dood?’
‘Die arme man ligt met ernstige verwondingen in het ziekenhuis.’
‘Het is de vader van Fabian,’ zegt Brahim. ‘Wat erg voor hem.’
‘Ik ben er helemaal van in de war,’ zegt Victors moeder. ‘Je hoort dit zo vaak, maar dat het hier zo dichtbij gebeurt.’
‘Hebben ze op hem geschoten?’
‘Nee, de juwelier had een honkbalknuppel voor dit soort gevallen klaarliggen, maar die werd door dat tuig afgepakt. Ze hebben geen enkel spoor.’
‘Had hij geen beveiligingscamera dan?’
‘Geen idee,’ zegt ze. ‘We zullen het vanavond wel uitgebreid horen op het journaal.’ Dan gaat ze weer naar beneden.
Beduusd staren ze voor zich uit.
‘My god! Arme Fabian. Laat die stomme opdracht maar even zitten,’ zegt Brahim. ‘Daar heb ik nu even geen zin meer in.’
De anderen knikken. ‘Waar slaat het allemaal nog op,’ zegt Tess, ‘als je zoiets hoort…?’

 

Carry Slee (Amsterdam, 1 juli 1949)


De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

Sonnets Called “On the Sacredness” (Fragment)

Close by the jerkwater rancheros tonight, the round
gloom longs, a window in the gloom, an attitude in the window, a pleading
in the attitude, an unwitnessed
ravishment in the pleading. A man stands there in the window
thinking about how naked the water looks,
thinking the water looks like emptiness, it looks
like nothing. His heart
aches to think how many gamblers have broke down

on this highway? How many princesses of ice?
I know I’m suburban, I’ve got a shitty whiskey in my hand,
I work a job like eating a knife . . .
Everyone’s sperm all over my life,
the sad waiting. Here’s to the simple and endless
desperate person lifting this glass.

• • •

If you imagine you’re at the base of a cross coming out of your chest,
that its vertical beam is a café
and its crossbeam a bar of inebriates running along the rear of the café,
that you’re in a soft booth in the vertical beam of the cross
facing a blonde over whose shoulder you happen to glance
at the instant the TV above the bar
broadcasts the unmistakable image of fate,
the Vietnamese man getting a bullet shot into his ear,
then you understand that I had to stop
eating my squid stew. I started to cry.
Susan tried to make
some gesture, baby
playing in front of the cobra’s den,
and it was enough: I was lodged in the moment, we were the treasure.

 

Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)


De Engelse (Welshe) dichter Alun Lewis werd geboren op 1 juli 1915 in Cwmaman, in de buurt van Aberdare in Cynon Valley, Zuid-Wales. Zie ook alle tags voor Alun Lewis op dit blog.

 

Burma Casualty
(To Capt. G.T. Morris, Indian Army)

I

Three endless weeks of sniping all the way,
Lying up when their signals rang too close,
— Voeee, Ooee,’ like owls, the lynx-eyed Jap, —
Sleeplessly watching, knifing, falling back.
And now the Sittang river was there at last
And the shambles of trucks and corpses round the bridge
And the bridge was blown. And he laughed.

And then a cough of bullets, a dusty cough
Filleted all his thigh from knee to groin.
The kick of it sucked his face into the wound.
He crumpled, thinking ‘Death’. But no, not yet.
The femoral artery wasn’t touched.
Great velour cloaks of darkness floated up.
But he refused, refused the encircling dark,
A lump of bitter gristle that refused.
The day grew bloodshot as they picked him up.

 

Alun Lewis (1 juli 1915 – 5 maart 1944)
Cover biografie


De Franse schrijfster George Sand (pseudoniem van Amandine Lucile Aurore Dudevant, geboren Dupin) werd op 1 juli 1804 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor George Sand op dit blog.

