The Empty Tomb (Clara Ann Thompson), Thomas Olde Heuvelt, Sarah Kirsch

 

Bij Stille Zaterdag

 

Het lege graf door Michail Vasiljevitsj Nesterov, 1889

 

The Empty Tomb

Calv’ry’s tragedy is ended;
They have laid Him in the tomb,
And with jealous care, His enemies have sealed it;
But they cannot keep Him there,
For an earthquake rends the air,
And an angel rolls away the stone that closed it.

None are there to greet the Savior,
As He leaves the open tomb,
All forgotten are the promises He gave them;
And the women wend their way
To the tomb, ero it is day;
Not in faith, for death’s sad emblems bring they with them.

Oh, the darkness of that morning,
When they stood before His tomb,
With the spices and the ointments to anoint Him!
And I hear sad Mary say:
” They have taken Him away,
And I know not, and I know not where they’ve laid Him. “

Oh, ye ones of faithless doubting!
Know ye not what Jesus said,
While in life, His toil to you was freely given?
Now ye stand, with hearts of woe,
While your bitter tears doth flow,
Knowing not your Lord and Savior has arisen.

Then the Savior speaks to Mary,
And at first, she knows Him not,
For her eyes are darkened by her doubts and sadness;
Then, He speaks to her again,
Gently calls her by her name,
And she greets her risen Lord with wondrous gladness.

Often in the Christians’ struggle,
When the battle rages sore,
And on ev’ry side the bitter foes assail them,
E’en like her, they sadly say: —
” They have taken Him away,
And I know not, and I know not where they’ve laid Him. “

And, like her, with bitter weeping,
As they face the empty tomb,
All His promises and wondrous deeds forgotten,
If they’d turn, they’d find Him near,
With such loving words of cheer,
That they’d know ’twas doubt, that made them feel forsaken.

 

Clara Ann Thompson (22 januari 1869 – 18 maart 1959)
De United Church of Christ in Sycamore. Rossmoyne, de geboorteplaats van Clara Ann Thompson behoort tot de Sycamore Township in Ohio.

 

De Nederlandse schrijver Thomas Baudelet Olde Heuvelt werd geboren in Nijmegen op 16 april 1983. Zie ook alle tags voor Thomas Olde Heuvelt op dit blog.

Uit: Orakel

“Al zal het dan nooit wat worden, had hij gedacht, terwijl hij met zijn adem het raam besloeg en er hartjes in tekende die meteen weer vervluchtigden, laat me dan in ieder geval van je houden.
Dramaqueen, zou Emma bijna zeker hebben gezegd, als ze hem zo had kunnen zien.

Zijn moeder stond erop dat hij zijn parka en wanten aan zou trekken, waardoor hij er een beetje belachelijk uitzag – ‘Net het Michelinmannetje,’ lachte ze tot zijn ongenoegen – maar zodra Luca zijn Cannondale uit de schuur had gehaald en de Parklaan op fietste, was hij toch dankbaar dat hij ze had. De kou beet in zijn warme, onvoorbereide wangen, die op slag gevoelloos werden. Goed, het was een Hollandse december en het vroor maar een graad of twee, maar tot dan toe was het najaar buitengewoon zacht geweest en het verschil in gevoelstemperatuur maakte dat hij rilde tot op het bot. Hij trok zijn capuchon strakker aan en begon stevig te trappen om warm te worden.
Het schemerde nog en in de mist zag alles er een beetje vreemd uit. De bomen en de geparkeerde auto’s waren vormen die pas herkenbaar werden als je er heel dichtbij was, en lichten zweefden dof en geheimzinnig in het niets. In de mist verschenen en verdwenen dingen, dacht Luca. Het had iets griezeligs.

Emma stond op het pleintje voor de snackbar te wachten met haar te grote Gazelle tussen haar benen. Toen ze hem zag stopte ze haar telefoon weg. ‘Hé Luca!’
‘Echt, fuck jouw hockey. Ik sterf van de kou.’
‘Laten we gaan dan, dommie, dan word je snel genoeg warm. Leuke parka, trouwens.’
‘Haha.’
‘Nee, ik meen het.’
Luca zág dat ze het meende – dat zag hij aan haar grote, amandelvormige ogen, die net iets verder uit elkaar stonden dan bij andere meisjes, en die niets dan genegenheid uitstraalden – en voelde zich onmiddellijk rood worden. Met haar lange beige jas, wollen sjaal, leren handschoenen en gebreide muts zag Emma er zeer zeker niet belachelijk uit. Haar fiets, die van haar zus was geweest, maakte het af: ze leek volwassen. Luca begon zich alweer te schamen, eerst voor zijn eigen voorkomen, en vervolgens voor welk effect zij op hem had. Elke keer. Luca Wolf was niet bijzonder populair maar kon onder druk altijd wel een treffend of grappig weerwoord geven, waardoor hij prima in de groep lag. Maar in bijzijn van Emma’s natuurlijke zelfverzekerdheid was het net of zijn brein soep werd.”

