Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook alle tags voor Maarten ’t Hart op dit blog.

 

Uit: Een vlucht regenwulpen

„Ik lig in bed en kan niet slapen. De angst is gekomen. Soms is het zo erg dat ik het klappertanden kan horen als een ratelend geluid. Ik transpireer zo hevig dat het lijkt alsof ik heb gezwommen. Telkens val ik opnieuw omlaag uit de schoorsteen, ik zie mijzelf neerstorten, ik ben ook op andere toppen dan de top van de Oberberghorn en val in de onmetelijke ruimte omlaag in de richting van de Brienzersee. Het zijn beklemmende koortsvisioenen die bijna niet van de werkelijkheid te onderscheiden zijn en toch slaap ik niet, toch ben ik helder wakker maar ik onderga die broedende beelden zeer angstig. Ik zie mezelf bloedend liggen op de rotsen, telkens opnieuw in de diepte storten langs groene hellingen in de richting van naaldbomen die mij zullen spietsen of in de richting van scherpe, puntige rotsen waarop ik zal hangen tot ik sterf van honger en dorst. En altijd opnieuw is er dat verschrikkelijke vallen en ik probeer die beelden te verdrijven met andere beelden, rietlanden in zomerzonlicht, een vlucht regenwulpen, baltsende futen en gedurende een ogenblik kan dat opluchting geven maar het volgende moment val ik, val ik onophoudelijk.

Ik voeg heel bewust een fantasie toe aan de beangstigende droombeelden. Ik stel mij voor dat ik vleugels heb als een engel. Een korte tijd kan dat helpen, val ik niet omlaag maar zweef ik omlaag. Maar als ik zo zweef in brandend scherp zonlicht slaap ik in en onmiddellijk begint het echte vallen en ik schrik wakker uit mijn korte slaap, voel mijn bonzende hoofd waar zich achter het gedeelte boven mijn ogen een helse pijn ophoudt en ik probeer die beelden van het vallen te ontkrachten door mijn ogen wijd open te sperren in de zwarte duisternis maar zodra ik ze sluit begint het neerstorten weer. Ik kan geen adem halen omdat de lucht zo snel langs me schiet, ik hijg in het warme bed, de lakens zijn doornat van zweet en plakken aan mijn lichaam. Ik probeer mij voor te stellen dat ik aan een parachute hang als ik val en dat lukt maar zorgt ook dadelijk voor een dommel met een droom van een pijlsnel naderbij komende Brienzersee.“

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Ba Jin”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006en ook mijn blog van 25 november 2008 en ook mijn blog van 25 november 2009.

 

Uit: De som van misverstanden: De wilde ganzen van Selma Lagerlöf

 

“Nooit kan ik in voor- of najaar wilde ganzen zien overtrekken zonder aan de wonderbare reis van Niels Holgersson te denken. Maar dat is niet altijd zo geweest. Als kind wilde ik het boek over Niels Holgersson niet lezen. Ik had gehoord dat er sprekende dieren in voorkwamen en daarvan had ik vanaf mijn prilste jeugd een grote afkeer. Hoe ik aan dat ongelukkige en eigenaardige vooroordeel kwam weet ik niet maar ik weet wel dat ook Niels Holgerssons wonderbare reis taboe voor me was om die reden. Maar omdat ik vaak, noodgedwongen, bij gebrek aan boeken die ik echt graag wilde lezen soms moest uitwijken naar boeken die ik graag had dicht gelaten (maar het verlangen om te lezen was altijd sterker dan het slechtste boek) kwam er een zondag waarop ik het boek leende van een neef die niets anders voor me had en wrevelig begon ik te lezen. Het is vreemd dat die wreveligheid op zondag zo merkwaardig harmonieerde met het begin van Niels Holgersson. Daardoor leek het wel alsof ik over mij zelf las en dat gevoel werd nog versterkt toen ik de naam Maarten (zo heet immers de tamme ganzerik) aantrof. Als kind – en ik denk dat dat voor alle kinderen geldt en het is iets omrekening mee te houden als men een kind een boek cadeau geeft – vond ik niets zo heerlijk als het feit dat een persoon uit een boek Maarten heette en ik heb het altijd maar moeilijk kunnen verkroppen dat ik niet één kinderboek kende met een Maarten als hoofdpersoon. Zelfs De Waterman van Van Schendel, later, kon dat niet meer goedmaken.

Lezend in Niels Holgersson bemerkte ik al spoedig dat de dieren zich erin gedroegen zoals zij zich in werkelijkheid, al naar hun aard gedragen. Selma Lagerlöf heeft zich bijzonder precies gehouden aan hetgeen rond 1900 bekend was over het gedrag van dieren. Daar zij uit eigen waarneming en op grond van vrij uitgebreide studies goed op de hoogte was van het gedrag van dieren, is een werk ontstaan waarin maar heel weinig feitelijke onjuistheden voorkomen.”

 

 

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

Lees verder “Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte”

Maarten ’t Hart, Connie Palmen, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Joseph Zoderer, Augusta de Wit, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart viert vandaag zijn 65e verjaardag. ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2008.

Uit: Lotte Weeda

Kleed je maar uit.’
‘Helemaal?’
‘Geen vragen stellen waarop je het antwoord weet.’
‘Waar laat ik m’n kleren?’
‘Leg ze over een stoel.’
‘Ik geloof niet dat ik hier een stoel zie.’
‘Nou dat weer. Gooi ze op de vensterbank.Wat wil je drinken?
Koffie?’
‘Ik drink nooit koffie. Heb je thee?’
‘Kruidenthee? Jasmijn? Munt? Groene thee?’
‘Echte thee graag.’
‘Earl Grey?’
‘Daar kregen piloten tijdens nachtvluchten hartritmestoornissen van.’
‘Dan heb ik alleen nog Westminster van de Aldi in de aanbieding.’
‘Klinkt goed.’
Molly zette een keteltje op een gaspit.
‘Hoeveel heb je er al gehad?’ vroeg ik.
‘Eh… laat eens kijken, elf geloof ik, jij bent de twaalfde. Hoor eens, echt alles uit… mooi zo. Alle mensen, hoe kom jij op jouw leeftijd aan zo’n goed figuur? Nog geen spoor van een buikje. Hoe
kan dat? Jij bent toch al vijfenvijftig plus?’
‘Min of meer.’
‘Ik snap er niks van. Die andere elf… allemaal flink opgebold onder het middenrif, en jij… hoe doe je dat? Lijn je voortdurend?’
‘Nee, wie gaat lijnen, zal verkwijnen. Lijnen verfijnt de listen van het lijf om vet vast te houden als je weer normaal eet. Wie lijnt, wordt lijvig.’
‘Wat moet je dan?’
‘Houd je aan mijn stelregel: overal mag ik in bijten, mits ik daarvan flink ga schijten.’
‘Zou dat bij mij ook helpen?’
‘Ja, niets ontberen, maar laxeren.’
‘Op rijm vermageren!’
‘Precies. Eet met mate koolhydraten! Korte metten met de vetten.’
‘Dat spreekt vanzelf. Nog meer advies?’
‘Label wat je weg schrokt met doorlopers.’
‘Met wat?’
‘Mondkost waarvan je aan de reutel gaat.’
‘Zoals?’
‘Roggebrood, rauwkost, mango’s, kiwi’s, tomaten en vooral peulvruchten.Tovermiddelen! Sojaboontjes, linzen, erwten, kapucijners, garbanzo’s.’