Uit: Histoire du Rêveur


« Deuxième partie, Le grillon
– Qu’as-tu, créature mortelle, me dit un soir le bon Tricket, je ne te reconnais plus. D’où vient cet air sombre et abattu ? Quel malheur t’a donc frappée ? quelque argent mal employé, dissipé, perdu ? quelque mortification du sot amour-propre, car, vous autres, voilà vos affaires dans la vie. L’or et la vanité, c’est de quoi vous arracher des larmes et déchirer vos coeurs.
– Injuste ami, lui dis-je, quel plaisir prends-tu à humilier le genre humain dans ma personne, quand tu sais si bien que je n’ai pas l’esprit d’occuper ma vie avec les passions qui remplissent celle de mes semblables ? Un chagrin véritable flétrit mon coeur dans ce moment, et quand je t’en aurai fait le douloureux récit, tu pleureras avec moi.
– Voyons donc, dit Tricket, en s’appuyant sur le lumignon de ma lampe, conte-moi cela.
– Je vais te le lire, lui dis-je.
– Pouah ! dit Tricket ! de la douleur écrite ! ça ne vaudra pas le diable.
– Il ne s’agit pas de ce que tu crois : ce que je vais te lire est tout simplement ma lettre, que j’écris à Jane.
– A Jane ! dit Tricket. Ah ! quand donc le Grand Pouvoir qui dispose de moi m’enverra-t-il habiter le cerveau d’un être comme Jane ?
– C’est trop d’ambition pour toi, petit Tricket ; tu n’y gagnerais au reste pas tant que tu crois, car, avec moi, quelque fou que tu sois, tu conserves toujours une certaine supériorité de raison et de science qui me rend sensible à tes remontrances, au lieu qu’avec Jane tu serais si peu de chose ! Esprit fantasque, tu règnes ici, contente-toi de ma société.
– C’est bon, c’est bon, dit Tricket, mais je ne puis sans soupirer me rappeler Jane aux cheveux noirs, au long regard, à la voix douce, au sourire caressant ; cette créature n’est pas de la même argile que vous, ma chère.
– Aussi, Tricket, mon amitié pour elle est une sorte de culte. Mais écoute ma lettre et sache auparavant que Jane m’ordonna un jour de lui écrire un gros volume sur tel sujet qui me plaisait. Je commençai. Je n’achevai pas.
– C’est pour ne pas changer d’habitude, dit Tricket.
– Sans doute ; maintenant, je tâche d’éluder sa demande, en lui soumettant toutes les difficultés qu’entraîne son exécution. »

 

George Sand (1 juli 1804 – 8 juni 1876)
Hugh Grant als Chopin en Judy Davis als George Sand in de film „Impromptu“ uit 1991


Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2018 en ook mijn blog van 1 juli 2017 deel 2.

Remco Ekkers, F. Starik, Wim T. Schippers, J. J. Voskuil, Carry Slee, Denis Johnson, Alun Lewis, George Sand, Juan Carlos Onetti

De Nederlandse dichter en schrijver Remco Ekkers werd geboren op 1 juli 1941 in Bergen. Zie ook alle tags voor Remco Ekkers op dit blog.

 

Lezer

Waar in de bibliotheek zij zat
te lezen hoe woorden zich laten voegen
en niet begreep hoe een ander
moest lachen om de woorden
van een dichteres en vroeg
wat en hoe, waarom poëzie?

Hij, verbaasd dat niet iedere lezer
begreep waarom die woorden aandacht
trekken door hun muziek en betekenis
begon te begrijpen hoe klein de sekte was.

Vele jaren later steeds als hij
daar langs kwam, zag hij haar zitten
streng, gedisciplineerd en begreep
dat hij haar nooit bereiken zou
en ze wuifden naar elkaar zonder woorden.

 

De libellen

Waar de zwaan zwemt met vier jongen
over het kleine kratermeer Monticchio
zweven de blauwe libellen Calopterix Virgo.

Waar de vader zwaan de jongen bedreigt
die aan komt rennen om te vissen
vliegen rusteloos de blauwe libellen.

