Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Joseph Zoderer, Augusta de Wit, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2007.

Uit: Die Freundschaft (Vertaald door Hanni Ehlers)

 

“Unzählige Male habe ich meine Mutter von meiner Geburt erzählen lassen. Ich fand diese Geschichte schrecklich und schön zugleich. Schrecklich, weil ich meiner Mutter von Anfang an so viel zu schaffen gemacht hatte, das ich mir, wenn ich das hörte, immer inständig wünschte, ich könne meine Geburt nocheinmal machen, normal, an einem milden Maitag, an dem es weder zu kalt noch zu warm war um mich zur Welt zu bringen, und daß ich noch einmal aus ihr herauskommen könnte, ohne daß irgend jemand davon krank werden könnte.
Das schönste an der Geschichte war, zu hören, wie sehr meine Mutter mich damals geliebt hatte, so sehr, daß sie aus Angst, mich zu verlieren, tagelang wirres Zeug redete……

 

(…)
Wer zuviel ist oder trinkt, macht sich abhängig von etwas, das immer greifbar ist und ihm nicht im Stich lassen kann . Es ist eine bewusst gewählte Gesellschaft mit dem Versprechen auf Ewigkeit.
In einer Sucht verbirgt sich die Sehnsucht nach dem Schicksal der Familie, danach, der Aufgabe zu entrinnen, vor die man durch ein Leben in Freiheit gestellt ist.
Ein Süchtiger will das unmögliche, nämlich Bindung und Unabhängigkeit zugleich, und das Verrückte ist, dass ihm das auch noch gelingt…….”

 

Palmen

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: Frans Kellendonk in dispuut met Maarten ’t Hart

„Kellendonk: Heel beknopt zou je kunnen zeggen dat voor jou literatuur op de eerste plaats zelfexpressie is, terwijl voor schrijvers in de traditie van Joyce, Nabokov, waaronder wellicht de Revisorauteurs, literatuur een vorm is van onderzoek, onderzoek door middel van de verbeelding. Voor schrijvers die zich met dat laatste bezighouden is het materiaal waarmee ze werken, de taal, natuurlijk uiterst belangrijk. Je hebt gezegd dat je weinig voelt voor een ‘wereld-in-woorden’-opvatting van kritiek, die een roman beschouwt als een autonoom taalbouwsel. Daaraan gepaard gaat een zekere geringschatting van stijl…

’t Hart: Nou ja, geringschatting. Stijl is wel erg belangrijk, maar precies voor zover het de schrijver lukt om zichzelf daarin uit te drukken, voor zover hij die zelfexpressie maximaal dient. Dat geldt ook voor vorm. Alle literaire middelen die je ten dienste staan om die zelfexpressie zo groot mogelijk te maken en zo eerlijk mogelijk – hoewel ‘eerlijk’ hier een moeilijk begrip is, want schrijven is liegend de waarheid vertellen
– zijn verschrikkelijk belangrijk. Maar als Flaubert, met al zijn literaire vermogen, want dat was natuurlijk enorm groot, tóch in zijn romans kans ziet om zichzelf helemaal te verstoppen, terwijl hij juist in zijn brieven, waarin hij lang niet zoveel aandacht aan de stijl besteedt, waarin die literaire expressiemiddelen lang niet zo gepolijst en verfijnd zijn, veel meer van zichzelf prijsgeeft, dan vind ik op dat moment de stijl waarin die romans zijn geschreven blijkbaar eer een hinderpaal voor een maximale zelfexpressie.

Hart

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zij behoort tot het Waanyi volk en is een activiste voor het recht op land. Haar vader stierf toen zij drie jaar was en zij groeide op met haar moeder en grootmoeder in Cloncurry, Queensland. Haar eerste boek Plains of Promise uit 1997 werd voorgedragen voor verschillende prijzen en diverse keren herdrukt. In 2006 ontving zij de Miles Franklin Award voor haar roman Carpentaria. Zij schreef er zes jaar aan en werd door alle grote uitgeverijen geweigerd totdat het door een onafhankelijke uitgever in 2006 uitgebracht werd. Het won ook nog de 2007 Fiction Book award in the Queensland Premier’s Literary Awards, de 2007 ALS Gold Medal en de  2007 Vance Palmer Prize for Fiction

 

Uit : Carpentaria

 