 

tHart

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2007 en ook mijn blog van 25 november 2008.

 

Uit: De Wetten

“De astroloog ontmoette ik voor het eerst in de zomer van 1980. Het was op een vrijdag de dertiende. Zulke dingen merk ik achteraf pas op. Een vijdag de dertiende kan voorvijgaan als iedere andere dag, maar als er van alles bijkomt en het een dag van gebeurtenissen wordt , is het toch alsof de naam en het getal een geheim verbond hebben en het alleen aan je eigen verwaandheid te wijten is als je de vingerwijzingen van het lot in de wind durft te slaan.

Sinds het begin van mijn studietijd werkte ik iedere vrijdagmiddag in een modern antiquariaat in de Pijp. Het was er rustig en ik kon er op mijn gemak een boek lezen of de kranten doorbladeren. Kranten lees ik nooit, ik blader er wat doorheen. Echt nieuws heeft genoeg aan de koppen en de geschiedenis van het nieuws is altijd oud en welbekend.

Meestal schreef ik een brief aan een of andere oude bekende. Nu ook.

Het was een warme dag, het rek met kranten stond buiten en de deur stond open. Iemand was onhoorbaar binnengekomen, een kleine, gedrongen man met een volle baard en zo’n halve bril. Het ergerde mij dat ik niet wist of hij al een tijd zo naar mij had staan kijken, met een scheef hoofd en met een peilende blik over de randen van de glazen turend, waardoor er zo akelig veel oogwit te zien is van iemand zijn oogbol.

Ik hoef niet zoveel oogwit te zien van iemand zijn oogbol.

Uit de omvang van zijn wrevel maakte ik voor het eerst die dag op dat ik eenslecht humeur had en liever niemand wou zien. Rust aan mijn kop, kaken op elkaar, zwijgen.

Ik groette vriendelijk en boog mij weer over mijn brief. Nu was het vooral zaak om te voorkomen dat de zin in mijn hoofd uit zou dijen tot een monotone litanie.”

palmen

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zie ook mijn blog van 25 november 2008.

 

Uit : Carpentaria

 

The ancestral serpent, a creature larger than storm clouds, came down from the stars, laden with its own creative enormity. It moved graciously — if you had been watching with the eyes of a bird hovering in the sky far above the ground. Looking down at the serpent’s wet body, glistening from the ancient sunlight, long before man was a creature who could contemplate the next moment in time. It came down those billions of years ago, to crawl on its heavy belly, all around the wet clay soils in the Gulf of Carpentaria.
Picture the creative serpent, scoring deep into — scouring down through — the slippery underground of the mudflats, leaving in its wake the thunder of tunnels collapsing to form deep sunken valleys. The sea water followin
g in the serpent’s wake, swarming in a frenzy of tidal waves, soon changed colour from ocean blue to the yellow of mud. The water filled the swirling tracks to form the mighty bending rivers spread across the vast plains of the Gulf country. The serpent travelled over the marine plains, over the salt flats, through the salt dunes, past the mangrove forests and crawled inland. Then it went back to the sea. And it came out at another spot along the coastline and crawled inland and back again. When it finished creating the many rivers in its wake, it created one last river, no larger or smaller than the others, a river which offers no apologies for its discontent with people who do not know it. This is where the giant serpent continues to live deep down under the ground in a vast network of limestone aquifers. They say its being is porous; it permeates everything. It is all around in the atmosphere and is attached to the lives of the river people like skin.”

 

Wright

Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Zie ook mijn blog van 25 november 2008.

Uit: The Painter of Battles (Vertaald door Margaret Sayers Peden)

 

He swam one hundred and fifty strokes out to sea and the same number back, as he did each morning, until he felt the round pebbles of the shore beneath his feet. He dried himself, using the towel he’d hung on a tree trunk that had been swept in by the sea, put on his shirt and sneakers, and went up the narrow path leading from the cove to the watchtower. There he made coffee and began, mixing blues and grays that would lend his work the proper atmosphere. During the night—each night he slept less and less, and that only a restless dozing—he had decided that cold tones would be needed to delineate the melancholy line of the horizon, where a veiled light outlined the silhouettes of warriors walking beside the sea. Those tones would envelop them in reflections from the waves washing onto the beach that he had spent four days creating with light touches of Titian white, applied pure. So in a glass jar he mixed white, blue, and a minimal amount of natural sienna, until they were transformed into a luminous blue. Then he daubed some of the paint on the oven tray he used as a palette, dirtied the mixture with a little yellow, and worked without stopping the rest of the morning. Finally he clamped the handle of the brush between his teeth and stepped back to judge the effect. Sky and sea were now harmoniously combined in the mural that circled the interior of the tower, and although there was still a lot to be done, the horizon was now a smooth, slightly hazy line that accentuated the loneliness of the men—dark strokes splashed with metallic sparks—dispersed and moving away beneath the rain.
He rinsed the brushes with soap and water and set them to dry. From the foot of the cliff below came the sound of the motors and music of the tourist boat that ran along the coast every day at the same hour. With no need to look, Andrés Faulques knew that it was one o’clock. He heard the usual woman’s voice, amplified by the loudspeaker system, and it seemed even stronger and clearer when the boat drew even with the inlet, for then the sound reached the tower with no obstacle other than the few pines and bushes that despite erosion and slides were still clinging to the cliff face.
This place is known as Cala del Arráez. It was once the refuge of Berber pirates. Up there on the top of the cliff you can see an old watchtower that was constructed at the beginning of the eighteenth century as a part of the coastal defense, with the specific purpose of warning nearby villages of Saracen incursions . . .”

 

reverte1

Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Duitstalige (Italiaanse) schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. Zie ook mijn blog van 25 november 2008.

 

Uit: Der Himmel über Meran

 

„Den Himmel über Meran kenne ich nicht. Obwohl ich unter ihm geboren bin an einem Novembermorgen. Obwohl dort meine Eltern begraben sind (unter einem stetig sich verändernden Himmel). Ich bin von dort weggeführt worden an der Hand meines Vaters oder meiner Mutter oder eines Geschwisters, war also nicht alleine am Abschiebebahnhof Meran–Untermais, vierjährig, ohne genug Zeit gehabt zu haben, den Typus Wind unserer Gegend – Westwind oder

Südwind – kennenzulernen. Es war für mich zu früh, die Palmwedel auf der Kurpromenade zu bemerken, vielleicht aber waren sie mir so selbstverständlich gegenwärtig wie der Schnee auf den Bergen ringsum oder im Sommer die Weinpergeln auf den Hügeln. Für mich war der Meraner Himmel das Gesicht meiner Mutter, das sich über mich gebeugt hat, und dieser Himmel hat sich fünfmal teilen müssen, wir waren eine kinderreiche Familie. Und auch dieses verdanke ich Meran (wenn nicht noch anderes mehr): die Dufterinnerung, ja ich erinnere mich an den Bodengeruch unserer Parterrewohnung, an die Nähe, die sich ergab von der Matratze aus, die platt auf dem Erdboden gebreitet lag, und der Übersicht, die unsere Katze wohl noch besser hatte als ich – die Muina schlief bei mir und ich roch nicht nur ihr warmes Fell, ich roch die Küche, auch die Angst im Haus vor dem Auswandern, gewiß roch ich nicht den Himmel über Meran. Eher schon die Schuhcreme auf meines älteren Bruders Lackschuhen, auf die er so stolz war, die er immer bewundert hatte an den Füßen der noblen Kurgäste, und in denen er nun, d.h. damals im Jänner neunzehnvierzig, jämmerlich fror, während wir auf dem Bahnhof Meran–Untermais auf den Zug »Heim ins Reich« warteten.