Waar de vader van de jongen zijn zoon redt
– angstig staat de jongen te wachten
tot de hand op zijn schouder hem rustig
leidt langs de blazende zwaan –

Daar dansen de blauwe libellen
over het water en schrijven hun brieven
over de zwaan, de jongen, het kratermeer.

 


Remco Ekkers (Bergen, 1 juli 1941)

 

De Nederlandse dichter, schrijver, beeldend kunstenaar, zanger en fotograaf F. Starik werd geboren in Apeldoorn op 1 juli 1958. Zie ook alle tags voor F. Starik op dit blog.

Uit: O teder lied. Bij Rainer Maria Rilkes Nieuwe gedichten

“Staat u mij dus toe een cruciale regel uit de eerste elegie in het Duits te citeren. Zo moeilijk is dat nu ook weer niet. En we gaan die engel straks nog nodig hebben. ‘Wie, als ik riep, zou mij dan horen uit de reien der engelen? En stel eens, één nam mij plotseling aan het hart: ich verginge von seinem stärkeren Dasein.’ Het is hier vertaald als ‘ik zou vergaan door zijn sterker bestaan’. Ik vind dat geen gelukkige keuze. Ik weet ook niet hoe dat beter moet, misschien is het een onoplosbaar probleem, maar wat had ik graag gezien dat Peter Verstegen zich met zijn wendbare elegantie hier eens aan waagde.
Het is tijd om op te merken dat Peter Verstegen de Neue Gedichte weergaloos heeft vertaald. Het lezen van een vertaling van Peter Verstegen is een verhelderende en plezierige exercitie; je valt van de ene verbazing in de andere. Hoe handig en slim hij dat heeft gedaan. Hoe hij goochelt met rijmschema’s, ritme, metrum, betekenis, stijl. Hoe hij, door soms ogenschijnlijk fors van het origineel af te wijken, dat origineel juist heel dicht nadert. Verstegen swingt.
In diezelfde intuïtief gerangschikte boekenkast moet zich ergens een exemplaar bevinden van de twintig liefdesgedichten van Rilke die Menno Wigman in 1997 heeft vertaald. Ik leen dus maar het exemplaar dat mijn geliefde in haar keurig alfabetisch geordende collectie heeft staan. Er is alleen even verwarring of het onder de W van Wigman dan wel de R van Rilke zal zijn gerubriceerd. Het blijkt de W van Wigman. Terecht: Wigman blijft in zijn vertalingen dicht bij zijn eigen stijlkenmerken als dichter. Het sluw verborgen halfrijm. De retorische drieslag van de opsomming. Verstegen is in de eerste plaats vertaler, al heeft hij zowel onder eigen naam als onder het pseudoniem Igor Streepjes enige poëzie gepubliceerd.”

 


F. Starik (1 juli 1958- 16 maart 2018)

 

De Nederlandse televisiemaker, schrijver en beeldend kunstenaar Wim T. Schippers werd geboren in Groningen op 1 juli 1942. Zie ook alle tags voor Wim T. Schippers op dit blog.