Mozzie saw visions when he drifted off with the hot temperatures or the silence and began speaking to himself. The men would overhear him saying things like ‘The skies have become a sea of hands.’ ‘There are too many, everything moving too fast and thick like a nest of worms twisting, hands turning, convulsing hands, attacking the place like missiles.’ Nobody claimed they ever saw what the Fishman was watching, while looking where he looked, following his eyes glinting in the sun. Some old wise men moved closer behind the Fishman in case, they said, ‘We might capture his line of vision.’ They were determined people the old wise men. There was also a lot of nervousness in the convoy. But the more inquisitive wanted to know what he saw. So, Fishman explained. He said it was hard to keep up with all the hands sliding everywhere, created by a special luminance caught in the fractures of light. He described how he saw hands touching everything in the community. ‘Hands too many,’ he whispered, coughing, ‘running like mice all over every dwelling, trying to reshape, push, mould, trying to make things different. White hands.’…Sometimes he could see thousands of these hands at work. He could see them killing Aboriginal people…“

 

Alexis_Wright

Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Hij is tegenwoordig de best verkopende en meest vertaalde auteur van Spanje. Enkele van zijn boeken werden verfilmd. Hij begon zijn carrière als journalist en was oorlogscorrespondent in verschillende Afrikaanse landen voor Pueblo , en later voor de Spaanse nationale televisie. Hij schreef onder andere De koningin van het zuiden en De club Dumas .De film Ninth Gate van Roman Polanski is gebaseerd op een van zijn verhalen. Het bekendst is zijn reeks boeken over kapitein Alatriste, een soort musketier die in de 17de eeuw met het zwaard tekeer ging tegen de Spaanse inquisitie.

 

Uit: Captain Alatriste

 

“He was not the most honest or pious of men, but he was courageous. His name was Diego Alatriste y Tenorio, and he had fought in the ranks during the Flemish wars. When I met him he was barely making ends meet in Madrid, hiring himself out for four maravedís in employ of little glory, often as a swordsman for those who had neither the skill nor the daring to settle their own quarrels. You know the sort I mean: a cuckolded husband here, outstanding gambling debts there, a petty lawsuit or questionable inheritance, and more troubles of that kind. It is easy to criticize now, but in those days the capital of all the Spains was a place where a man had to fight for his life on a street corner lighted by the gleam of two blades.

In all this Diego Alatriste played his part with panache. He showed great skill when swords were drawn, even more when with ­left-­handed cunning he wielded the long, narrow dagger some call the vizcaína, a weapon from Biscay that professionals often used to help their cause along. If a knife will not do it, the vizcaína will, was the old saying. The adversary would be concentrating on attacking and parrying, and suddenly, quick as lightning, with one upward slash, his gut would be slit, so fast he would not have time to ask for confession. Oh yes, Your Mercies, those were indeed harsh times.

Captain Alatriste, as I was saying, lived by his sword. Until I came into the picture, that “Captain” was more an honorary title than a true rank. His nickname originated one night when, serving as a soldier in the king’s wars, he had to cross an icy river with ­twenty-­nine companions and a true captain. Imagine, Viva España and all that, with his sword clenched between his teeth, and in his shirtsleeves to blend into the snow, all to surprise a Hollandish contingent.’

 

Arturo_Perez-Reverte_autor_saga[1]

Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Duitstalige (Italiaanse) schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. In 1940 trok zijn familie naar het Zwitserse Graz en het gymnasium bezocht hij in Widnau. Van 1957 tot 1963 studeerde Zoderer rechten, filosofie, theaterwetewnschappen en psychologie in Wenen, maar deze studies maakte hij niet af. Hij werkte in dezelfde tijd als journalist voor verschillende kranten. Ein jaren vijftig verscheen zijn eerste literaire werk, zowel poëzie als proza. Zijn romandebuut kwam in 1976 met Das Glück beim Händewaschen. De schrijver ziet zich zelf als een „deutschsprachiger Autor mit österreichischer kultureller Prägung mit italienischem Pass“.

 

Uit: Der Schmerz der Gewöhnung

 

„Bald nach Natalies Tod hatte dieses Kopfweh begonnen, eigentlich mit dem Knarren des Friedhofstors, als es ins Schloß fiel. Vor vielen Jahren jedenfalls schon. Ein dumpfer Druck, der plötzlich einsetzte, wenn er alles wieder vor sich sah. Auch mitten in der Nacht. Obwohl er nicht dabei gewesen war, eine Woche vor ihrem neunten Geburtstag. Aber er sah alles vor sich, als ob er zugeschaut hätte, sah auch das durchsichtige, leicht chlorisierte bläuliche Wasser.
Durch das offenstehende Fenster drang die kühle Nachtluft ins Zimmer, aber noch nicht genug Dämmerlicht, daß er Maras Gesicht auf dem Kissen neben sich hätte betrachten können. Er hörte eine Weile ihrem leisen Atmen zu, dann streckte er den Rücken durch, legte die Hände flach auf den Bauch, dachte sich als Embryo, halb eingerollt in se
inem Bauch. Das Kopfweh ließ nicht nach, es mußte schon im Schlaf da gewesen sein und war stärker und stärker geworden, bis es ihn geweckt hatte. Ein dumpfes Drücken, von innen gegen sein Schädeldach. Ohne die Lampe anzuknipsen, schob er die Beine zum Bett hinaus, tastete nach der Tür. Im Bad machte er Licht, sah auf die Armbanduhr: halb vier. Sein Gesicht sah ihn im Spiegel forschend an, er hatte nicht getrunken, seit Wochen, Monaten hatte er nicht mehr getrunken. Jetzt, da er vor dem Spiegel stand, ließ der Kopfdruck nach; er trat auf die Terrasse hinaus: durch einen dichten Hochnebelschleier schimmerte ein halber Mond. Es würde ein sonniger Tag werden, ein heißer Spätsommertag. Langsam gewöhnte sich sein Blick an das Dämmergrau, er atmete tief durch. Die Kopfschmerzen waren verschwunden – die frische Luft, sagte er sich, aber als er wieder im Bett lag, auf dem Rücken, war der Druck erneut da.“