Wir waren die Kinder eines ehemaligen Hotelhausmeisters, also auch Hotelschuhputzers, und zuletzt (unter Mussolinis Regime) eines Langzeitarbeitslosen.“

 

zoderer2

Joseph Zoderer (Meran, 25 november 1935)

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Zie ook mijn blog van 25 november 2008.

 

Uit: Aan het strand

 

„Moe van den heeten slapeloozen nacht na zoo vele heete slapelooze nachten, ben ik opgestaan nog voor in mijn
venster-vierkant de wit-brandende starren begonnen te flauwen boven het palmen-zwart. Buiten rolde en deinde de nachtnevel; dunne golven spoelden tusschen de pilaren der voorgalerij. Eenzaam langs wegen waar de dauw zwaar was op gebogen sprieten en gebukten struik, ben ik de slapende stad uitgegaan.

Nu is het licht geworden. En ik sta aan het zeestrand.

Ik volg de bochten der baai naar de landspits, waar, alleen, een prachtige njamploeng staat; een groene heuvel lijkt hij tegen de zilverende zeeë-vlakten. De ijle geur van den bloesem drijft me tegemoet.

Leunend tegen den stam, laat ik mijn oogen omhoog gaan in het gebladerte. Als een smaragden halfbol hangt het daar, donker-glorig, hoopen en heuvels opgetast groen en zwartige schaduwholen; weifelig schemerglanzen witte bloesemtrossen daartusschen; hier en daar sproeit een plotseling stralenfonteintje op den rand van goudig-doordroppeld groen. Door flonkeringen en donkeringen heen stijgt sterk de rechte stam omhoog. En boven, waar twijgen en loof tot een gelig schijnsel verwazen, schijnt blank de hemel door.

Ik laat me neerglijden tusschen de hoog-opstaande wortels, die ebbe en vloed hebben losgespoeld uit het zand. Rondom me heen, wijd gespannen, zijn de lange laagste takken, waar het loover zoo breed aan spreidt; ik zie den horizont bochtig behangen met slingers en wimpels van groen.

Zoo stil is alles; kleurloos.

Onder wit-lichtende luchten ligt blank de effen zee. De magere schaduwtjes der palmbooomen zijn haast onzichtbaar op het grijzige zand. Daarachter staat zwart-achtig het strand-bosch. Niets dan blank en grijs en wazend zwart; het groen van de njamploeng-kroon boven mijn hoofd is de eenige kleur in de wereld. Ik zit als in het hart van een tooversmaragd, roerloos wèl-willig-gevangen.

Zal nu de betoovring beginnen?“

 

wit

Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939) 

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2008.

 

Uit: When the Snow Melted (Vertaald door Tang Sheng)

 

“Halfway down the hill, as I rounded the corner of a villa, a Chinese woman climbing uphill came into view. Recognizing her at once, I stopped to greet her, knowing she was on her way to see me. She walked with her head bent, not looking up until she heard my greeting. Then she hurried over, panting from the climb, her cheeks rosy.

I can’t bear this any longer!” she cried in distress, seizing me by the arm.

One look at her and I knew without asking that she had quarreled with her husband again. I would have to spend quite a bit of time talking her round.

“All right, let’s go back to my place,” I said, frowning slightly, and we went uphill together.

She said nothing on the way. I could see that she was still angry; flushed and pouting, she kicked the snow as if to vent her irritation. They must have had a real fight this time. They simply couldn’t go on like this. Even I could see that the more they quarreled, the wider the gap between them grew. These were not the usual quarrels between husband and wife: they never resorted to fists or to verbal abuse. One of them would generally pull a long face to sh
ow that he or she was upset, or exasperate the other by sulking.
On the rare occasions when they had words, one invariably left the room within a few minutes so that the squabble couldn’t go on.“

I had seen it happen many times. They always came to complain, but not together. I would talk to them until both had calmed down before I sent them home. However, I never found out the cause of their quarrels. They seemed to be quarreling for quarrelling’s sake. Yet they were not a bad-tempered couple; both were gentle, good-natured and civilized. For instance, after a quarrel each usually began complaining about the other, but before long he or she would be taking the blame for not being considerate enough. Her eyes always filled with tears when she said this, while he looked most unhappy. Sometimes, meeting at my place after a quarrel, he would take his wife home with much tenderness.

They began to quarrel more and more, as if these scenes repeated themselves. To all appearances it was the same thing happening again. But I was puzzled, for it seemed to me there must be more to this than met the eye. All this could not have happened by accident; there must be a special reason behind it. I wanted to find out what it was.

My study of their temperament shed no light on the matter. She seemed livelier and warmer, while he by comparison was more reserved and serious. Of course this was mere superficial observation.

 

bajin

Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)

 

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2008.

 

God

 

In his malodorous brain what slugs and mire,

Lanthorned in his oblique eyes, guttering burned!

His body lodged a rat where men nursed souls.

The world flashed grape-green eyes of a foiled cat

To him. On fragments of an old shrunk power,

On shy and maimed, on women wrung awry,

He lay, a bullying hulk, to crush them more.

But when one, fearless, turned and clawed like bronze,

Cringing was easy to blunt these stern paws,

And he would weigh the heavier on those after.

 

Who rests in God’s mean flattery now? Your wealth

Is but his cunning to make death more hard.

Your iron sinews take more pain in breaking.

And he has made the market for your beauty

Too poor to buy, although you die to sell.

Only that he has never heard of sleep;

And when the cats come out the rats are sly.

Here we are safe till he slinks in at dawn

 

But he has gnawed a fibre from strange roots,

And in the morning some pale wonder ceases.

Things are not strange and strange things are forgetful.

Ah! if the day were arid, somehow lost

Out of us, but it is as hair of us,

And only in the hush no wind stirs it.

And in the light vague trouble lifts and breathes,

And restlessness still shadows the lost ways.

The fingers shut on voices that pass through,

Where blind farewells are taken easily ….

 

Ah! this miasma of a rotting God!

 

rosenberg

Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 november 2008.

 

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

De Spaanse dichter en schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Alexis Wright, Arturo Pérez-Reverte, Joseph Zoderer, Augusta de Wit, Ba Jin, Isaac Rosenberg, José Eça de Queiroz, Lope de Vega

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006 en ook mijn blog van 25 november 2007.

Uit: Die Freundschaft (Vertaald door Hanni Ehlers)

 

“Unzählige Male habe ich meine Mutter von meiner Geburt erzählen lassen. Ich fand diese Geschichte schrecklich und schön zugleich. Schrecklich, weil ich meiner Mutter von Anfang an so viel zu schaffen gemacht hatte, das ich mir, wenn ich das hörte, immer inständig wünschte, ich könne meine Geburt nocheinmal machen, normal, an einem milden Maitag, an dem es weder zu kalt noch zu warm war um mich zur Welt zu bringen, und daß ich noch einmal aus ihr herauskommen könnte, ohne daß irgend jemand davon krank werden könnte.
Das schönste an der Geschichte war, zu hören, wie sehr meine Mutter mich damals geliebt hatte, so sehr, daß sie aus Angst, mich zu verlieren, tagelang wirres Zeug redete……

 

(…)
Wer zuviel ist oder trinkt, macht sich abhängig von etwas, das immer greifbar ist und ihm nicht im Stich lassen kann . Es ist eine bewusst gewählte Gesellschaft mit dem Versprechen auf Ewigkeit.
In einer Sucht verbirgt sich die Sehnsucht nach dem Schicksal der Familie, danach, der Aufgabe zu entrinnen, vor die man durch ein Leben in Freiheit gestellt ist.
Ein Süchtiger will das unmögliche, nämlich Bindung und Unabhängigkeit zugleich, und das Verrückte ist, dass ihm das auch noch gelingt…….”