Uit: Veelbelovend

“Het afgewogen gat dat Harry en Hein lieten vallen in hun door anderhalve man en een paardenkop op gepaste afstand beluisterde tweespraak over Hegeliaanse dialectiek in het denken van Marx, werd prompt opgevuld met de zinsnede ‘en dan heb je nog je gas en je licht!’, toegevoegd door de aanschuivende, gemoedelijk ogende oude dikke gedragskunstenaar Gras Heyen. ‘Als het ware,’ nuanceerde een uit Gras Heyens schaduw opduikende magere jonge veelbelovende kunstenaar. Daar hadden de grote denker en de beroemde schaker niet van terug. ‘Eenieder wordt vriendelijk verzocht nu op te rotten, uw portier heeft ook recht op een seksleven,’ klonk aansluitend door het onherbergzame sociëteitslokaal. Hier en daar wat protest. Geruzie met de barman. Een gerenommeerd dichter sloeg met nieuwe vriendin en barkruk en al ruggelings tegen de vloer.
Lang geen gekke avond, stelde de veelbelovende kunstenaar vast. Veel onzin uitgekraamd, nog meer onzin opgevangen, een uur lang tot ergernis van velen weer eens fijn quatre-mains gespeeld met Gras Heyen, en passant gewonnen met sjoelbakken, mooie dingen bedacht – ook weer vergeten, maar toch. Geflikflooid met vrouwvolk. Misschien was zijn aanpak op het laatst te abrupt en/of te doortastend geweest want ze was er ineens vandoor, maar dat was voor een volgende keer dan wel weer een mooi aanknopingspunt, al had hij daar nu natuurlijk niet veel aan. En er viel niks te betalen want hij had hier en daar goed getimed een praatje aangeknoopt en onopvallend van rondjes geprofiteerd.
Weer eens als laatste kloste hij de steile houten trap af. Uitdagend gloorde de ochtend hem tegemoet. Hij schopte een berg kartonnen dozen vol horeca-afval van de stoep. Hij miste het geruststellende geritsel van de twee grote populieren die tot voor kort sinds jaar en dag, ver verheven boven het lamlendig struikgewas en het sleetse gras met in perkjes gevangen timide bloeiende plantjes, het aanzien van het pleintje bepaalden. De gemeentelijke plantsoenendienst had kennelijk ingezien dat die populieren er wel wat raar bij stonden en gedacht die misstand te kunnen rechtzetten, niet met het verplaatsen van de laag-bij-de-grondse begroeiing, maar met het omzagen van de hoge bomen. Daarmee waren ook de traditionele spreeuwen beroofd van een riante verzamelplek voor de trek. Eens, in een heldere oktobernacht, had hij Gras Heyen gewezen op zo’n bijeenkomst. Die wendde zich tot het vogelvolk, sprak en zei: ‘Dondert op met uw gekwetter! Vliegt op! En wel nu!’ En zie, zij vlogen op, scheerden in duikvlucht om de mannen heen en trokken zuidwestwaarts. Waarop Gras riep: ‘Niet zo bedoeld, kom maar weer terug, het spijt me!’ Maar ze wilden hem niet meer horen. Of ze hoorden hem echt niet. Die spreeuwen, welteverstaan. Want her en der werden ramen opengeschoven.”

 

 
Wim T. Schippers (Groningen, 1 juli 1942)

 

De Nederlandse schrijver Johannes Jacobus (Han) Voskuil werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren. Zie ook alle tags voor J. J. Voskuil op dit blog.

Uit: Das Büro 1: Direktor Beerta (Vertaald door Gerd Busse)