 

Thomas Olde Heuvelt (Nijmegen, 16 april 1983)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Bij de witte viooltjes

Bij de witte viooltjes
In het park zoals hij mij opdroeg
Sta ik onder de wilg
Ongekamd oudje bladloos
Zie je zegt ze hij komt niet

Ach zeg ik hij heeft zijn voet gebroken
Een graatje ingeslikt, een straat
Werd plotseling omgeleid of
Hij kan niet aan zijn vrouw ontsnappen
Veel dingen belemmeren ons mensen

De wilg zwaait en kraakt
Het is mogelijk dat hij al dood is
Hij zag bleek toen hij je onder je jas kuste
Kan best wilg kan best
Dus laten we hopen dat hij niet meer van me houdt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e april ook mijn blog van 16 april 2020 en eveneens mijn blog van 16 april 2019 en ook mijn blog van 16 april 2017 deel 2.

Clara Ann Thompson

De Afro-Amerikaanse dichteres, lerares en voorvechtster van burgerrechten Clara Ann Thompson werd geboren in Rossmoyne, Ohio, op 22 januari 1869.  Thompsons ouders, John Henry en Clara Jane Gray Thompson, waren eerder tot slaaf gemaakt in Virginia. Thompsons meest opvallende dichtbundel was “Songs from the Wayside” (1908). Thompsons “A Garland of Poems” (1926) was haar tweede bundel. Sommige van haar gedichten verschenen in “An Anthology of Verse by American Negroes” (1924). Thompson bracht het grootste deel van haar leven door in Rossmoyne, hoewel ze ook buiten haar geboorteplaats les gaf. Ze trouwde niet, maar woonde het grootste deel van haar leven bij twee van haar broers en zussen, Priscilla Jane Thompson en Garland Yancey Thompson. Thompson was actief in de Young Women’s Christian Association (YWCA) en haar plaatselijke kerk, Zion Baptist. Ze was ook lid van de National Association for the Advancement of Colored People (NAACP), en een pleitbezorger voor Afro-Amerikaanse burgerrechten. Thompson werd geïnspireerd door het activisme in deze groep om meer rasgerelateerde poëzie te schrijven, zoals “What Mean This Bleating of the Sheep?”. Dit gedicht werd voorgedragen in de kerken van Cincinnati en Indianapolis, soms staande naast haar broer, Aaron Belford. Thompson maakte kennis met Booker T. Washington en James Whitcomb Riley terwijl hij in Indeanapolis was. Door deze organisatie en ontmoetingen met andere NAACP-leden had de familie Thompson een directe invloed in de Harlem Renaissance en in Washington, D.C. Clara Ann Thompson stierf op 18 maart 1959 als gevolg van een hersenbloeding in haar woonplaats Rossmoyne, Ohio. Thompson is begraven naast haar familie, maar heeft geen bekende graflocatie.

 

To My Dead Brother

How silently the years have sped away,
Drifting me off from childhood’s sunny time,
Since angels bore thy pure white soul away,
On swift bright wings, to realms of fairer day,
And purer clime.

And still my heart, dear brother, yearns for thee,
When friends seem cold, and life and earth so drear,
Thou wert my hero, ever true to me;
Though other brothers loved I tenderly,
Thou wert most clear.

Ofttimes when death seems cold and grim to me,
I cling to earth, with all its wasting care,
I think: That Messenger once came to thee;
And then I dare to brave eternity,
For thou art there.

And when, at last, the toil of life all o’er,
I stand by Jordan’s surging, swelling, tide,
Methinks our Lord will send thee to the shore,
To guide thy falt’ ring, timid, sister o’er,
To heaven’s side.

 

An Autumn Day

I sat in the door of our cottage,
   One golden autumn day,
And the breezes stirring the tree-tops,
   Were as soft as those of May.

 
But looking away to the woodland,
   Through hazy autumn air,
The red and gold of the forest leaves,
   Proclaimed the frost-touch there.

 
The grass was still green in the pasture.
   Where soft-eyed cattle trod.
And down in the deep, sheltered valleys.
   Were asters and golden rod.

 
But I knew the merciless frost-king.
   Would come with might, erelong.
And blast all the green things remaining,
   And still the sweet bird-song.

 
So my heart drank in the warm beauty,
   Of that soft autumn day,
With a wistful love for ev’rything,
   So soon to pass away.

 

Clara Ann Thompson (22 januari 1869 – 18 maart 1959)