 

Palmen

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: Frans Kellendonk in dispuut met Maarten ’t Hart

„Kellendonk: Heel beknopt zou je kunnen zeggen dat voor jou literatuur op de eerste plaats zelfexpressie is, terwijl voor schrijvers in de traditie van Joyce, Nabokov, waaronder wellicht de Revisorauteurs, literatuur een vorm is van onderzoek, onderzoek door middel van de verbeelding. Voor schrijvers die zich met dat laatste bezighouden is het materiaal waarmee ze werken, de taal, natuurlijk uiterst belangrijk. Je hebt gezegd dat je weinig voelt voor een ‘wereld-in-woorden’-opvatting van kritiek, die een roman beschouwt als een autonoom taalbouwsel. Daaraan gepaard gaat een zekere geringschatting van stijl…

’t Hart: Nou ja, geringschatting. Stijl is wel erg belangrijk, maar precies voor zover het de schrijver lukt om zichzelf daarin uit te drukken, voor zover hij die zelfexpressie maximaal dient. Dat geldt ook voor vorm. Alle literaire middelen die je ten dienste staan om die zelfexpressie zo groot mogelijk te maken en zo eerlijk mogelijk – hoewel ‘eerlijk’ hier een moeilijk begrip is, want schrijven is liegend de waarheid vertellen
– zijn verschrikkelijk belangrijk. Maar als Flaubert, met al zijn literaire vermogen, want dat was natuurlijk enorm groot, tóch in zijn romans kans ziet om zichzelf helemaal te verstoppen, terwijl hij juist in zijn brieven, waarin hij lang niet zoveel aandacht aan de stijl besteedt, waarin die literaire expressiemiddelen lang niet zo gepolijst en verfijnd zijn, veel meer van zichzelf prijsgeeft, dan vind ik op dat moment de stijl waarin die romans zijn geschreven blijkbaar eer een hinderpaal voor een maximale zelfexpressie.

Hart

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Australische (Aboriginal) schrijfster Alexis Wright werd geboren op 25 November 1950 in de Gulf of Carpentaria. Zij behoort tot het Waanyi volk en is een activiste voor het recht op land. Haar vader stierf toen zij drie jaar was en zij groeide op met haar moeder en grootmoeder in Cloncurry, Queensland. Haar eerste boek Plains of Promise uit 1997 werd voorgedragen voor verschillende prijzen en diverse keren herdrukt. In 2006 ontving zij de Miles Franklin Award voor haar roman Carpentaria. Zij schreef er zes jaar aan en werd door alle grote uitgeverijen geweigerd totdat het door een onafhankelijke uitgever in 2006 uitgebracht werd. Het won ook nog de 2007 Fiction Book award in the Queensland Premier’s Literary Awards, de 2007 ALS Gold Medal en de  2007 Vance Palmer Prize for Fiction

 

Uit : Carpentaria

 

Mozzie saw visions when he drifted off with the hot temperatures or the silence and began speaking to himself. The men would overhear him saying things like ‘The skies have become a sea of hands.’ ‘There are too many, everything moving too fast and thick like a nest of worms twisting, hands turning, convulsing hands, attacking the place like missiles.’ Nobody claimed they ever saw what the Fishman was watching, while looking where he looked, following his eyes glinting in the sun. Some old wise men moved closer behind the Fishman in case, they said, ‘We might capture his line of vision.’ They were determined people the old wise men. There was also a lot of nervousness in the convoy. But the more inquisitive wanted to know what he saw. So, Fishman explained. He said it was hard to keep up with all the hands sliding everywhere, created by a special luminance caught in the fractures of light. He described how he saw hands touching everything in the community. ‘Hands too many,’ he whispered, coughing, ‘running like mice all over every dwelling, trying to reshape, push, mould, trying to make things different. White hands.’…Sometimes he could see thousands of these hands at work. He could see them killing Aboriginal people…“

 

Alexis_Wright

Alexis Wright (Gulf of Carpentaria, 25 November 1950)

 

De Spaanse schrijver Arturo Pérez-Reverte werd geboren op 25 november 1951 in Cartagena. Hij is tegenwoordig de best verkopende en meest vertaalde auteur van Spanje. Enkele van zijn boeken werden verfilmd. Hij begon zijn carrière als journalist en was oorlogscorrespondent in verschillende Afrikaanse landen voor Pueblo , en later voor de Spaanse nationale televisie. Hij schreef onder andere De koningin van het zuiden en De club Dumas .De film Ninth Gate van Roman Polanski is gebaseerd op een van zijn verhalen. Het bekendst is zijn reeks boeken over kapitein Alatriste, een soort musketier die in de 17de eeuw met het zwaard tekeer ging tegen de Spaanse inquisitie.

 

Uit: Captain Alatriste

 

“He was not the most honest or pious of men, but he was courageous. His name was Diego Alatriste y Tenorio, and he had fought in the ranks during the Flemish wars. When I met him he was barely making ends meet in Madrid, hiring himself out for four maravedís in employ of little glory, often as a swordsman for those who had neither the skill nor the daring to settle their own quarrels. You know the sort I mean: a cuckolded husband here, outstanding gambling debts there, a petty lawsuit or questionable inheritance, and more troubles of that kind. It is easy to criticize now, but in those days the capital of all the Spains was a place where a man had to fight for his life on a street corner lighted by the gleam of two blades.

In all this Diego Alatriste played his part with panache. He showed great skill when swords were drawn, even more when with ­left-­handed cunning he wielded the long, narrow dagger some call the vizcaína, a weapon from Biscay that professionals often used to help their cause along. If a knife will not do it, the vizcaína will, was the old saying. The adversary would be concentrating on attacking and parrying, and suddenly, quick as lightning, with one upward slash, his gut would be slit, so fast he would not have time to ask for confession. Oh yes, Your Mercies, those were indeed harsh times.

Captain Alatriste, as I was saying, lived by his sword. Until I came into the picture, that “Captain” was more an honorary title than a true rank. His nickname originated one night when, serving as a soldier in the king’s wars, he had to cross an icy river with ­twenty-­nine companions and a true captain. Imagine, Viva España and all that, with his sword clenched between his teeth, and in his shirtsleeves to blend into the snow, all to surprise a Hollandish contingent.’

 

Arturo_Perez-Reverte_autor_saga[1]

Arturo Pérez-Reverte (Cartagena, 25 november 1951)

 

De Duitstalige (Italiaanse) schrijver Joseph Zoderer werd geboren op 25 november 1925 in Meran in Zuid-Tirol. In 1940 trok zijn familie naar het Zwitserse Graz en het gymnasium bezocht hij in Widnau. Van 1957 tot 1963 studeerde Zoderer rechten, filosofie, theaterwetewnschappen en psychologie in Wenen, maar deze studies maakte hij niet af. Hij werkte in dezelfde tijd als journalist voor verschillende kranten. Ein jaren vijftig verscheen zijn eerste literaire werk, zowel poëzie als proza. Zijn romandebuut kwam in 1976 met Das Glück beim Händewaschen. De schrijver ziet zich zelf als een „deutschsprachiger Autor mit österreichischer kultureller Prägung mit italienischem Pass“.