“Waren Sie gerade am Arbeiten?” fragte er.
“Ich bin immer am Arbeiten”, antwortete Beerta. Er sah Maarten unbewegt an. “Ich hab dich lange nicht gesehen.” Es klang vorwurfsvoll.
“Wir haben ein Jahr in Groningen gewohnt”, sagte Maarten. “Ich war dort Lehrer.”
Beerta nickte. “Ich war auch Lehrer”, erwiderte er, so, als wenn das die Sache damit besser machte. “Und was tust du jetzt?”
“Nichts.”
“Nichts!” wiederholte Beerta. Er spitzte seine Lippen, halb erstaunt, halb ironisch. “Ich glaube, ich wäre darüber nicht so begeistert.” Er stand auf. “Wollt ihr vielleicht noch eine Tasse Tee?”
“Ob es ihm paßt, daß wir hergekommen sind?” fragte Nicolien, als Beerta das Zimmer verlassen hatte.
“Natürlich paßt es ihm”, sagte Maarten entschieden, aber er war sich seiner Sache nicht sicher. Er ließ seinen Blick über die große, eingerahmte Zeichnung eines Bauernjungens schweifen, ein Werk von Toorop oder von van Konijnenburg, betrachtete das Batiktuch, das dahinter über den Kaminsims drapiert war, sowie die dunklen Möbel und bestickten Kissen, die dem Raum etwas Unvergängliches gaben, ein Eindruck, der durch das langsame Ticken einer Pendeluhr im vorderen Zimmer noch verstärkt wurde. Es hing ein etwas drückender, leicht parfümierter Geruch im Raum, der ihn vage an das Zimmer seiner Großmutter erinnerte, in den letzten Jahren vor ihrem Tod.
“Von Klaas de Ruiter höre ich auch nichts mehr”, sagte Beerta, als er wieder in den Raum kam. Vorsichtig hantierte er mit einer Teekanne, die in einem in den Farben Rosa, Braun und Blau gestrickten Kannenwärmer steckte und aus der nur der Griff und der Ausguß herausragten.
“Der ist auch Lehrer”, sagte Maarten.
“Das weiß ich”, entgegnete Beerta trocken. “Aber ist das ein Grund, mich nicht mehr zu besuchen?”
“Vielleicht hat er viel zu tun”, wandte Nicolien ein. Sie lachte nervös.
“Wir haben alle viel zu tun”, sagte Beerta und verzog dabei ironisch seine Mundwinkel, “außer Maarten natürlich. Möchtet ihr Milch und Zucker?”
Sie bekamen einen Keks aus einer alten Blechtrommel, deren Blümchenmuster bereits an mehreren Stellen verschlissen war.“

 


J. J. Voskuil (1 juli 1926 – 1 mei 2008)

 

De Nederlandse schrijfster Carry Slee werd geboren op 1 juli 1949 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Carry Slee op dit blog.

Uit: #Laatstevlog

“Roos kijkt ongeduldig naar Femke, die in de aula bij de koffi eauto- maat met Jesse staat te praten. Ze wil naar hen toe gaan, maar weet niet of ze hen wel kan storen, want het gesprek ziet er heel serieus uit. Een eindje bij hen vandaan gaat ze zitten en ze haalt haar tablet uit haar rugzak Als ze dan toch moet wachten, dan kan ze mooi even haar Instagram-account checken. Roos bekijkt de foto die ze gisteravond heeft gepost. Chill! Al meer likes dan bij de vorige foto. Jammer genoeg heeft ze vandaag geen tijd om nog meer te posten. Ze moeten taarten bakken. Misschien hebben ze er nog wel meer bestellingen bijgekregen vanochtend. Roos checkt haar mail. Zie je wel, nog een bestelling. Dat zijn al drie taarten! Femke moet nu wel opschieten.
De deur van de aula gaat open. Gijs staat in de deuropening. Hij kijkt naar Femke. Wat een timing! Femke pakt Jesse vast en geeft hem een knuff el. Roos schrikt van Gijs’ kwade gezicht. Zal ze naar hem toe gaan en zeggen dat het niet is wat hij denkt? Femke is niet verliefd op Jesse, ze zijn gewoon vrienden. Maar Gijs draait zich om en loopt woedend weg. Laat maar, denkt Roos. Femke lost het wel weer op. Ze hebben wel vaker ruzie. Als het niet om Jesse is, dan gaat het wel ergens anders over.
Roos kijkt weer naar haar telefoon. Als ze ziet hoe laat het is, schrikt ze. Nu moet Femke toch echt komen, anders krijgen ze de bestellingen nooit af. Net op het moment dat Roos haar vriendin wil waarschuwen, geeft Femke Jesse een kus en komt naar haar toe.
‘Hèhè,’ verzucht Roos.
‘Sorry!’ Femke wacht tot Jesse de deur van de aula achter zich dichtdoet. ‘Ik moest echt even naar Jesse luisteren. Hij was zo zielig.”

 


Carry Slee (Amsterdam, 1 juli 1949)
Cover

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Denis Hale Johnson werd geboren op 1 juli 1949 in München. Zie ook alle tags voor Denis Johnson op dit blog.