 

Zoderer

Joseph Zoderer (25 november 1935)

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Haar vader Jan Carel de Wit was op Sumatra werkzaam als resident. Haar vroege jeugd bracht ze door in Indië. Na in Utrecht de HBS te hebben doorlopen studeerde ze Engels in Londen en Cambridge. In 1894 keerde ze weer naar Indië terug om in Batavia aan de HBS les te gaan geven. Haar werk en woonomgeving in Batavia vergden veel van haar gezondheid. Na twee jaar werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, ging ze in 1896 voor de Engelstalige krant Singapore Straits Times schrijven. De artikelen die ze schreef werden gebundeld onder de titel Facts and fancies about Java (1898 ). Hiermee was haar debuut in het Engels een feit. De Wit wordt beschouwd als een schrijfster uit de literaire stroming der ethici. Met name in haar vroege werk is beïnvloeding van de Tachtigers terug te vinden, zoals in Gods goochelaartjes uit 1932. Haar natuurbeschrijvingen zijn veel geprezen. Haar bekendste werk is Orpheus in de dessa uit1903.

 

Uit: Orpheus in de dessa

 

„In de stilte en de eenzaamheid van den nacht was het een enkele toon geweest – een klare helder-hooge toon, die aangestreken kwam op de lamplichte galerij en trilde, en al weder voorbij was, weg over de rivier en de blank-beglinsterde suikerriet-velden, de verte in.

Nu was het weer stil.

De jonge man zag op van zijn boek.

Wat was dat geweest? Een vogel? Het klonk bijna als wielewaal-geroep.

Een wielewaal in den middernacht! Waarom niet, hier in Indië, waar alles zoo vreemd was en verrassend, dat het gewone niet van het onmogelijke onderscheiden kon worden?

Alles was stil nu.

Alleen in het bamboe-boschje, op het maanlichte grasveld, tjilpte en kriekte een krekel. En vanwaar de rivier opschemerde tusschen blauwig-beglansd riet, kwam een kabbelend gemurmel, bijna onhoorbaar.

Anders niet.

Hij hervatte den zin in het boek.

‘…. zoodat met de dus veranderde constructie, de machine, ah ja, – een besparing van arbeidskracht – hier, de tabel….’

Hij ging de reeksen cijfers na.

‘Ja, dat geeft dus….’

– Daár! weer!

Weer zulk een klare, helderhooge toon, opzingend door de wijde stilte. En nu nog een, en een derde, het werd een lange vlucht van geluiden, die éen voor éen voorbijzweefden die eerstelingen achterna. Éen voor éen, zuivere volle tonen.

Hij luisterde, de lippen een weinig openend in zijne aandacht, als om het geluid in te ademen. En nu herkende hij het, dat was de toon van een soelingan, een inlandsche fluit, als des avonds wel door de dessa klinkt, waar een jonge man zijn meisje, opgesloten bij haar ouders in

’t nauwe huis, naar buiten lokt met een minnedeuntje.“

 

De_Wit

Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939) 

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: A Battle For Live

 

„A battle to save life has recently been waged at the Kwangtze Hospital in Shanghai. This battle is not yet over, but it has already caused a great sensation in the whole city. The producers of the local film studio came over to make a film of it. The writer of the scenario was in the hospital gathering material, and in talking to a young doctor he asked incidentally, “When I write the scenario, which person should I make the hero?” The doctor was the assistant secretary of the Party branch of the medical department, who had taken an active part in this battle. After a moment’s thought he replied, “Really I can’t say, but if you want to write this story correctly, you’d better mention everybody, by that, I mean all the people.” He was correct when he said, “Every time I talk about this case I can’t help leaving out some people and facts, but the basis of the story and most worthy of mention are the masses. The Party linked up the hearts of all these people like a string of pearls, connecting them together into one whole and it was this whole that saved the life of our comrade Chiu Tsai-kang.”