 

Uit: Der Schmerz der Gewöhnung

 

„Bald nach Natalies Tod hatte dieses Kopfweh begonnen, eigentlich mit dem Knarren des Friedhofstors, als es ins Schloß fiel. Vor vielen Jahren jedenfalls schon. Ein dumpfer Druck, der plötzlich einsetzte, wenn er alles wieder vor sich sah. Auch mitten in der Nacht. Obwohl er nicht dabei gewesen war, eine Woche vor ihrem neunten Geburtstag. Aber er sah alles vor sich, als ob er zugeschaut hätte, sah auch das durchsichtige, leicht chlorisierte bläuliche Wasser.
Durch das offenstehende Fenster drang die kühle Nachtluft ins Zimmer, aber noch nicht genug Dämmerlicht, daß er Maras Gesicht auf dem Kissen neben sich hätte betrachten können. Er hörte eine Weile ihrem leisen Atmen zu, dann streckte er den Rücken durch, legte die Hände flach auf den Bauch, dachte sich als Embryo, halb eingerollt in se
inem Bauch. Das Kopfweh ließ nicht nach, es mußte schon im Schlaf da gewesen sein und war stärker und stärker geworden, bis es ihn geweckt hatte. Ein dumpfes Drücken, von innen gegen sein Schädeldach. Ohne die Lampe anzuknipsen, schob er die Beine zum Bett hinaus, tastete nach der Tür. Im Bad machte er Licht, sah auf die Armbanduhr: halb vier. Sein Gesicht sah ihn im Spiegel forschend an, er hatte nicht getrunken, seit Wochen, Monaten hatte er nicht mehr getrunken. Jetzt, da er vor dem Spiegel stand, ließ der Kopfdruck nach; er trat auf die Terrasse hinaus: durch einen dichten Hochnebelschleier schimmerte ein halber Mond. Es würde ein sonniger Tag werden, ein heißer Spätsommertag. Langsam gewöhnte sich sein Blick an das Dämmergrau, er atmete tief durch. Die Kopfschmerzen waren verschwunden – die frische Luft, sagte er sich, aber als er wieder im Bett lag, auf dem Rücken, war der Druck erneut da.“

 

Zoderer

Joseph Zoderer (25 november 1935)

 

De Nederlandse schrijfster Augusta de Wit werd geboren in Sibolga (Sumatra) op 25 november 1864. Haar vader Jan Carel de Wit was op Sumatra werkzaam als resident. Haar vroege jeugd bracht ze door in Indië. Na in Utrecht de HBS te hebben doorlopen studeerde ze Engels in Londen en Cambridge. In 1894 keerde ze weer naar Indië terug om in Batavia aan de HBS les te gaan geven. Haar werk en woonomgeving in Batavia vergden veel van haar gezondheid. Na twee jaar werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, ging ze in 1896 voor de Engelstalige krant Singapore Straits Times schrijven. De artikelen die ze schreef werden gebundeld onder de titel Facts and fancies about Java (1898 ). Hiermee was haar debuut in het Engels een feit. De Wit wordt beschouwd als een schrijfster uit de literaire stroming der ethici. Met name in haar vroege werk is beïnvloeding van de Tachtigers terug te vinden, zoals in Gods goochelaartjes uit 1932. Haar natuurbeschrijvingen zijn veel geprezen. Haar bekendste werk is Orpheus in de dessa uit1903.

 

Uit: Orpheus in de dessa

 

„In de stilte en de eenzaamheid van den nacht was het een enkele toon geweest – een klare helder-hooge toon, die aangestreken kwam op de lamplichte galerij en trilde, en al weder voorbij was, weg over de rivier en de blank-beglinsterde suikerriet-velden, de verte in.

Nu was het weer stil.

De jonge man zag op van zijn boek.

Wat was dat geweest? Een vogel? Het klonk bijna als wielewaal-geroep.

Een wielewaal in den middernacht! Waarom niet, hier in Indië, waar alles zoo vreemd was en verrassend, dat het gewone niet van het onmogelijke onderscheiden kon worden?

Alles was stil nu.

Alleen in het bamboe-boschje, op het maanlichte grasveld, tjilpte en kriekte een krekel. En vanwaar de rivier opschemerde tusschen blauwig-beglansd riet, kwam een kabbelend gemurmel, bijna onhoorbaar.

Anders niet.

Hij hervatte den zin in het boek.

‘…. zoodat met de dus veranderde constructie, de machine, ah ja, – een besparing van arbeidskracht – hier, de tabel….’

Hij ging de reeksen cijfers na.

‘Ja, dat geeft dus….’

– Daár! weer!

Weer zulk een klare, helderhooge toon, opzingend door de wijde stilte. En nu nog een, en een derde, het werd een lange vlucht van geluiden, die éen voor éen voorbijzweefden die eerstelingen achterna. Éen voor éen, zuivere volle tonen.

Hij luisterde, de lippen een weinig openend in zijne aandacht, als om het geluid in te ademen. En nu herkende hij het, dat was de toon van een soelingan, een inlandsche fluit, als des avonds wel door de dessa klinkt, waar een jonge man zijn meisje, opgesloten bij haar ouders in

’t nauwe huis, naar buiten lokt met een minnedeuntje.“

 

De_Wit

Augusta de Wit (25 november 1864 – 9 februari 1939) 

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: A Battle For Live

 

„A battle to save life has recently been waged at the Kwangtze Hospital in Shanghai. This battle is not yet over, but it has already caused a great sensation in the whole city. The producers of the local film studio came over to make a film of it. The writer of the scenario was in the hospital gathering material, and in talking to a young doctor he asked incidentally, “When I write the scenario, which person should I make the hero?” The doctor was the assistant secretary of the Party branch of the medical department, who had taken an active part in this battle. After a moment’s thought he replied, “Really I can’t say, but if you want to write this story correctly, you’d better mention everybody, by that, I mean all the people.” He was correct when he said, “Every time I talk about this case I can’t help leaving out some people and facts, but the basis of the story and most worthy of mention are the masses. The Party linked up the hearts of all these people like a string of pearls, connecting them together into one whole and it was this whole that saved the life of our comrade Chiu Tsai-kang.”

Nevertheless the writer of the scenario did finally find one outstanding character for the film. In going in and out of the hospital everyday he heard the name of one person being constantly repeated, that name was Chiu Tsai-kang, more intimately called, “Lao Chiu.” This patient attracted numberless people to his side, who encircled him and offered him all available resources. So many people cared for him and loved him! The writer knew that if he could interpret the drama which was performed in the Kwangtze Hospital through the character of this one man, it would surely move the heart of every audience.

bajinold

Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)

 

 

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

Through These Pale Cold Days

  

Throu
gh these pale cold days

What dark faces burn

Out of three thousand years,

And their wild eyes yearn,

 

While underneath their brows

Like waifs their spirits grope

For the pools of Hebron again–

For Lebanon’s summer slope.

 

They leave these blond still days

In dust behind their tread

They see with living eyes

How long they have been dead. 