 

Heat

Here in the electric dusk your naked lover
tips the glass high and the ice cubes fall against her teeth.
It’s beautiful Susan, her hair sticky with gin,
Our Lady of Wet Glass-Rings on the Album Cover,
streaming with hatred in the heat
as the record falls and the snake-band chords begin
to break like terrible news from the Rolling Stones,
and such a last light—full of spheres and zones.
August,
you’re just an erotic hallucination,
just so much feverishly produced kazoo music,
are you serious?—this large oven impersonating night,
this exhaustion mutilated to resemble passion,
the bogus moon of tenderness and magic
you hold out to each prisoner like a cup of light?

Quickly Aging Here

1
nothing to drink in
the refrigerator but juice from
the pickles come back
long dead, or thin
catsup. i feel i am old

now, though surely i
am young enough? i feel that i have had
winters, too many heaped cold

and dry as reptiles into my slack skin.
i am not the kind to win
and win.
no i am not that kind, i can hear

my wife yelling, “goddamnit, quit
running over,” talking to
the stove, yelling, “i
mean it, just stop,” and i am old and.

 

 
Denis Johnson (1 juli 1949 – 24 mei 2017)

 

De Engelse (Welshe) dichter Alun Lewis werd geboren op 1 juli 1915 in Cwmaman, in de buurt van Aberdare in Cynon Valley, Zuid-Wales. Zie ook alle tags voor Alun Lewis op dit blog.

 

Goodbye

So we must say Goodbye, my darling,
And go, as lovers go, for ever;
Tonight remains, to pack and fix on labels
And make an end of lying down together.

I put a final shilling in the gas,
And watch you slip your dress below your knees
And lie so still I hear your rustling comb
Modulate the autumn in the trees.

And all the countless things I shall remember
Lay mummy-cloths of silence round my head;
I fill the carafe with a drink of water;
You say ‘We paid a guinea for this bed,’

And then, ‘We’ll leave some gas, a little warmth
For the next resident, and these dry flowers,’
And turn your face away, afraid to speak
The big word, that Eternity is ours.

Your kisses close my eyes and yet you stare
As though god struck a child with nameless fears;
Perhaps the water glitters and discloses
Time’s chalice and its limpid useless tears.

Everything we renounce except our selves;
Selfishness is the last of all to go;
Our sighs are exhalations of the earth,
Our footprints leave a track across the snow.

We made the universe to be our home,
Our nostrils took the wind to be our breath,
Our hearts are massive towers of delight,
We stride across the seven seas of death.

Yet when all’s done you’ll keep the emerald
I placed upon your finger in the street;
And I will keep the patches that you sewed
On my old battledress tonight, my sweet.

 


Alun Lewis (1 juli 1915 – 5 maart 1944)
Cover brievenboek

 

De Franse schrijfster George Sand (pseudoniem van Amandine Lucile Aurore Dudevant, geboren Dupin) werd op 1 juli 1804 geboren in Parijs. Zie ook alle tags voor George Sand op dit blog.