Nevertheless the writer of the scenario did finally find one outstanding character for the film. In going in and out of the hospital everyday he heard the name of one person being constantly repeated, that name was Chiu Tsai-kang, more intimately called, “Lao Chiu.” This patient attracted numberless people to his side, who encircled him and offered him all available resources. So many people cared for him and loved him! The writer knew that if he could interpret the drama which was performed in the Kwangtze Hospital through the character of this one man, it would surely move the heart of every audience.

bajinold

Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)

 

 

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

Through These Pale Cold Days

  

Throu
gh these pale cold days

What dark faces burn

Out of three thousand years,

And their wild eyes yearn,

 

While underneath their brows

Like waifs their spirits grope

For the pools of Hebron again–

For Lebanon’s summer slope.

 

They leave these blond still days

In dust behind their tread

They see with living eyes

How long they have been dead. 

 

 

In the Trenches

  

I snatched two poppies

From the parapet’s ledge,

Two bright red poppies

That winked on the ledge.

Behind my ear

I stuck one through,

One blood red poppy

I gave to you.

 

The sandbags narrowed

And screwed out our jest,

And tore the poppy

You had on your breast …

Down – a shell – O! Christ,

I am choked … safe … dust blind, I

See trench floor poppies

Strewn. Smashed you lie. 

 

Isaac_Rosenberg_-_Selfportrait

Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret

 

 

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: The Maias

 

„The house in Lisbon to which the Maias moved in the autumn of 1875 was known in Rua de São Francisco de Paula, and in the surrounding area of Janelas Verdes, as the Casa do Ramalhete, the House of the Bouquet of Flowers, or, more simply, as Ramalhete. Despite that fresh green name worthy of some rural retreat, Ramalhete was a large stern house of sober walls, with a line of narrow wrought-iron balconies on the second floor, and, above that, a row of timid little windows sheltering under the eaves, a house which, as befitted a building dating from the reign of Queen Maria I, had the gloomy appearance of an ecclesiastical residence, and indeed, to complete its resemblance to a Jesuit college, it needed only a bell and a cross. The name, Ramalhete, doubtless came from the square panel of decorative tiles placed in the spot intended for a coat of arms that had never materialised, and which depicted a large bunch of sunflowers tied with a ribbon on which one could still just make out the letters and numbers of a date.

For long years, Ramalhete had remained empty; cobwebs appeared on the grilles on the ground-floor windows, and the house slowly took on the grim look of a ruin. In 1858, the Papal Nuncio, Monsignor Buccarini, had visited it with a view to establishing his residence there, seduced by the building’s clerical gravity and by the sleepy peace of the neighbourhood: he liked the interior of the house too, with its palatial rooms and coffered ceilings, the walls covered in frescos on which the roses on the garlands and on the cheeks of the little cupids were already fading. However, the Monsignor, accustomed to life as a rich Roman prelate, also wanted a house with a fine garden full of groves of trees and fountains, and Ramalhete, beyond its tiled terrace, boasted only a poor uncultivated plot, abandoned to the weeds, with a cypress, a cedar, a dried-up waterfall, a choked pond, and, in one corner, a marble statue (which the Monsignor immediately identified as Aphrodite) growing ever blacker beneath the encroaching dankness of untamed vegetation. Apart from that, the rent proposed by old Vilaça, the Maia family’s administrator, seemed to the Monsignor so extortionate that he asked, with a smile, if Vilaça thought the Church was still living in the age of Pope Leo X. Vilaça retorted that the Portuguese nobility were likewise no longer living in the age of King João V. And so Ramalhete remained empty.“

 

B_EcaQueiros

José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 – 16 augustus 1900)

 

De Spaanse dichter en schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

The Good Shepherd

 

Shephed! who with thine amorous, sylvan song

Hast broken the slumber that encompassed me,

Who mad’st Thy crook from the accursed tree

On which Thy powerful arms were stretched so long!

Lead me to mercy’s ever-flowing fountains;

For Thou my shepherd, guard, and guide shalt be;

I will obey Thy voice, and wait to see

Thy feet all beautiful upon the mountains.

 

Hear, Shepherd Thou who for Thy flock art dying,

Oh, wash away these scarlet sins, for Thou

Rejoicest at the contrite sinner’s vow.

Oh, wait! to Thee my weary soul is crying,

Wait for me: Yet why ask it, when I see,

W
ith feet nailed to the cross, Thou’rt waiting still for me!

 

 

Vertaald door Henry Longfellow 

 

De_Vega

Lope de Vega (25 november 1562 – 27 augustus 1635)