 

 

In the Trenches

  

I snatched two poppies

From the parapet’s ledge,

Two bright red poppies

That winked on the ledge.

Behind my ear

I stuck one through,

One blood red poppy

I gave to you.

 

The sandbags narrowed

And screwed out our jest,

And tore the poppy

You had on your breast …

Down – a shell – O! Christ,

I am choked … safe … dust blind, I

See trench floor poppies

Strewn. Smashed you lie. 

 

Isaac_Rosenberg_-_Selfportrait

Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret

 

 

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: The Maias

 

„The house in Lisbon to which the Maias moved in the autumn of 1875 was known in Rua de São Francisco de Paula, and in the surrounding area of Janelas Verdes, as the Casa do Ramalhete, the House of the Bouquet of Flowers, or, more simply, as Ramalhete. Despite that fresh green name worthy of some rural retreat, Ramalhete was a large stern house of sober walls, with a line of narrow wrought-iron balconies on the second floor, and, above that, a row of timid little windows sheltering under the eaves, a house which, as befitted a building dating from the reign of Queen Maria I, had the gloomy appearance of an ecclesiastical residence, and indeed, to complete its resemblance to a Jesuit college, it needed only a bell and a cross. The name, Ramalhete, doubtless came from the square panel of decorative tiles placed in the spot intended for a coat of arms that had never materialised, and which depicted a large bunch of sunflowers tied with a ribbon on which one could still just make out the letters and numbers of a date.

For long years, Ramalhete had remained empty; cobwebs appeared on the grilles on the ground-floor windows, and the house slowly took on the grim look of a ruin. In 1858, the Papal Nuncio, Monsignor Buccarini, had visited it with a view to establishing his residence there, seduced by the building’s clerical gravity and by the sleepy peace of the neighbourhood: he liked the interior of the house too, with its palatial rooms and coffered ceilings, the walls covered in frescos on which the roses on the garlands and on the cheeks of the little cupids were already fading. However, the Monsignor, accustomed to life as a rich Roman prelate, also wanted a house with a fine garden full of groves of trees and fountains, and Ramalhete, beyond its tiled terrace, boasted only a poor uncultivated plot, abandoned to the weeds, with a cypress, a cedar, a dried-up waterfall, a choked pond, and, in one corner, a marble statue (which the Monsignor immediately identified as Aphrodite) growing ever blacker beneath the encroaching dankness of untamed vegetation. Apart from that, the rent proposed by old Vilaça, the Maia family’s administrator, seemed to the Monsignor so extortionate that he asked, with a smile, if Vilaça thought the Church was still living in the age of Pope Leo X. Vilaça retorted that the Portuguese nobility were likewise no longer living in the age of King João V. And so Ramalhete remained empty.“

 

B_EcaQueiros

José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 – 16 augustus 1900)

 

De Spaanse dichter en schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

 

The Good Shepherd

 

Shephed! who with thine amorous, sylvan song

Hast broken the slumber that encompassed me,

Who mad’st Thy crook from the accursed tree

On which Thy powerful arms were stretched so long!

Lead me to mercy’s ever-flowing fountains;

For Thou my shepherd, guard, and guide shalt be;

I will obey Thy voice, and wait to see

Thy feet all beautiful upon the mountains.

 

Hear, Shepherd Thou who for Thy flock art dying,

Oh, wash away these scarlet sins, for Thou

Rejoicest at the contrite sinner’s vow.

Oh, wait! to Thee my weary soul is crying,

Wait for me: Yet why ask it, when I see,

W
ith feet nailed to the cross, Thou’rt waiting still for me!

 

 

Vertaald door Henry Longfellow 

 

De_Vega

Lope de Vega (25 november 1562 – 27 augustus 1635)

Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Ba Jin, Isaac Rosenberg, Lope de Vega, José Maria Eça de Queiroz

De Nederlandse schrijfster Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg. Zie ook mijn blog van 25 november 2006.

Uit: Lucifer

“Sommige mensen kunnen in een oogopslag een hele omgeving in zich opnemen, maar dat kan ik niet. Eerst moet ik de verlegenheid en lichte weerzin tegen onverwachte ontmoetingen overwinnen om gehoor te geven aan de roep van de wereld en eropaf te koersen.

Worstelend met die tegenstrijdigheid kon ik alleen de straat oversteken door mijn ogen strak gericht te houden op de man die zijn hand de lucht in stak en me daarmee persoonlijk lonkte en leidde.
Zo liep ik op die dag in juli naar het kleine gezelschap toe. Ik wist niet dat ik op dat moment op mijn verhaal afstevende en dat daar, op een terras in Amsterdam, de speurtocht begon die me een jaar lang volledig in beslag zou nemen. Het zou een tocht zijn langs de afgronden van een turbulent huwelijk en een evenzo turbulente tijd, een zoektocht naar de betekenis van een eenzame zin in een dodenadvertentie en van een kunst die zelfs atheïsten in het bestaan van God doet geloven: de muziek.
Afstevenen op een verhaal is een misleidende uitdrukking, alsof een verhaal kant-en-klaar op straat ligt en opgeraapt kan worden.
Zo is het niet. Verhalen worden gemaakt en juist daarom zijn ze interessant. Alles wat gemaakt wordt onthult de maker.

 

—–

 

Vijfentwintig jaar geleden las ik een zin in de krant. Dit verhaal gaat over die zin, of liever over de zoektocht naar de betekenis ervan. Was ze omringd geweest door andere zinnen, in een column, in een recensie van een toneelstuk of desnoods in een beschouwend stuk over de een of andere ster, dan had ze me niet vijfentwintig jaar achtervolgd. Ongetwijfeld was ze dan bij de eerste lezing van haar raadselachtigheid beroofd door een gezelschap van zinnen dat haar betekenis inperkte en een duiding gaf die andere duidingen uitsloot. Dat was niet het geval. Het was een eenzame zin. Toch was het de omgeving die haar het mysterie verleende waardoor ze me nooit losliet. Ze was omkaderd door een zwarte rand. Ze stond in de kop van een rouwadvertentie.”

 

Palmen

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

 

Zie voor onderstaande schrijvers ook mijn blog van 25 november 2006.

De Nederlandse schrijver Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 in Maassluis.

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu.

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890.

De Spaanse schrijver Lopede Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid.

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim.

Connie Palmen, Maarten ’t Hart, Ba Jin, Isaac Rosenberg, Lope de Vega, Eça de Queiroz