Uit: Journal intime

„L’homme se sait nécessaire à la femme.
Il a trop d’imbécile confiance et, soit cupidité, soit galanterie, soit vanité, la plupart des femmes sont trop intéressées par leur amour pour qu’il ne s’arroge pas un pouvoir despotique sur elles, dans l’amour, comme dans la haine.
La femme n’a qu’un moyen d’alléger son joug et de conserver son tyran, quand son tyran lui est nécessaire : c’est de le flatter bassement. Sa soumission, sa fidélité, son dévouement, ses soins, n’ont aucun prix aux yeux de l’homme ; sans tout cela, selon lui, il ne daignerait pas se charger d’elle. Il faut qu’elle se prosterne et lui dise : « Tu es grand, sublime, incomparable. Tu es plus parfait que Dieu ! Ta face rayonne, ton pied distille l’ambroisie, tu n’as pas un vice et tu as toutes les vertus. Aucun mortel ne peut t’être comparé, je ne dis pas par moi qui suis éblouie de l’éclat de tes regards, mais par ce peuple stupide qui devrait se prosterner quand tu passes et t’élire roi de l’univers ; quand tu me frappes, je suis glorieuse , quand tu me repousses du pied, mon sort est préférable à celui de tous les êtres, t’appartenir est une telle gloire que le genre humain tout entier voudrait se mettre à ma place s’il savait quel honneur y est attaché. » Et pourtant, ces aberrations sont quelquefois dans l’amour le plus pur et le plus vrai. Mais si elles ne sont suivies de réactions violentes, n’y crois pas, homme imbécile, car celle qui t’adore sans cesse, te méprise en secret, celle-la seule qui t’accepte imparfait, et te subit injuste, t’aime avec désintéressement. Mais, fat imprudent, tu ne veux pas qu’on te pardonne, tu veux qu’on croie et qu’on prétexte n’avoir rien à te pardonner. Tu veux qu’on baise la main qui frappe et la bouche qui ment. Cherche donc l’objet de ton amour dans la fange, et empêche tout un rêve d’en sortir tant que tu seras toi-même une idole debout, car si la femme n’ennoblissait, tu serais forcé, pour demeurer son supérieur, de t’ennoblir et de te purifier aussi et c’est ce que tu ne sais, ne peux, ni ne veux faire.”

 


George Sand (1 juli 1804 – 8 juni 1876)
Cover Engelse uitgave

 

De Urugayaanse schrijver Juan Carlos Onetti werd geboren op 1 juli 1909 in Montevideo. Zie ook alle tags voor Juan Carlos Onetti op dit blog.

Uit: Das kurze Leben (vertaald door Curt Meyer-Clason)

“Santa Rosa
“Verrückte Welt”, sagte noch einmal die Frau, als zitiere, als übersetze sie.
Ich hörte sie durch die Wand. Ich stellte mir ihren Mund vor, wie er sich vor dem nach gärenden Nahrungsmitteln riechenden eisigen Atem des Kühlschrankes bewegte oder vor dem braunen Holzperlenvorhang, der vermutlich steif zwischen dem Abend und dem Schlafzimmer hing und die Unordnung der jüngst eingetroffenen Möbel verdunkelte. Zerstreut lauschte ich den abgehackten Sätzen der Frau, ohne an das zu glauben, was sie sagte.
Als ihre Stimme, ihre Schritte, ihr Morgenrock und ihre dicken Arme – so stellte ich sie mir vor – von der Küche ins Schlafzimmer wanderten, wiederholte ein Mann einsilbige Worte, stimmte zu, ohne sich völlig dem Spotten zu überlassen.
Die Hitze, welche die Frau im Gehen durch schnitt, schloß sich wieder, füllte die Ritzen und legte sich schwer auf alle Zimmer, auf die Hohlräume der Treppen, in die Ecken des Gebäudes.
Die Frau ging in dem einzigen Raum der Wohnung nebenan auf und ab, ich hörte sie vom Bad aus, den Kopf unter den fast unhörbaren Regen der Dusche gebeugt.
“Auch wenn es mir das Herz in winzige Stücke zerreißt”, sagte die Stimme der Frau leicht singend, nach jedem Satz den Atem anhaltend, als tauche jedes Mal ein hartnäckiges Hindernis auf, um sie davon abzuhalten, etwas zu bekennen, “schwöre ich, werde ich ihn nicht auf den Knien anflehen. Er hat es so gewollt, und nun hat er es. Auch ich habe meinen Stolz. Auch wenn es mir weher tut als ihm.”
“Komm, komm”, sagte der Mann versöhnlich. Kurze Zeit lauschte ich der Stille in der Wohnung, in dessen Mitte jetzt Eisstückchen in Gläsern quirlten. Der Mann war vermutlich in Hemdsärmeln,
vierschrötig und dicklippig; sie zog nervöse Grimassen, trübselig wegen des Schweißes, der ihr von der Oberlippe und der Brust rann.“

 


Juan Carlos Onetti (1 juli 1909 – 30 mei 1994)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 1e juli ook mijn blog van 1 juli 2017 deel 2.

Alun Lewis

De Engelse (Welshe) dichter Alun Lewis werd geboren op 1 juli 1915 in Cwmaman, in de buurt van Aberdare in Cynon Valley, Zuid-Wales. Zijn vader en moeder werkten allebei in het onderwijs en hij had een jongere zus, Mair en twee broers. Tegen de tijd dat hij een beurs won voor de Cowbridge Grammar School, was hij al geïnteresseerd in schrijven. Hij ging verder studeren aan de Aberystwyth University en de University of Manchester. Hoewel hij in Zuid-Wales werd geboren, schreef hij alleen in het Engels. Lewis was niet succesvol als journalist en verdiende in plaats daarvan zijn brood als vervangend leraar. Hij ontmoette de dichter Lynette Roberts (wiens gedicht “Llanybri” een uitnodiging voor hem vormde om haar thuis te bezoeken), maar ze was getrouwd met een andere dichter, Keidrych Rhys. In 1939 ontmoette Lewis Gweno Ellis, een lerares, met wie hij op 5 juli 1941 trouwde. Na het uitbreken van WO II trad Lewis eerst toe tot de Royal Engineers van het Britse leger, omdat hij een pacifist was die de nederlaag van het fascisme wilde helpen bevorderen en vocht desondanks later in een infanteriebataljon. In 1941 werkte hij samen met de kunstenaars John Petts en Brenda Chamberlain aan de “Caseg broadsheets”. Zijn eerste gepubliceerde boek was de poëziebundel “Raider’s Dawn and other poems” (1942) , gevolgd door een bundel korte verhalen “The Last Inspection” (1942). In 1942 werd hij met de South Wales Borderers.naar Indiagezonden. Lewis stierf op 5 maart 1944 in Birma, waar gestreden werd tegen de Japanners. Hij werd in zijn hoofd geschoten, na het scheren en wassen, bij de latrines van de officieren, met zijn revolver in zijn hand, en stierf zes uur later aan de wond. Ondanks dat het een geval van zelfmoord was, concludeerde het leger na een onderzoek dat hij was gestruikeld en dat het een ongeluk was. Lewis’ tweede gedichtenbundel “Ha!Ha! among the trumpets. Poems in transit” werd gepubliceerd in 1945, en zijn “Letters from India” in 1946.

 

All day it has rained

All day it has rained, and we on the edge of the moors
Have sprawled in our bell-tents, moody and dull as boors,
Groundsheets and blankets spread on the muddy ground
And from the first grey wakening we have found

No refuge from the skirmishing fine rain
And the wind that made the canvas heave and flap
And the taut wet guy-ropes ravel out and snap,
All day the rain has glided, wave and mist and dream,
Drenching the gorse and heather, a gossamer stream
Too light to stir the acorns that suddenly
Snatched from their cups by the wild south-westerly
Pattered against the tent and our upturned dreaming faces.
And we stretched out, unbuttoning our braces,
Smoking a Woodbine, darning dirty socks,
Reading the Sunday papers – I saw a fox
And mentioned it in the note I scribbled home;

And we talked of girls and dropping bombs on Rome,
And thought of the quiet dead and the loud celebrities
Exhorting us to slaughter, and the herded refugees;
-Yet thought softly, morosely of them, and as indifferently
As of ourselves or those whom we
For years have loved, and will again
Tomorrow maybe love; but now it is the rain
Possesses us entirely, the twilight and the rain.

And I can remember nothing dearer or more to my heart
Than the children I watched in the woods on Saturday
Shaking down burning chestnuts for the schoolyard’s merry play
Or the shaggy patient dog who followed me
By Sheet and Steep and up the wooded scree
To the Shoulder o’ Mutton where Edward Thomas brooded long
On death and beauty – till a bullet stopped his song.

 

 
Alun Lewis (1 juli 1915 – 5 maart 1944)