Connie Palmen werd op 25 november 1955 geboren in Sint Odiliënberg, een dorpje vlakbij Roermond in Nederland. Samen met haar drie broers kreeg zij een katholieke opvoeding. Ze was als kind onder de indruk van de kerk en het geloof en wilde graag priester worden. Toen haar duidelijk werd dat dit voor een meisje onmogelijk is, stelde ze haar ambitie bij tot non. Na de lagere school bezocht Connie Palmen de plaatselijke MAVO, waar haar schoolprestaties aanvankelijk tegenvallen. Zij trok zich echter op aan haar leraar Nederlands, die zich voor haar interesseerde en ontdekte dat ze slecht presteerde uit verveling: haar IQ bleek duizelingwekkend hoog. Na de MAVO ging ze naar de Pedagogische Academie in Roermond, waar ze tegelijkertijd haar HAVO diploma kon halen. In 1978 verliet ze Limburg om in Amsterdam Nederlands te gaan studeren. Ze nam filosofie als bijvak, maar werd daar zo door gegrepen dat ze besloot in beide studierichtingen af te studeren. In 1986 rondde zij haar studie Nederlands cum laude af met een scriptie over het boek In Nederland van Cees Nooteboom, getiteld Het ritueel van de tekst. Twee jaar later, in 1988, studeerde ze af in de filosofie met een scriptie getiteld Het weerzinwekkende lot van de oude filosoof Socrates over de relatie tussen de taal en de werkelijkheid. Deze scriptie werd in 1992, nadat zij al als romanschrijver was gedebuteerd, in aangepaste vorm gepubliceerd. In 1991 verscheen haar eerste roman De Wetten. Twee weken voor de publicatie van haar tweede roman De Vriendschap in februari 1995 overleed haar partner Ischa Meijer plotseling op tweeënvijftigjarige leeftijd. Vanwege zijn dood werd de promotiecampagne voor het boek afgeblazen, maar de verkoopcijfers waren er niet minder om. Ook deze roman werd een bestseller en ontving in het najaar van 1995 zelfs de prestigieuze AKO Literatuurprijs. De daaropvolgende twee romans, I.M. (1998) en Geheel de uwe (2002), gaan beide over het leven en de dood van haar grote liefde. I.M. gaat op sterk autobiografische wijze in op de gebeurtenissen en Geheel de uwe op een meer abstracte, geobjectiveerde manier.

Uit: De Wetten

“Het is een zondagmiddag in maart 1983 wanneer ik aanbel bij Clemens Brandt. De map met papieren druk ik hard tegen mijn flanken. Het is te laat om nog een variant te bedenken op de afgezaagde begroetingszin die ik voor mijzelf blijf repeteren. Ik kan moeilijk tegen hem zeggen dat de wereld op een elegante manier voor mij klopt, omdat het vandaag een zondag is en hij een priester en zij bij elkaar horen, dat ik, nu ik hier eenmaal beland ben, geen andere dag had kunnen bedenken om hem te ontmoeten.

Nadat ik de belknop ingedrukt heb, veeg ik mijn rechterhand af aan mijn rok en probeer haar zo lang mogelijk droog te houden.

Brandt is beroemd. Dat hij ook nog ooit tot priester gewijd is, ontdekte ik pas toen ik eenmaal een afspraak met hem gemaakt had en het enige boek dat ik nog niet van hem gelezen had, haastig bij de bibliotheek leende. Het was zijn eerste boek, de publikatie van zijn proefschrift. In zijn latere boeken werd in de biografie nooit gewag gemaakt van een priesterschap.

Schrijver en priester kon ik niet combineren. Een priester was ik in geen jaren tegengekomen, het beeld wat ik ervan had was eenzaam ingekleurd door de pastoor uit mijn geboortedorp”.

 

CONNIE_PALMEN

Connie Palmen (Sint Odiliënberg, 25 november 1955)

 

Maarten ’t Hart werd geboren op 25 november 1944 als oudste zoon van een gereformeerde tuinder. Hij bezocht het Groen van Prinstererlyceum in Vlaardingen, en studeerde biologie aan de Rijksuniversiteit Leiden, waar hij in 1978 promoveerde op het proefschrift A study of a short term behaviour cycle. Hij werkte daarna als etholoog. Overige wetenschappelijke publicaties: Ratten (1973), De stekelbaars (studie, 1978).

Als schrijver debuteert hij in 1971 onder het doorzichtige pseudoniem Martin Hart met Stenen voor een ransuil. Zijn doorbraak komt in 1978 met de roman Een vlucht regenwulpen. Veel werken verhalen over zijn jeugd in christelijk Maassluis – in het bijzonder de gereformeerde zuil -, zijn ervaringen als bioloog en zijn voorliefde voor klassieke muziek, literatuur en zijn onafhankelijke geest. ’t Hart bedient zich vaker van polemiek, onder meer tegen de feministische beweging (bijvoorbeeld in De vrouw bestaat niet) en literatuurrecensenten (zoals in De som van misverstanden). Hij kan hierin buitengewoon fel betogen.In 1991 baarde ’t Hart veel opzien door op het Boekenbal uit de kast te komen als travestiet.

 

 Uit: S. Vestdijk 1898-1971

 

“Naast het identificatie-motief speelt bij Vestdijk ook altijd de, zoals hij het noemt ‘liefdeshouding’ een grote rol. Die liefdeshouding omschreef hij in een essay over Rilke als ‘het op oneindige afstand plaatsen van het geliefde object en een daarmee gepaard gaande objectivatie van de liefde zelf tot een gericht verlangen, dat in beginsel niet meer te bevredigen, zelfs niet te beantwoorden is.’

Als belangrijk neven-motief laat zich nog noemen dat van het verraad en de daarmee gepaard gaande wraak. Als Vestdijk ten aanzien van Wuthering Heights (1847) van Emily Brontë erover spreekt dat het boek laat zien ‘hoe de wraak zichzelf opheft en de wreker verteert, – maar daarnaast laat het ook de onmogeli
jkheid van de liefde zien, de zelfopheffing daarvan’ dan typeert hij daarmee vooral zijn eigen werk, waarin vaak Op afbetaling (1952) wraak wordt genomen.

Dit alles geldt voor alle typen romans die Vestdijk geschreven heeft. Of het nu gaat om zijn historische romans, zijn autobiografische romans of zijn contemporaine romans, deze aspecten zal men er steeds in terugvinden. Daarnaast vindt men in de historische romans steevast een evocatie van een bepaald tijdperk in het verleden, bijvoorbeeld het oude Griekenland in de Griekse romans, de sfeer tijdens het Twaalfjarig Bestand in Nederland tijdens de Tachtigjarige Oorlog (De vuuraanbidders, 1947), de magische sfeer in Ierland in de Ierse romans (Iersche nachten, 1946 en De vijf roeiers, 1951). Wellicht heeft Vestdijk in elk tijdvak van de geschiedenis na ± 500 v. Chr. een roman willen situeren. Zover is het niet gekomen, maar opvallend is wel dat elke historische roman een ander stukje geschiedenis behandelt.”

hart2

Maarten ’t Hart (Maassluis, 25 november 1944)

 

De Chinese schrijver Ba Jin werd op 25 november 1904 geboren in Chengdu in een rijke familie als Li Fugan. Hij studeerde in de jaren twintig van de vorige eeuw in Frankrijk. Na de communistische revolutie van 1949 werd hij populair bij de machthebbers omdat hij het oude China zo fel bekritiseerde. Tijdens de Culturele Revolutie viel hij in ongenade omdat hij contrarevolutionair zou zijn. In 1977 werd hij in ere hersteld. In 1981 werd hij voorzitter van de Chinese schrijversvereniging. In 2003 kreeg hij de titel ‘Volksschrijver’ In zijn boeken en verhalen bekritiseerde Ba Jin de traditionele Chinese maatschappij, waar ouders voor kinderen beslisten en waar geen plaats was voor individualisme of vrije keuze.Tot zijn belangrijkste werken worden ‘Familie’, ‘Lente’ en ‘Herfst’ gerekend, semi-autobiografische romans die in de jaren dertig van de vorige eeuw verschenen. De romans waren niet alleen toen erg populair in China. Zij worden beschouwd als klassiekers en zij worden nog steeds gelezen, niet alleen in China, maar ook door in het buitenland levende Chinezen. Andere belangrijke werken van Ba zijn ‘De trilogie van de liefde’, ‘Een droom van de zee’ en ‘Herfst in de lente’.

 

Uit: When the Snow Melted (vertaling: Tang Sheng)

 

“A spring breeze ruffled my hair; at the foot of the hills a thaw had set in.

It is usually cold when the snow melts, but today the long-hidden sun finally made an appearance. I put on a coat and started down the hill, bathed in sunlight. Few people used that quiet path, though we were not far from the city and the hill was not high. People here kept to themselves; aside from a trip down for their shopping in the mornings, they had little contact with the outside world. I found life up there pleasantly quiet.

Because of my weak nerves, I could not stand the noise and the bustle of city life and had moved up to the hills two months beforehand. Life was regular: I ate and slept at scheduled times and did nothing all day long. I took solitary walks along mountain paths; I also went down sometimes to visit friends. The utterly tranquil and undisturbed life in the hills gradually restored me to health.

My spirits rose too. I felt a joy in my heart, which seemed filled with love, love for the sun, the snow, the wind and the hills, love for everything around me. It was in this mood that I walked down the snow-covered path dotted with black footprints. Further down the footprints mingled and made dirty little puddles. I picked my way over the thickest snow because I loved the crunching of snow underfoot. With the sunlight pouring down and a breeze in my face I felt that balmy spring was coming to meet me.”

 

BaJin2

Ba Jin (25 november 1904 – 17 oktober 2005)

 

De Engelse dichter Isaac Rosenberg werd geboren in Bristol op 25 november 1890 uit Russisch-joodse ouders en hij bracht zijn jeugd door in een arme wijk van Londen, Whitechapel. Zijn belezen vader, een aanhanger van Tolstoys pacifistische ideeën, was marskramer en marktkoopman. Toen Rosenberg 14 was, werd hij in de leer gedaan als graveur. Hij experimenteerde met schilder- en dichtkunst. In 1911 kon hij met steun van andere joodse families naar de beroemde Slade School of Art gaan. In 1914, als de oorlog uitbreekt, is Rosenberg in Zuid-Afrika, waar zijn ouders eerst naar toe emigreerden en waar zijn zuster nog woont, vanwege de invloed van het milde klimaat op zijn zwakke gezondheid. Tegen de zin van zijn ouders, neemt hij dienst in 1915 in het Engelse leger. Als een van de redenen van deze voor hem ongewone stap, want hij verafschuwt oorlog, maar hij heeft toch ook het idee dat deze ervaring belangrijk is, geeft hij dat zijn moeder het geld dat hij krijgt (‘separation allowance’) goed kan gebruiken. Omdat hij te klein is voor het gewone leger, wordt hij ingedeeld bij de ‘Bantams’. Op 1 april 1918 sneuvelt hij. 

 

 

On Receiving News of the War

Snow is a strange white word.
No ice or frost
Has asked of bud or bird
For Winter’s cost.

Yet ice and frost and snow
From earth to sky
This Summer land doth know.
No man knows why.

In all men’s hearts it is.
Some spirit old
Hath turned with malign kiss
Our lives to mould.

Red fangs have torn His face.
God’s blood is shed.
He mourns from His lone place
His children dead.

O! ancient crimson curse!
Corrode, consume.
Give back this universe
Its pristine bloom.

 

ROSENBERG

Isaac Rosenberg (25 november 1890 – 1 april 1918)
Zelfportret

 

De Spaanse schrijver Lope de Vega werd geboren op 25 november 1562 in Madrid. In 1588 moest hij vluchten wegens een tweegevecht, nam dienst, was aan boord van het schip De Onoverwinnelijke Vloot, werd rijk door zijn toneelwerken, doch ging 1619 uit verdriet over de dood van zijn zoon in een klooster. Hij schreef over de 1800 toneelspelen, waarvan 25 delen bewaard zijn. Hij oefende door zijn stukken een zeer grote invloed in geheel West-Europa. In Nederland het eerst op Rodenburg, die 4 stukken bewerkte en die in zijn eigen werk de Spaanse meester navolgde. Lope de Vega wisselde in zijn stukken het tragische met het komische af; hij is de man van de komische intermezzo’s. Verdere navolging bij Isaac Vos, Asselijn e.a. Hij schreef een werk over de nieuwe toneelkunst, waaruit Rodenburg putte bij het opmaken van zijn Borstweringh.

Waar al wat ik gedacht heb in mijn leven

Waar al wat ik gedacht heb in mijn leven,

Al wat ik heb gewild en nagestreefd,

Slechts luchtkastelen opgeleverd heeft,

Door ijdele verwachting ingegeven,

 

En waar van alles wat ik heb beleefd

Alleen de tijd die weg is is gebleven,

Blijkt iedere gedachte om het even,

En waan wat mij voor ogen heeft gezweefd.

 

De dwaze ziel die zich door aardse pracht

En sterfelijke schoonheid liet verblinden

En daar voldoening in te vinden dacht,

 

Versmacht naar God, en wat zij verder in de

Ontreddering ook naar een rustpunt tracht,

Zij zal haar rust tot zij Hem heeft niet vinden.

 

Vertaling.: J.P.Rawie

 

lope-de-vega

Lope de Vega (25 november 1562 – 27 augustus 1635)

 

De Portugese schrijver José Maria Eça de Queiroz werd geboren op 25 november 1845 in Póvoa de Varzim. Hij is in eigen land nog steeds zeer geliefd en wordt veel gelezen. In tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten wordt Queiroz nog altijd bewonderd. Sommige lezers lezen en herlezen zijn werk voor het mooie taalgebruik, terwijl anderen hem bewonderen als uitstekend verhalenverteller, essayist of brievenschrijver. Eça de Queiroz schreef duidelijk gestructureerde verhalen met een begin en een eind. In zijn studententijd viel hij voor de revolutionaire ideeën, die in zijn tijd opgeld deden. Hij bekritiseerde met anderen de maatschappij en de literatuur van zijn tijd. Omstreeks 1872 trad hij toe tot de consulaire dienst van zijn land, waardoor hij Portugal niet vaak terug zag. Toch wist hij in zijn realistische werk het leven in zijn land uitstekend weer te geven.

De belangrijkste boeken van Eça de Queiroz zijn: “Os Maias“, “A Ilustre Casa de Ramires”, “Contos”, “Notas Contemporáneas” en “Correspondéncia de Fradique Mendes”.

 

Uit: Die Rose (vertaling: Ulrich Kunzmann)

 

 

„Wir sind im Monat Mai – und deshalb sollte man über Rosen reden. Als es in der Dichtkunst wie in einem wohlgeordneten Reich noch Klassen und Regeln gab, war es die ehrwürdige und leichtblütige Zunft der Frühlingspoeten, die in diesen frischen Jugendtagen des Jahres mit freudigem Herzen und beschwingten Versen pünktlich die Ankunft der Rosen feierte.“

 

Uit : Cartas de Inglaterra

 

“What a strange people! For them it is a matter of certainty that no one can be moral without reading the Bible; no one can be strong without playing cricket; no one can be a gentleman without being English. And this is what makes them hated. They never blend; they never become un-English … The Englishman falls on foreign ideas and customs as a block of granite falls on water. There he stays, with his Bible, his clubs, his sports, his prejudices, his etiquette, his self-centredness … Even in countries where he has lived for hundreds of years, he is still the foreigner.”

 

 

Queiroz

José Maria Eça de Queiroz (25 november 1845 – 16 augustus 1900